Onlangs ging Geert Wilders op visite bij Viktor Orbán. De pvv-leider kreeg een voorname ontvangst en was na afloop vol lof. De Hongaarse premier weigert immers migranten binnen zijn grenzen toe te laten. Alles voor het vaderland, dus geen moslims in zijn Hongarije. Inmiddels staat het land er vooral bij de West-Europese lidstaten van de eu gekleurd op. De vrije media staan er onder druk, net als de vrijheid van onderwijs, en aan de scheiding der machten wordt getornd. Met zijn harde, populistische koers dreigt de zittende premier de parlementsverkiezingen van 8 april met overmacht te gaan winnen. De eu heft het vingertje en dreigt met maatregelen, maar Orbán lijkt zich daar weinig van aan te trekken. Waaraan heeft hij zijn succes te danken?
Met de val van de Muur maakte ook Hongarije de overgang naar democratie en vrije markt. Een belangrijk aandeel daarin had de Amerikaans-Hongaarse multimiljardair, speculant en filantroop George Soros, die in 1947 voor de communisten naar het Westen was gevlucht. Met zijn Open Society Foundation heeft hij vele miljarden overgemaakt aan organisaties die zich wereldwijd inzetten voor mensenrechten en minderheden, en tegen corrupte overheden. In 1991 richtte Soros in Boedapest de Central European University op, om ‘open en democratische samenlevingen’ te bevorderen. ‘Geen Hongaar heeft meer voor dit land gedaan dan Soros,’ aldus Michael Ignatieff, rector van de ceu. Orbán probeert de universiteit juist te sluiten met omstreden nieuwe wetgeving. Honderden buitenlandse academici van naam spraken hun steun uit voor de ecu, en 70.000 Hongaren gingen de straat op uit protest tegen mogelijke sluiting. (De ironie wil dat Orbán in 1989, toen nog als liberale oppositieleider, met een Soros-beurs een semester aan de London School of Economics kon studeren.)