Volgens Kramer moet je een cultuurshock niet zien als één bepalend moment, maar als een gefaseerd proces dat onze reacties op een zeer ingrijpende gebeurtenis, zoals corona, kan voorspellen.
In de eerste fase zitten we op een soort roze wolk. Alles is nieuw, spannend en het is ook wel fijn om niet de hele tijd te forensen – als je tenminste niet direct wordt geraakt door het virus. In de tweede fase voelen we de veranderingen in ons dagelijks leven. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met het feit dat we niet zomaar onbekommerd naar buiten kunnen? Het zorgt voor stress en spanning.
Daarna komen de morele vragen. Moeten we echt iedereen redden en zo onze economie om zeep helpen? En breder: willen we eigenlijk wel op de oude voet verder? Iedereen zal deze introspectie anders ervaren. De derde fase treedt in als we elkaar weer zonder beperkingen kunnen ontmoeten. We zijn euforisch: we kunnen weer naar buiten, vrienden ontmoeten, een biertje drinken op het terras, concerten bezoeken en gewoon weer naar ons werk.
Maar dan volgt de onvermijdelijke terugkeershock: het blijkt dat iedereen anders uit de crisis tevoorschijn is gekomen. Bepaalde ‘crisisprivileges’ wil je niet meer afstaan. Thuiswerken bijvoorbeeld – als de baas vindt dat je naar werk moet komen en je dat eigenlijk niet ziet zitten. Hoe ga je daar als individu en als samenleving mee om?