Op gouden sandalen en in een lichtblauw mantelpak, opgetut en keurig gekapt, strompelt de Oost-Duitse Brigitta Tunkar tijdens de zomer van 1968 door een donker bos langs de grens met Tsjecho-Slowakije. Op weg naar de vrijheid. Onder haar blouse heeft ze een zilveren munt aan een ketting verstopt met de afbeelding van John F. Kennedy, haar idool. Toen hij zijn beroemde speech gaf in het Westen van haar Berlijn in juni 1963, werd het haar belet hem te zien en te horen. Als ze eraan denkt, wordt ze nog steeds woedend.
Net als de zon zakt en de moed haar langzaam in de sandalen zinkt, bemerkt ze een gat groot genoeg om de hele bevolking van de ddr door te laten. Hoe heeft dit onopgemerkt kunnen blijven? Snel kruipt Frau Tunkar naar de andere kant en vervolgt haar weg. Daar waar het zachte bospad overgaat in stenen en de weg dik asfalt wordt, stopt ze met lopen. Ze strijkt haar rok glad, verruilt de kapotte panty voor een nieuwe. Ze borstelt haar lange blonde haar in slow motion, zoals vrouwen dat doen in reclames in het vrije Westen. Tussen haar borsten bungelt Kennedy.