Orbáns opmars

Maarten van Bracht ,

Tot ongenoegen van de EU vaart de Hongaarse premier Viktor Orbán een populistisch-nationalistische koers. Hij ageert onder meer tegen de door George Soros gefinancierde Central European University. Zondag 8 april zijn er verkiezingen.

Onlangs ging Geert Wilders op visite bij Viktor Orbán. De pvv-leider kreeg een voorname ontvangst en was na afloop vol lof. De Hongaarse premier weigert immers migranten binnen zijn grenzen toe te laten. Alles voor het vaderland, dus geen moslims in zijn Hongarije. Inmiddels staat het land er vooral bij de West-Europese lidstaten van de eu gekleurd op. De vrije media staan er onder druk, net als de vrijheid van onderwijs, en aan de scheiding der machten wordt getornd. Met zijn harde, populistische koers dreigt de zittende premier de parlementsverkiezingen van 8 april met overmacht te gaan winnen. De eu heft het vingertje en dreigt met maatregelen, maar Orbán lijkt zich daar weinig van aan te trekken. Waaraan heeft hij zijn succes te danken?

Met de val van de Muur maakte ook Hongarije de overgang naar democratie en vrije markt. Een belangrijk aandeel daarin had de Amerikaans-Hongaarse multimiljardair, speculant en filantroop George Soros, die in 1947 voor de communisten naar het Westen was gevlucht. Met zijn Open Society Foundation heeft hij vele miljarden overgemaakt aan organisaties die zich wereldwijd inzetten voor mensenrechten en minderheden, en tegen corrupte overheden. In 1991 richtte Soros in Boedapest de Central European University op, om ‘open en democratische samenlevingen’ te bevorderen. ‘Geen Hongaar heeft meer voor dit land gedaan dan Soros,’ aldus Michael Ignatieff, rector van de ceu. Orbán probeert de universiteit juist te sluiten met omstreden nieuwe wetgeving. Honderden buitenlandse academici van naam spraken hun steun uit voor de ecu, en 70.000 Hongaren gingen de straat op uit protest tegen mogelijke sluiting. (De ironie wil dat Orbán in 1989, toen nog als liberale oppositieleider, met een Soros-beurs een semester aan de London School of Economics kon studeren.)

maffiastaat

Orbán speelt de nationalistische kaart en beweert dat buitenlandse krachten – denk vooral aan non-gouvernementele organisaties (ngo’s) – met hun promotie van open grenzen, burgerrechten en vluchtelingenopvang proberen om traditionele verbanden, zoals de familie, de kerk en het lieve vaderland om zeep te helpen. ‘Soft power,’ aldus Orbán, ‘is geen theorie, maar een sluw plan.’ Soros werd pas echt zijn aartsvijand toen deze in 2016 opriep om in Europa jaarlijks een miljoen vluchtelingen op te nemen. Met zijn regeringspartij Fidesz begon Orbán een campagne tegen Soros, waarbij antisemitisme niet werd geschuwd. Hij werd voor ‘kosmopoliet’ uitgemaakt en op affiches grijnzend afgebeeld, met de tekst ‘Laat Soros niet het laatst lachen’.

Volgens Orbán is Soros ‘een speculant die een uitgebreid maffianetwerk beheert’ en samen met de eu Europa wil omvormen tot ‘een continent met een gemengde bevolking’. Op zijn beurt noemde Soros Orbán ‘de leider van een maffiastaat’ en hekelde de antisemitische beeldspraak. Hij vindt dat de eu strenger moet gaan toezien op de rechtsstaat in Hongarije, waar Fidesz het in alle geledingen voor het zeggen heeft.

propaganda

Orbán heeft zich openlijk bekend tot wat wel ‘illiberale democratie’ wordt genoemd. Eerder al greep hij in bij de Centrale Bank, pakte het Hooggerechtshof aan en breidelde de pers. Hij bewerkstelligde de verkoop van de belangrijkste oppostiekrant aan een met hem bevriende rechtse miljonair, die het dagblad vervolgens ophief. De regering liet een vragenlijst over het zogenaamde ‘plan-Soros’ naar alle kiesgerechtigde Hongaren sturen, terwijl tv-spotjes suggereerden dat Soros het land wil overspoelen met vluchtelingen. Orbán is tegen het Europese vluchtelingenbeleid en liet aan de Hongaarse grens hekken en detentiecentra bouwen. Vluchtelingen kunnen volgens hem alleen naar plaatsen ‘waar ze gewenst zijn’. De Hongaren werden door de Fidesz-regering ook al geraadpleegd inzake ‘Brussel’ en ngo’s, maar ook die ‘nationale consultaties’ gingen gepaard met campagnes vol misleidende propaganda en vijandbeelden. De politicus Orbán kan niet zonder: eerst het imf, toen Brusselse bureaucraten, internationale banken, vluchtelingen en nu Soros.

Anderzijds zei Orbán bij herhaling dat Hongarije bij Europa hoort, en een grote meerderheid in Hongarije steunt het eu-lidmaatschap. Als ‘Brussel’ vermanend over ‘Europese waarden’ begint, is het oppassen, want welke dat precies zijn en voor wie ze gelden is niet altijd duidelijk. De afwikkeling van de vluchtelingencrisis, of recent de dubbele flitspromotie van Selmayr tot secretaris-generaal pleiten wat dat betreft voor enige bescheidenheid. Dat Orbán de agenda van de eu, hoe dan ook, in eigen land tenminste volop aan de orde stelt, steekt wellicht zelfs gunstig af bij Nederland, waar het debat over de eu wordt gemeden en de onwenselijk geachte uitslag van een referendum geen ander gevolg krijgt dan afschaffing ervan.

slachtoffer

Don Kalb, hoogleraar aan de ceu, plaatste vorig jaar mei in NRC kanttekeningen. Hij wees erop dat Hongarije pas in 2004, bij de eu werd gehaald en veel minder geld kreeg dan Spanje, Portugal en Griekenland. In het meest oostelijke deel van Hongarije was de verouderde industrie toen al geheel ingestort en de werkloosheid torenhoog. De buitengebieden van Oost-Europa zijn zo verarmd dat hun integratie in de eu volgens Kalb is mislukt. Orbán heeft in het oosten van Hongarije de ‘verliezers’ van 1989 weten te mobiliseren voor zijn nationalistische politiek. Wat konden zij immers nog van de eu verwachten? Door Hongarije voor te stellen als een bedreigde natie werd het nationalistische sentiment bevorderd. Het buitenlands kapitaal, de eu, en de Roma in eigen land werden de boosdoeners. Bovendien spreken Hongaren een taal die ze met niemand delen.

‘Ze voelen zich dan ook snel slachtoffer,’ aldus Kalb.

Orbán speelt de nationalistische kaart en beweert dat buitenlandse krachten proberen om traditionele verbanden om zeep te helpen.

meer lezen?