Na de zware jaren waarin hij woonde zoals zoveel migranten in Genua wonen – in duurbetaalde krakkemikkige appartementen met tientallen in een huis – lukte het Driss eindelijk een beetje inkomen te genereren als kok. Een deel van het geld stuurde hij naar huis, naar Tunesië. Naar zijn moeder en z'n tien broers en zussen.
Maar het laatste jaar blijven de betalingen uit. Een paar maanden eerder is hij ontslagen bij de strandtent die nu verlaten is. De eigenaar is verdwenen. Samen met een groot deel van Driss' toch al magere salaris. Het is niet de eerste keer dat hij kon fluiten naar z'n centen. Al eerder werd hij op straat gezet bij een restaurant. Geld om een goede advocaat te betalen heeft hij niet.
Het voelt alsof hij in de val zit. Hij vraagt Ilja of hij niet wat tips heeft om in Nederland aan een baan te komen.
Driss werkt nu een paar uur in de week in de keuken van vluchtelingenorganisatie Il Ce. Sto. Het is eerder een soort liefdadigheid dan dat dat het een serieuze baan is. Een euro of vijftig per week verdient hij ermee. Lang niet genoeg om zijn huur te betalen. Zijn huurcontract staat onder druk. “Ik ben nu een paar jaar in Europa, en nu ben ik weer arm.”
Terugkeren is geen optie. Driss overweegt z'n koffer te pakken en het verder noordwaarts te proberen in Europa.