Het klinkt misschien als het zoveelste merk cornflakes of muesli, maar CRISPR staat voor Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats: stukken repeterende codes in het DNA van een bacterie waarmee die een virusaanval herkent. Samen met het enzym Cas9 vormen ze een instrument om op een heel specifieke plek in viraal dna te knippen. Als de cel deze breuk repareert, kan het gebeuren dat hij een rondzwervend stukje DNA inbrengt. Van dit proces wordt gebruikgemaakt bij genetische manipulatie: het inbrengen van nieuwe genen in een organisme.
De techniek bestaat nog maar een paar jaar, maar nu al is duidelijk dat de uitvinding verstrekkende gevolgen zal hebben. Was knippen in genen tot voor kort een zeer complex, tijdrovend en duur procedé, de nieuwe techniek is eenvoudig, snel, kost een habbekrats en is ook nog eens zeer precies. Eindelijk is er een instrument waarmee we in de nabije toekomst ziektes als alzheimer, hiv, malaria en mogelijk zelfs kanker een halt toe kunnen roepen, zo klinkt het. Eindelijk hebben we iets waarmee we in het dna opgeslagen, erfelijke aandoeningen kunnen repareren.
Maar niet iedereen is zo enthousiast. Met CRISPR krijgt het schrikbeeld van designerbaby’s ineens een nieuwe lading. De betrekkelijke eenvoud en lage kostprijs van de techniek maken het bovendien mogelijk dat gentechnologie ook buiten gevestigde laboratoria en onderzoeksinstituten kan worden gepraktiseerd, met alle risico’s van dien: dat er op een dag een Ernst Blofeld opstaat die op zijn zolderkamer, buiten het zicht van overheden en controlerende instanties, een levensgevaarlijk virus in elkaar knutselt of dat goedbedoelende amateurs per ongeluk enge mutaties de wereld in helpen, bacteriën en schimmels die zich door geen medicijn laten remmen, gif produceren en zich ongebreideld voortplanten.