De Nederlandse bodem klinkt in, de zeespiegel stijgt, de biodiversiteit holt achteruit en we moeten drastisch onze broeikasuitstoot verminderen. De tijd dringt voor radicale verandering. Maar er is een plantje dat ons kan redden: veenmos.
De toekomst van Nederland ligt in het veen
De Nederlandse bodem klinkt in, de zeespiegel stijgt, de biodiversiteit holt achteruit en we moeten drastisch onze broeikasuitstoot verminderen. De tijd dringt voor radicale verandering. Maar er is een plantje dat ons kan redden: veenmos.
Lotte Schuengel - 25 juni 2021
Duizend jaar geleden bestond bijna de helft van Nederland uit onbegaanbaar veenmoeras. In het Westen en Noorden dreef het land langzaam uiteen in fragmenten van mospakketten: een landschap dat water noch land was, maar iets ertussenin. De Romeinen meden het liever tijdens hun excursies naar de Lage Landen, omdat ze met hun zware uitrusting door de drassige grond heen zakten. Zo bleven deze gebieden lang ongerept, tot aan de Middeleeuwen. Toen begon de ontginning, uitgraving en drooglegging van het veen om ruimte vrij te maken voor landbouw en veehouderij.
Het Nederlandse veen als koolstofopslag
Je herinnert je veen misschien uit de aardrijkskundeles als een van de grondsoorten die we in Nederland hebben. Het ontstaat doordat plantenmateriaal, zoals veenmos, afsterft in drassige omstandigheden. Meestal, onder droge omstandigheden, breekt een dode plant af doordat hij in aanraking komt met zuurstof en CO2 vrijlaat. Maar in een veenmoeras houdt het water de zuurstof tegen en hoopt het dode materiaal zich op tot een fossiele laag. Daarbovenop kan weer een nieuwe moslaag groeien. Op die manier konden de veenpakketten in Nederland soms tot twaalf meter dik worden. Zolang het veen nat blijft, houdt het meer CO2 vast dan het uitstoot.
Zo’n natuurlijke CO2-opslagplaats noemen we een koolstofreservoir, of carbon sink. Maar bij de term carbon sink denken veel mensen eerder aan plekken als het Amazonewoud. Onterecht, volgens veenonderzoeker Bas van de Riet. Met onderzoeksbureau B-Ware en de Radboud Universiteit heeft hij een paar jaar terug een veengebied aangelegd in het Ilperveld boven Amsterdam. ‘In de bovenste 20 centimeter van een veengebied zit net zoveel koolstof opgeslagen als in een tropisch regenwoud in de vegetatie,’ legt hij uit. Niet zo gek, als je erover nadenkt. ‘Door een tropisch regenwoud kun je lopen, daar zit een hoop lucht tussen de bomen. Maar door een hoogveen niet, dat maakt de koolstofdichtheid er vele malen hoger en de opslag efficiënter.’
Een zinkend schip
Helaas zorgt de ontwatering van veen ervoor dat juist het tegenovergestelde gebeurt. Als je veen drooglegt, komt er zuurstof bij die dode plantjes, en verdwijnt al die koolstof de lucht in. ‘Een hectare drooggelegd veen stoot evenveel CO2 uit als vier rondjes om de aarde in een personenauto,’ zegt Van de Riet. In heel Nederland ligt ongeveer 220 duizend hectare drooggelegd veen.
Ontwatering is niet alleen slecht voor het klimaat, maar het zorgt er ook voor dat de bodem langzaam inzakt, omdat je zowel watermassa als koolstofmassa uit het land verliest. ‘Die graslandpercelen rond Utrecht en Amsterdam waarover je uitkijkt vanaf de snelweg of vanuit trein zijn allemaal drooggelegde veengebieden. Toen ze nog intact waren, staken ze tussen de vier en vijf meter boven zeeniveau uit,’ vertelt Van de Riet. ‘Duizend jaar geleden zijn mensen slootjes gaan graven, hebben de bosjes gekapt die erop stonden, en zijn het in de loop der eeuwen steeds efficiënter gaan ontwateren met behulp van windmolens. En nu lopen er allemaal koeien op.’
Waarom daalt de bodem als je veen drooglegt?
Sinds de ontwatering is er een kubieke kilometer aan veen in de atmosfeer verdwenen, vertelt Van de Riet. Inmiddels liggen deze gebieden gemiddeld tussen de anderhalf en 2,5 meter onder zeeniveau. En elk jaar zakken we weer een centimeter verder omlaag.
