Het wetenschappelijke debat over dit vraagstuk wordt gedomineerd door twee denkers. In dit artikel van de Financial Times staat prachtig overzicht van beide persoonlijkheden, maar hier volgt een bondige uiteenzetting.
De één, Amerikaans ecoloog Garret Hardin (1915-2003), was weinig optimistisch over menselijke samenwerking. Hij schreef in 1968 het artikel The Tragedy of the Commons, waarin hij beargumenteert dat iedere vorm van gemeenschappelijk bezit zal falen. Hardin redeneert dat een individu altijd zal proberen zijn eigen opbrengst te maximaliseren. Maar wanneer iedereen maximaal vist uit een gemeenschappelijke beheerde vijver, sterft de vispopulatie uit en zit iedereen zonder opbrengst. De mens, volgens Hardin, is niet in staat rekening te houden met profijt op lange termijn, waardoor collectieve verantwoordelijkheid uitmondt op een tragedie. Alleen privatisering zou de vijver kunnen redden.
In dit korte filmpje wordt The Tragedy of the Commons helder uitgelegd.
Wie de aarde een warm hart toedraagt, scheidt zijn plastic afval of draait de verwarming een graadje lager. Een betere wereld begint immers bij jezelf, maar langzaam zwelt de roep op collectieve maatregelen aan. Alleen als we de handen ineen slaan kunnen we globale problemen als klimaatverandering en overbevissing oplossen en ons lijfsbehoud realiseren. We moeten samenwerken. Maar kunnen we dat wel in een tijdperk waarin individualisme de klok slaat?
Tegenover dit dystopische mensbeeld staat de visie van Elinor Ostrom (1933-2012). Deze Amerikaanse politiek econoom ontving in 2009 de Nobelprijs voor de Economie naar aanleiding van haar veelvuldig onderzoek naar coöperaties, burgerinitiatieven en bottom-up beleid. Haar conclusie?
Mensen zijn wel degelijk in staat succesvol samen te werken.
Gedurende haar lange carrière als onderzoeker vond Ostrom talloze collectieven die op het niveau van gemeenschappen, dorpen of steden uitstekend in staat waren zich te organiseren. Complexe problemen werden door een bottom-up beleid opgelost door burgers die, anders dan marktpartijen, directe belangen hadden bij het beheer van drinkwater, elektriciteit of grond. De theorieën van Ostrom zijn niet zo eenduidig en kernachtig als Hardin’s Tragedy of the Commons, maar de Nobelprijs betekende een doorbraak voor haar gedachtegoed. Niet langer is onvermijdelijk falen de enige uitkomst van burgercollectieven of gemeenschappelijk bezit.
Dat betekent echter niet dat ieder initiatief succesvol verloopt. Elinor Ostrom zelf stelde 8 principes op waar een collectief aan moet voldoen om te slagen.
In navolging van Ostrom’s optimistische visie zijn er verschillende artikelen verschenen die het idee van menselijke zelfzuchtigheid ontkrachten. De populaire theorie dat de mens onder een dunne laag beschaving kolkt van instinctieve hebzucht en egoïsme, gretig gehoord onder bankiers en bureaucraten, wordt steeds vaker verworpen door geluiden die aantonen dat mensen deugen en dat mensen minder gewelddadig zijn dan vaak gedacht.
De ooit zo legendarische lijfspreuk ‘Greed is Good’ van Gordon Gekko lijkt steeds meer in te boeten voor alternatieven, die vanuit een optimistisch uitgangspunt op zoek gaan naar de oplossing.