Met hun omstreden ratings doen ze de eurozone wankelen en regeringsleiders schuimbekken. Maar de gevreesde kredietbeoordelaars worden voor een stel financiële 'terroristen' ook opvallend gekoesterd.
In de eerste week van februari verscheen in <i>De Groene Amsterdammer</i> een artikel dat goed aansluit op onze uitzending over kredietbeoordelaars van diezelfde week.
DE PISPAAL VAN Europa. Die status bereikte Standard & Poor's (S&P) op vrijdag 13 januari, nadat het de kredietwaardigheid van zeven eurolanden, waaronder Frankrijk, had verlaagd. Sprak een Portugese oud-minister eerder al eens van financieel 'terrorisme', deze keer heette volgens een enkele politicus niets minder dan een 'oorlog tegen de Europese volkeren' gaande te zijn. Over de hele linie waren de reacties afwijzend. De belangrijkste Europese leiders noemden de kredietbeoordelaars onbetrouwbaar of zeiden zich er niets van aan te trekken. De Europese Commissie kondigde opnieuw maatregelen aan om de bureaus te temmen.
Die gang van zaken is tekenend voor de omgang van de politiek met de kredietbeoordelaars. Als geen ander worden ze door de mangel gehaald. Maar alle kritiek ten spijt lijkt hun invloed alleen maar te groeien. Dat is vreemd. Het werpt de vraag op wie die beruchte rating agencies nu eigenlijk zijn en wat hun gevreesde advies waard is. En bovenal: waarom zijn ze een kleine vier jaar na het uitbreken van de kredietcrisis nog altijd zo machtig?
HET VERHAAL van de kredietbeoordelaars begint in de tweede helft van de negentiende eeuw met ene Henry Varnum Poor (1812-1905). Deze journalist en entrepreneur reist langs de gloednieuwe spoorwegen die het Amerikaanse continent beginnen te doorkruisen. Zijn tochten voeren hem tot in de wildste, nog onontgonnen uithoeken van de Verenigde Staten. In 1868 publiceert Poor samen met zijn zoon zijn bevindingen. Het boekwerk bestaat voor een belangrijk deel uit gortdroge cijfers. Dat verhindert niet dat binnen enkele maanden tijd alle 2500 exemplaren van deze Manual of the Railroads of the United States verkocht zijn, voor vijf dollar per stuk.
Blijkbaar is er een markt voor zulke financiële informatie. Het stelt investeerders in staat om geld te steken in ver weg gelegen projecten die zij niet uit de eerste hand kennen. Omgekeerd heerst er in het uitdijende Amerikaanse bedrijfsleven een enorme honger naar kapitaal. Het initiatief van Poor krijgt dan ook navolging. Begin twintigste eeuw publiceert John Moody (1868-1958) behalve ruwe data ook analyses van de financiële gezondheid van spoorwegondernemingen, inclusief een rating. In 1913 volgen ook oordelen over andere bedrijven; een jaar later strekt Moody's haar activiteiten uit naar obligaties die uitgegeven worden door lokale overheden.
Anno 2012 zijn Standard & Poor's en Moody's met afstand de twee grootste kredietbeoordelaars. Op gepaste afstand volgt de nummer drie, Fitch. De omzet van hun bedrijfstak is, parallel aan de groei van het aantal complexe financiële producten, geëxplodeerd. Ook het verdienmodel is in de loop der jaren gewijzigd. Vroeger betaalden de investeerders voor betrouwbare informatie. Tegenwoordig is het omgekeerd. Juist de partijen die beoordeeld willen worden, moeten daarvoor in de buidel tasten. Dat doen ze doorgaans gretig. In het geglobaliseerde kapitalisme is een rating immers niets minder dan een 'kredietpaspoort', zoals Moody's het noemt. Zonder zo'n document heb je als bedrijf of overheid nauwelijks toegang tot binnen- of buitenlands kapitaal. En zonder kapitaal gaat er niets.
Hoeveel er ook veranderd is in de anderhalve eeuw sinds Poors spoorwegreizen, het proces dat voorafgaat aan een kredietoordeel is in grote lijnen hetzelfde gebleven. Neem de rating van een staat. Sommige landen betalen daarvoor. Andere, zoals Nederland, worden ongevraagd (dus gratis) beoordeeld. Zo'n landenrating begint met de vorming van een team van doorgaans twee analisten. Zij nemen de relevante publicaties door van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank, maar ook organisaties als Transparancy International, legt Alexandra Dimitrijevic, verbonden aan het Parijse kantoor van S&P, uit. Haar collega's brengen ook een bezoek aan het betreffende land. Wat ze daar doen? Vooral heel veel praten, benadrukt Dimitrijevic: 'Ze voeren een paar dagen lang gesprekken met hoge ambtenaren, de centrale bank, een paar economen, banken, en soms ook vertegenwoordigers van vakbonden of ngo's.'
De medewerkers van S&P zijn gespitst op zaken als economische groei, schuldenlast en mogelijke politieke risico's. Dat laatste is lastig te kwantificeren, geeft Dimitrijevic toe. Maar ze bestrijdt dat de persoonlijke voorkeuren van de analisten hierbij een rol spelen. Met andere woorden: een partij als de SP in de regering leidt niet vanzelfsprekend tot een afwaardering van de Nederlandse kredietstatus.
Dimitrijevic: 'Het gaat er echt niet om of een bepaalde regering goed of slecht is. Of links of rechts.' Waar het om gaat, is of een land in de toekomst wil én kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Om daarachter te komen, wordt ook Nederland wel eens gevraagd om informatie, laat woordvoerder Ben Feiertag van het ministerie van Financiën weten. 'Om wille van de transparantie zijn we daarbij zo open mogelijk. Maar we delen uitsluitend publiek bekende informatie: de meest relevante cijfers over de economie en de overheidsfinanciën dus, zoals groeiramingen, staatsschuld en het jaarlijkse tekort op de begroting.' En ja, geeft hij desgevraagd toe, deze informatie wordt ook wel eens nader toegelicht in een persoonlijk gesprek met de kredietbeoordelaars. 'Maar dat doen we ook met andere partijen, zoals het IMF en de Europese Commissie.' Het resultaat van hun onderzoek bundelen de kredietanalisten in een rapport. Dit wordt gepresenteerd aan een comité van experts. Uit die besloten vergadering komt het besluit rollen waar het allemaal om draait: de rating. Het zijn doorgaans vijf of zeven senior analisten die hierover de knoop doorhakken, bij meerderheid van stemmen. Maar over het wat en hoe van hun beraadslagingen komt zelden iets naar buiten
De door Moody's gevolgde werkwijze is grotendeels hetzelfde. Een rating neemt volgens die beoordelaar normaliter zo'n zestig tot negentig dagen in beslag. Aan het einde volgt het inmiddels beruchte persbericht. En steeds vaker de woedende reacties van politici en burgers. Ten onrechte, meent Dimitrijevic van S&P: 'Onze ratings zijn niets meer en niets minder dan stukken gereedschap, bedoeld voor investeerders. De laatste tijd zien we dat ze in veel landen politiek worden ingezet. Maar wij dicteren geen enkele regering.' Lachend: 'We proberen zo saai mogelijk te zijn.'
DE KREDIETBEOORDELAARS als ietwat saaie maar oerdegelijke financiële experts: van dat imago is lang niet iedereen overtuigd. De bureaus mogen opener zijn geworden over hun criteria en modellen, het blijven commerciële ondernemingen. Dat betekent dat niet de waarheid voor hen de hoogste prioriteit heeft, maar de winst. Precies daarin lag volgens kenners ook de oorzaak van hun jammerlijke falen in de Amerikaanse hypotheekcrisis.
