Een groeiende economie gebaseerd op export, met een sterke overheid die de enorme kloof tussen rijk en arm door projecten als de 'bolsa familia' beetje bij beetje probeert te dichten. En weinig geprivatiseerde staatsbedrijven.

Het Braziliaans model gaat net zoals het Rijnlandse en het Angelsaksische uit van de kracht van de vrije markt. De Braziliaanse economie is daarbij voornamelijk georiënteerd op export. Zo is Brazilië de op één na grootste producent van de biobrandstof ethanol en produceren en exporteren zij grote hoeveelheden staal en koffiebonen. Een belangrijk kenmerk van het Braziliaanse model is de sterke sociale ondertoon die het kent. In dat opzicht lijkt het misschien wat op het Rijnlands model. Een verschil met het Angelsaksische model hierin is dat Brazilië niet vanuit een ‘trickle down’–idee de allerarmsten bereikt (het idee dat de welvaart van boven naar beneden doorsijpelt en zo uiteindelijk iedereen ten goede komt), maar dit rechtstreeks wil doen.

Deze sociale ondertoon heeft er in Brazilië voor gezorgd dat - sinds Lula er aan de macht is - een groot deel van de armen inmiddels boven de armoedegrens leeft. Want hoewel Brazilië het land is met een van de grootste inkomensverschillen tussen arm en rijk, is dit verschil structureel kleiner aan het worden. Zowel de middenklasse als de economie groeien. Een van de belangrijkste maatregelen die heeft bijgedragen aan de armoedebestrijding is de zogenaamde ‘bolsa familia’; een uitkering voor de allerarmsten van het land. In ruil voor de door de overheid gestelde voorwaarden dat de kinderen de verplichte vaccinaties krijgen en deelnemen aan het onderwijs, ontvangen zo’n 46 miljoen Brazilianen deze uitkering. Zo kunnen veel gezinnen niet alleen beter rondkomen, maar wordt ook geïnvesteerd in het onderwijs en de gezondheid. Het aantal huishoudens dat in aanmerking komt voor de ‘bolsa familia’ is sinds de invoering ervan in 2003 sterk gedaald, wat laat zien dat het programma succes heeft. Ook het aantal banen dat onder Lula aan de Brazilianen is verschaft is enorm. In 2007 kende de werkgelegenheid een groei van zo’n 24%. Dit is onder andere door een verschuiving van werk in de informele sfeer naar formele banen, die gepaard gaan met arbeidsvoorwaarden als pensioensopbouw.

Uit een recent onderzoek blijkt overigens dat de onderwijsresultaten van kinderen uit het ‘bolsa familia’ programma voorlopig achterblijven tegenover de resultaten van kinderen die onderwijs volgen zonder dit programma. Zo zouden kinderen die niet in dit programma zitten veel minder vaak een onvoldoende studieresultaat halen dan kinderen die wel vanuit de ’bolsa familia’ onderwijs volgen.

Een ander verschil met het Rijnlandse en het Angelsaksische model is de rol van de overheid. Hoewel Brazilië het vrije markt principe hanteert, zijn veel van de grote bedrijven nog steeds in handen van de staat. Brazilië is nooit meegegaan in het beleid zoals dat werd uitgestippeld in de Washington Consensus om staatsbedrijven te privatiseren. Een goed voorbeeld hiervan is de Banco do Brasil, die tot voorkort de grootste bank van het land was, die nog steeds in handen van de staat is. Nu de economische crisis voor de deur staat en veel overheden banken nationaliseren, zou dit wel eens in het voordeel van Brazilië kunnen werken. Het feit dat de Braziliaanse overheid altijd veel heeft gereguleerd heeft er mede voor gezorgd dat de Braziliaanse banken, in vergelijking met banken als ING en Chase, relatief weinig blootgesteld zijn aan risicovolle leningen.

In een recent artikel in The Economist wordt echter gesuggereerd dat met het vergroten van de middenklasse ook het socialistische beleid van Lula enigszins haar koers zal wijzigen. De partij van Lula dient nu immers rekening te houden met een electoraat bestaande uit een veel grotere middenklasse dan voorheen. En deze middenklasse zou er wel eens andere belangen op na kunnen houden, zo suggereert The Economist.

Marcelo Neri

Marcelo Neri verdedigt het Braziliaanse model. Neri promoveerde in de economie aan de Amerikaanse Princeton University. Hij is docent aan de Economische Hogeschool van Rio de Janeiro en chef van het sociaal-economisch instituut van de Stichting Getulio Vargas. In die laatste functie heeft hij onlangs een opzienbarend rapport gepubliceerd dat concludeert dat voor het eerst in de geschiedenis de meerderheid van de Brazilianen behoort tot de middenklasse. Marcelo Neri is gespecialiseerd in de verhoudingen op de arbeidsmarkt, de lonen, sociaal beleid en de inkomensverdeling.