Het Rathenau Instituut sloeg vorig jaar alarm. Er is een groeiende afhankelijkheid van buitenlandse techleveranciers voor essentiële diensten in het onderwijs, zoals videobellen en dataopslag. Geschat wordt dat zeventig procent van het basisonderwijs in Nederland gebruik maakt van Google-software.
Onze publieke sectoren worden gedomineerd door een handvol grote techbedrijven. Onder de naam SURF bieden onderwijsinstellingen dapper weerstand.
‘Het is zorgelijk dat de tech-ideologie tot in de vezels van elke sector van onze samenleving is doorgedrongen'
Het onderwijs is steeds afhankelijker van Big Tech
‘Waar ik me vooral zorgen over maak is dat de tech-ideologie, commerciële waarden, tot in de vezels van elke sector van onze samenleving zijn doorgedrongen,’ zegt hoogleraar José van Dijck tijdens de VPRO Tegenlicht Meet Up over hoe we uit de greep van Big Tech kunnen ontsnappen. Van Dijck doet onderzoek naar publieke waarden in de digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht en won eerder de Spinozapremie, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de wetenschap.
Tijdens de Meet Up waarschuwt ze dat de afhankelijkheid van Big Tech het publieke karakter en de autonomie van scholen en universiteiten bedreigt. ‘In het onderwijs zijn we steeds meer afhankelijk van de systemen van grote techbedrijven. We worden een radertje in het systeem.’
Vroeger was het internet volgens Van Dijck een bos met talrijke kleine boompjes. Nu is er een bos ontstaan waar alles in de schaduw staat van één type boom: de Californische mammoetboom, oftewel Silicon Valley. Er is nog wel wat publieke ruimte, maar over het algemeen is het ‘een ecosysteem waarin de vitale levenssappen steeds meer beheerst worden door de grote bedrijven.’ Wij als consumenten voeden deze boom elke dag. Onze gebruikersdata is de zuurstof en het water van dit ecosysteem.
De onderwijssector slaat de handen ineen
Tot zover het dystopische verhaal. Van Dijck wil niet alleen stil staan bij wat stuk is, maar vooral ook aandacht geven aan wat we er in Nederland en Europa aan kunnen doen. Er moeten publieke alternatieven komen voor de diensten van bedrijven zoals Google. 'Ik ben een beetje klaar met klagen over wat niet kan. Je moet ook zelf gaan bouwen.'
En bouwen, dat gebeurt in Nederland. Onder de naam SURF werken meer dan honderd Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen samen in een coöperatie om de regie over het digitale onderwijs terug in handen te krijgen. Van Dijck is enthousiast. Alleen gezamenlijk kan de onderwijssector een vuist maken, zo vindt ze. ‘Nergens anders in de EU hebben ze zo’n coöperatie. Met een macht zoals SURF kan je daadwerkelijk alternatieven creëren.’
'We zien dat we in staat zijn om Big Tech op de knieën te krijgen'
Jet de Ranitz, de ceo van SURF en ook aanwezig bij de Meet Up, beaamt het belang van samenwerking. 'We hebben de krachten van het Nederlandse onderwijs gebundeld om te kunnen onderhandelen met Big Tech over de contracten die we sluiten. Ook ontwikkelen we zelf diensten.’
Het is lastig om de grote techbedrijven in één keer de rug toe te keren. Daarvoor hebben ze nog te veel macht. Maar door samen te werken is de onderwijssector beter in staat eisen te stellen. ‘We kunnen niet voorkomen dat onze leden deze diensten willen gebruiken, maar dan kunnen we er tenminste voor zorgen dat het gebeurt op onze eigen voorwaarden,’ zegt De Ranitz.
Samen met SIVON, de coöperatie voor het primair en voortgezet onderwijs, zat SURF het afgelopen jaar met Google om tafel om bepaalde privacyrisico’s te bespreken. Ze kwamen tot een overeenkomst die de privacy van leerlingen en studenten beter waarborgt. Er komt onder andere een onderwijsspecifieke Chrome-browser die toestaat dat onderwijsinstellingen controle houden over de gebruikersgegevens. ‘We zien dat we in staat zijn om Big Tech op de knieën te krijgen,’ aldus De Ranitz.