Het is tot nog toe bij geen sporter ooit aangetoond maar toch staat het al sinds 2003 op de dopinglijst: gendoping. Bij gendoping worden genen specifiek gemanipuleerd om het prestatievermogen te verhogen. Al in 1997 was gebleken dat knaagdieren genetisch gemanipuleerd konden worden om sterkere spieren te verkrijgen. De ervaring leert dat proeven die bij dieren succesvol blijken te zijn, uiteindelijk ook op mensen toegepast gaan worden. In de eerste plaats om ziektes te bestrijden, maar altijd nauwlettend gevolgd door de sportwereld. Want als je door genetische manipulatie iemand die ziek is weer beter kunt maken, moet je iemand die al beter is met genetische manipulatie ook nóg beter kunnen maken.
In 2001 waarschuwde gentherapie-pionier en arts en oud Olympisch schaatskampioen Johann-Olav Koss in een onderzoeksrapport voor de gevaren van gendoping. Praktijkgevallen waren nog niet bekend, maar binnen de kortste keren kwam gendoping dus op de dopinglijst van het WADA (Wereld Anti Doping Agentschap), zonder dat de vraag hoe e.e.a. aan te tonen of te bewijzen beantwoord was.
De eerste keer dat een gen-therapeutisch experiment direct de belangstelling trok van de sportwereld was in 2004. Uit een onderzoek was gebleken dat gen-manipulatie van een bepaald eiwit bij muizen er voor zorgde dat het uithoudingsvermogen bijkans verdubbeld werd. Deze “marathonmuizen”, zoals ze al snel werden genoemd, zorgden bij de onderzoekers voor een stroom aan informatieverzoeken uit de sportwereld. Bij de WADA sloeg de angst toe en werd direct een programma gestart om gendoping.