Jarenlang beoordeelden S&P, Moody's en Fitch de herverpakte rommelhypotheken voor het overgrote deel als 'triple-A': net zo betrouwbaar als Amerikaanse of Duitse staatsobligaties. Ze moesten wel: wie te kritisch was over deze financiële producten kon fluiten naar opdrachten van de grote spelers op Wall Street. 'De kredietbeoordelaars zwakten hun criteria af; ze beconcurreerden elkaar met de meest gunstige ratings, in de hoop opdrachten en een groter marktaandeel te scoren. Het resultaat was een race to the bottom', zo luidde de snoeiharde conclusie van een onderzoek in opdracht van de Amerikaanse Senaat.
Niettemin leek het lange tijd goed te gaan. Totdat de zeepbel uit elkaar spatte. De Amerikaanse huizenmarkt stortte ineen. Burgers konden hun hypotheek niet langer aflossen; de hierop gebaseerde financiële hocus-pocus werd plotseling waardeloos. Helemaal onverwacht kwam dat niet voor de kredietbeoordelaars, zo toont een reeks interne e-mails die de afgelopen jaren openbaar werd gemaakt. 'Laten we hopen dat we allemaal rijk en gepensioneerd zijn tegen de tijd dat dit kaartenhuis ineenstort :0)', schreef een medewerker van S&P in 2006. Een collega bij Moody's sprak een jaar later, toen het kaartenhuis daadwerkelijk zijn langste tijd gehad had, de vrees uit dat de kredietbeoordelaars al die tijd 'oogkleppen' droegen: 'Door deze fouten zien we er ofwel incompetent uit (...) ofwel als dat we onze ziel hebben verkocht aan de duivel, in ruil voor winst.'
Maar behalve de meedogenloze wetten van de markt zou er nog wel eens een tweede verklaring kunnen zijn voor de opeenstapeling van stommiteiten die de kredietoordelaars hebben begaan (zie kader). Hoezeer zij ook de indruk proberen te wekken boven de partijen te staan, hun ratings zijn en blijven het werk van mensen. Van doodnormale mensen bovendien, als we sommige bronnen mogen geloven. Zo laat de gelauwerde Amerikaanse onderzoeksjournalist Michael Lewis in zijn bestseller over de kredietcrisis, The Big Short, weinig heel van hun reputatie. Gevreesd in Europa bungelen de medewerkers van de kredietbeoordelaars in New York onder aan de financiële pikorde. 'Wie geen baan kan krijgen op Wall Street gaat bij Moody's aan de slag', citeert Lewis een anonieme hedgefondsmanager. Zelf beschrijft hij ze als volgt: 'De mannen van het kredietbeoordelingsbureau droegen kleding uit goedkope warenhuizen, met een bijpassende das en een net iets te strak gesteven overhemd. Het waren geen players en die kenden ze ook niet. (...) Ze leken timide, angstig en liepen liever geen risico.' In de woorden van een van zijn gesprekspartners: 'De kredietbeoordelaars leken allemaal op ambtenaren.'
Vaak hebben deze mensen economie gestudeerd. Sommigen werkten voorheen voor het IMF of de Europese Commissie, anderen voor een commerciële bank. Wat zij in elk geval gemeen hebben is hun, in vergelijking met de rest van de financiële wereld, bescheiden inkomen, zo schreef een anonieme medewerker van een van de bureaus in The Independent: 'De kredietbeoordelaars betalen geen bonussen, althans niet het soort dat [mensen] in staat stelt om de laatste Ferrari cabrio te kopen. Onze beloning is het idee van macht. De wetenschap dat mensen luisteren als wij praten. Of beter gezegd: dat als wij het vuile werk doen en onze meerderen praten, mensen luisteren.'
Dit ervaren gebrek aan professionele status kan in theorie de kredietbeoordelaars kwetsbaar maken. Stiekem willen hun analisten allemaal bij een bank werken, laat Michael Lewis doorschemeren. Het liefst natuurlijk bij Goldman Sachs. Daar kunnen ze eindelijk écht geld verdienen met hun kennis. Als voormalige medewerker van een kredietbeoordelaar kennen ze de daar gebruikte modellen immers op hun duimpje. Dat kan hun nieuwe werkgever helpen om zijn financiële producten snel en gunstig te laten raten. Dit raakt aan corruptie.
HUN COMMERCIËLE belangen, in combinatie met de kwetsbaarheid van het personeel, zijn meer dan voldoende aanleiding om vraagtekens te zetten bij de kwaliteit van de ratings van de kredietbeoordelaars. Op het eerste gezicht is dat precies wat Europa doet in de huidige crisis. 'Ratings zijn niet zomaar meningen', merkte de verantwoordelijke eurocommissaris Michel Barnier onlangs op. Om er fijntjes aan toe te voegen: 'De kredietbeoordelaars hebben ernstige fouten gemaakt in het verleden.'
Dat klopt, maar wat Barnier vergeet te vermelden, is de rol van de politiek in dit verhaal. De bureaus mogen vaak de plank misslaan, het zijn de bestuurders wereldwijd die deze ratings hun enorme autoriteit hebben verschaft. Dat doen zij door de kredietoordelen onderdeel te maken van financiële wetgeving. Dit begon al in de jaren dertig. Toen dwong de zojuist gecreëerde Amerikaanse financiële toezichthouder SEC, in reactie op de beurscrash, banken hun geld te steken in door de kredietbeoordelaars 'goedgekeurde' investeringen. Meer recent was het Basel II - zeg maar een set minimumeisen van de centrale bank voor de financiële wereld - dat banken in de armen van de kredietbeoordelaars dreef. Hoe meer banken investeren in triple-A-papieren, hoe minder eigen kapitaal ze hoeven aan te houden. Pensioenfondsen werken met soortgelijke principes. Inmiddels wordt de laatste hand gelegd aan een nieuw pakket financiële voorschriften, Basel III. Maar het is zeer de vraag of daarmee een einde komt aan de van overheidswege bevorderde macht van de kredietbeoordelaars.
Die halfslachtige aanpak komt ook terug in de voorstellen van de Europese Commissie om de ratingbureaus aan banden te leggen. Enerzijds wil Europa de 'quasi-institutionele' functie die ratings op dit moment vervullen indammen. In plaats van hun beleggingen blind af te stemmen op het oordeel van Moody's en S&P zouden banken en pensioenfondsen veel meer op hun eigen analyses moeten varen. Maar anderzijds dreigt eurocommissaris Barnier dit geïnstitutionaliseerde, respectabele imago van de kredietbeoordelaars verder op te krikken door nog strengere eisen te stellen aan de achterliggende methodiek. Bovendien wil hij instellingen dwingen om ingewikkelde, nieuwe financiële instrumenten door minstens twee bureaus te laten beoordelen. Lees: nog meer omzet voor Moody's en consorten.
Het lijkt een bizarre spagaat. Maar misschien schuilt er wel enige logica achter. Op dit moment vervullen de kredietbeoordelaars met verve de rol van Europese zondebok. Staatshoofden en eurocommissarissen kunnen hun de schuld geven van alle crisisellende. Tegelijkertijd blijven de ratings een ideale stok achter de deur om telkens nieuwe bezuinigingspakketten en hervormingen van de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel af te dwingen.
Een veelzeggend voorbeeld daarvan dook afgelopen maand, vrijwel direct na het veel bekritiseerde besluit van S&P, op in de Volkskrant. In een artikel over het voornemen van het kabinet om tien miljard euro extra te bezuinigen werden anonieme 'ingewijden' opgevoerd die erop wezen dat Nederland wel móet snijden in de uitgaven. Een van de voornaamste redenen: anders zou ons land de hoogste - 'triple-A' - kredietstatus wel eens kunnen verliezen. Toch handig, die kredietbeoordelaars.
Bron: De Groene Amsterdammer