Het is een neerwaartse spiraal. ‘Op een gegeven moment ben je tot aan de waterstand gezakt en wordt de grond weer drassig. Dus dan gaan veel agrariërs de slootpeilen steeds opnieuw instellen om het droog te maken, vervolgens gaat het veen oxideren, je bodem dalen en je zakt weer naar je ingestelde waterstand, en dan moet je weer droogleggen, et cetera. En dat voor gras met koeien erop om melkproducten te maken.’
Ook de bodemkwaliteit loopt risico bij verdere ontwatering. Een veenlaag ligt altijd bovenop een andere bodemlaag, bijvoorbeeld klei of zand. Als je zo ver daalt dat je daar op stuit, kan zout water uit de ondergrond opbarsten. ‘In het leven van de generatie die nu jong is ga je dit soort problemen krijgen,’ voorspelt Van de Riet. ‘Je kunt dus nu wel zeggen dat ontwatering nodig is om de landbouw in stand te houden. Maar dadelijk hebben we opbarsting van zout water en dan heb je helemaal niks meer aan die landbouwgrond.’
Dalende bodems, stijgende kosten
Terwijl onze bodem alsmaar wegzinkt onder onze voeten, doet klimaatverandering de zeespiegel stijgen. Daar komt ook nog eens bovenop dat door de extreme droogtes zoals we die in 2018 en 2019 hadden, de bodem op sommige plekken tot 70 procent sneller daalt omdat er nog meer water en koolstof uit verloren gaat. Bovendien houdt veen heel goed water vast, terwijl de huidige grasbodem steeds korreliger wordt en moeilijker water opneemt, wat de kans op overstromingen verder vergroot. ‘Dat zijn niet zulke fijne gegevens voor een land dat achter dijken zijn investeringen heeft gedaan in een Randstad. Waarom denk je dat ik naar Nijmegen ben verhuisd?’
Doorgaan op de huidige weg zal ons op termijn duur komen te staan. In 2016 publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving de beleidsstudie ‘Dalende Bodems, Stijgende Kosten’. Hierin berekende het bureau dat in de komende 30 jaar de schade aan infrastructuur door bodemdaling zal oplopen tot 5 miljard euro. Het herstellen van de funderingen van gebouwen in steden zal 16 miljard euro bedragen.
'Waarom denk je dat ik naar Nijmegen ben verhuisd?'
Hoop in het Ilperveld
We zitten, kortom, in de put. Maar Van de Riet ziet juist in het veen een uitweg. Het is nu misschien een bron van CO2-uitstoot, maar het kan ons ook helpen om de klimaatdoelen te halen door weer de CO2-opslag worden die het ooit was. Die functie kunnen we volgens Van de Riet herstellen als we het waterpeil weer verhogen. In het Nederlands klimaatakkoord staat dat we naar 48 megaton uitstootreductie willen in 2030. De uitstoot door veenontwatering is 4,7 megaton per jaar. Tien procent van het doel dus. ‘Dat is een fors aandeel.’
Van de Riet heeft met eigen ogen gezien hoe snel je met veen een drooggelegd, gedegradeerd, zakkend gebied kunt omtoveren tot een CO2-negatieve oase van biodiversiteit. Sterker nog, hij heeft hoogstpersoonlijk in de aarde staan graven om mos te planten op het Ilperveld, vijf kilometer van Amsterdam. Dit perceeltje stelde Landschap Noord-Holland in 2015 aan hem en zijn team ter beschikking voor het project Omhoog met het Veen. Ze haalden er de graslaag weg, legden mosstekjes uit en verhoogden de slootjes tot vlak onder het maaiveld. ‘Die bodem was zo sterk gedegradeerd,’ vertelt Van de Riet. ‘Ik had er eigenlijk een hard hoofd in dat het zou gaan slagen.’
in 3,5 jaar tijd is het veen in het Ilperveld met 8 tot 10 centimeter gegroeid
Maar hij stond versteld van het resultaat. Na de winter begon het een beetje groen te worden. In mei waren de stekjes wat verder uitgegroeid. En na anderhalf jaar was er een dicht tapijt gevormd, dat alleen maar dikker werd. Ook de biodiversiteit had er baat bij. ‘Je kwam er allerlei laagveen-plantensoorten tegen. We hadden zelfs een grutto. Die ging in ons veenmos eieren leggen en broeden. Na drie jaar waren kwetsbare laagveen-paddestoelsoorten teruggekeerd die op de rode lijst staan.’
