Schippers stemde toe, en toen moest een naam worden verzonnen. Over de betekenis van Ronflonflon gaan verschillende verhalen rond. ‘Als je niet goed Frans spreekt dat je dat dan een beetje opvult met ‘on, j’ai le ronflonflon, j’on dron non,’ zei Jacques Plafond er zelf ooit over tegen Frankrijkkenner Jan Brusse, die meende dat Ronflonflon stond voor ‘lawaaierige overpopulaire muziek zoals die uit een draaiorgel komt.’ Maar het zat nog anders, zegt Schippers: ‘mijn opa sprak voor de grap wel eens van dat namaak-Frans – dat deden Amsterdammers wel vaker - en daar kwam ook ‘ronflonflon in’ voor. Dat ronflonflon echt bestaat - het is Frans voor een soort gebrabbel – ontdekte ik pas later.’
Er was een uurtje vrij op Radio 3, en dat moest gevuld. Zo begon het ooit, een beetje achteloos. Wim T. Schippers was druk met de tv-serie 'Opzoek naar Yolanda' en was daarvoor toch al vaak in Hilversum. