Fukuyama's 'voortschrijdende inzichten'

Voor historici (zoals ondergetekende) is Francis Fukuyama in de eerste plaats een provocateur. Wie het einde van 'de geschiedenis' afkondigt, zoals hij in 1992 deed in 'The End of History and the Last Man', heeft het uiteraard niet helemaal begrepen. Dat de combinatie van vrije marktkapitalisme en 'liberale' democratie overal ter wereld zou postvatten en alle aardse problemen zou oplossen bleek toch vooral een staaltje vermetel wensdenken.

Fukuyama trachtte de stroom van kritiek over zijn these in de jaren erná nog te pareren met de opmerking dat 'the end' in het Engels ook 'de eindbestemming' betekent, maar het kwaad was natuurlijk al geschied. Het boek van Fukuyama werd synoniem met Amerika's overmoed (en overstretch): een monument voor de tweede helft van de 20e eeuw, waarin het Amerikaanse rijk tot volle wasdom kwam.

Fukyama bleek ook in andere kwesties niet te beroerd om zijn blijkbaar voortdurend voortschrijdende inzichten te delen. Genereus, maar je blijft je als lezer die mondiale ontwikkelingen volgt toch een beetje bekocht voelen. Niet alleen bleek de geschiedenis niet afgelopen, ook de beloftes van het Project for the New American Century had hij wat al te enthousiast en goedgelovig omarmd.

In 2006, ongeveer zeven vette en zeven magere jaren ná 'The End of History', publiceerde hij 'After the Neocons. Where the Right went Wrong'. Daarin was de geschiedenis terug maar werd het tijd voor een afscheid van radicaal rechts.

De conclusie van dat boek is vijf jaar later veelzeggend en profetisch leesvoer:

'One could argue that the Bush administration's mistakes in its first term [2001-2005, WdB] were prudential, not errors of principle. It understood well that the United States could not avoid exercising power and taking risks in the face of unusual challenges; it just had the bad luck to roll snake eyes rather than sevens or elevens. Whether these mistakes were simply bad luck and excusable in the light of the extraordinary circumstances following upon the September 11 attacks, or whether they reflected a fixed mind-set and unjustifiable self-confidence will be up to each individual to judge.
But the fact that these errors were made by the world's sole superpower exposes the fatal flaw lying at the heart of a world order based on American benevolent hegemony. The hegemon has to be not just well-intentioned but also prudent and smart in its exercise of power. It was not Condoleezza Rice but Bill Clinton's secretary of state Madeleine Albright who once asserted that Americans deserve to lead because they can "see further" than other people. If this were consistently true and widely acknowledged, the world would still only grudgingly concede primacy to American judgement and wishes. If American judgement turns out to be more shortsighted than that of others, then our unipolar world is in for a rough ride
'.

Uit: Francis Fukuyama, After the Neocons. Where the Right went Wrong (2006), pp. 193-194.