De nacht voor vertrek slapen we voor het eerst met z’n allen op het schip. Het is nog geen zeven uur ’s ochtends, als Justus de wc uitrent. Door het raampje van het toilet komen de eerste journalisten zich al melden. Het is het begin van een hectische en emotionele ochtend: journalisten, filmcrews, vrienden en familie zijn allemaal afgekomen op het afscheidsfeestje en wisselen elkaar af voor een rondleiding op het schip.
Ons schip, de Regina Maris, vaart uiteindelijk weg, na de laatste dramatische afscheidsspeeches. Wat de mensen die ons uitzwaaien vanaf de kade niet weten, is dat we die dag de woeste Noordzee niet eens zullen bereiken: na amper twee uur varen, eindigen we in het minder woeste Beverwijk, ruim anderhalve dag. We moeten het schip nog oceaan-klaar maken.
Het moment dat we door de sluis van IJmuiden eindelijk de zee opgaan, dáár hebben we wekenlang naartoe geleefd. Er wordt gejuicht en gelachen. We filmen het met onze telefoons. Maar wat de onervaren zeilers onder ons niet weten, is dat de Noordzee bekend staat om zijn onstuimigheid.
‘Ik heb een half beschuitje gegeten, die weer uitgekotst, en daarna de andere helft gegeten en die vervolgens ook weer uitgekotst’, vertelt Santo mij midden in de storm als ik even een frisse neus haal op het dek.
Het schip is veranderd in een helse kermisattractie; als de rondtollende Villa Volta van de Efteling zonder zitplekken en uitgang. De mensen die nog kunnen opstaan, hebben een emmertje in hun hand en worden in de gang tegen de muur gesmeten.