In totaal is in 3,5 jaar tijd het veen in het Ilperveld met 8 tot 10 centimeter gegroeid. 'Daar waren we sterk door verrast. De conclusie is eigenlijk dat je binnen korte tijd een ontwaterd en gedegradeerd veenecosysteem kan revitaliseren tot een veenvormend systeem waarin allerlei soorten weer terugkomen.’
Boeren op eigen turf
Het inzetten van veen om klimaatdoelen te halen kan op meer manieren dan alleen natuurherstel. Ook boeren kunnen er prima geld mee verdienen. Want veenmos zelf is een waardevol product. Tuincentra verkopen zakjes mos bijvoorbeeld als ondergrond voor orchideeën en andere bloemsoorten. Nu wordt dat nog afgegraven in intacte hoogveengebieden zoals in Duitsland, Scandinavië, Ierland en Estland. Vervolgens wordt de fossiele veenlaag daaronder ook afgegraven, en worden hele gebieden verwoest, om turf te winnen voor potgrond, waar Nederland een enorme importeur van is.
Maar volgens Van de Riet is er een nieuwe vorm van landbouw in aantocht, ‘waarbij het veen wordt behouden en misschien zelfs aangroeit, maar waarbij we een alternatieve inkomstenbron hebben voor degene die het land bewerkt en gebruikt.’
Veenmos is een waardevol product, dat onze boeren kunnen gaan verbouwen
Deze innovatie is Spaghnum Farming. In Duitsland is men er al volop mee aan het experimenteren. Op drooggelegd landbouwgebied leg je veenmosstekjes uit in stroken. Die maak je nat, om zo veenmosakkers te vormen. De toplaag van dat mos kan worden geoogst, en als ondergrond voor gewassen worden verkocht, zonder dat de turf daaronder verder wordt afgegraven. Die bovenste laag laat je weer teruggroeien, en op die manier gaat er geen CO2 verloren, kun je ecosystemen elders intact houden en zorg je dat de bodem niet verder inklinkt.
Bovendien heeft de potgrondsector zelf een doel gesteld dat ze substraat voor minstens 60% van hernieuwbare grondstof willen maken, vertelt Van de Riet, ‘dus dat is een nieuwe business case waar we op termijn naartoe moeten.’
Veen uit het lab
Een knelpunt van Sphagnum farming is dat je heel veel stekjes moet uitleggen om een akker te starten. Die stekjes zijn vooralsnog prijzig om te verzamelen en aan te voeren. Daarom wordt er nu geëxperimenteerd met het kweken van veenmos in laboratoria, in glazen vaten. ‘Binnen een maand zit zo’n vat stampvol,’ laat Van de Riet zien.
Zoals met alle planten, kent veenmos veel variaties. Bij de Radboud Universiteit zijn ze aan het uitpluizen wat de eigenschappen van iedere variant zijn. Welke mossen doen het beter in hele natte klimaten, en welke doen het juist beter in wat drogere klimaten? Welke groeien sneller, en welke langzamer? Van de Riet ziet voor zich hoe we in de nabije toekomst veenmos in vaten van 500 liter gaan opkweken, die boeren kunnen bestellen met de geselecteerde eigenschappen die passen bij hun percelen, om hun veenmosboerderijen te starten.
‘Dan wordt het maar nat’
Honderden jaren lang hebben Nederlanders het land naar hun hand gezet. Maar we zijn ons eigen graf aan het graven die de vorm heeft van een grote, groene, onvruchtbare badkuip. Op lange termijn is er volgens Van de Riet geen toekomst meer voor de drooggelegde, conventionele landbouw. ‘Aan dat idee moeten een heleboel mensen nog wennen. Maar ik denk dat opbarsting van veen met brak water dat naar boven komt, het verlies van veen, het steeds dieper achter die dijken zitten, en de toenemende kosten voor het waterbeheer uiteindelijk niet meer zijn op te wegen tegen de opbrengsten van ontwaterde landbouwgrond. Op een gegeven moment moeten we zeggen: dan wordt het maar nat. Misschien is het niet over tien jaar, maar over twintig of vijftig jaar. Maar dat we erop moeten voorsorteren dat er iets moet gebeuren in laag-Nederland, staat als een paal boven water.’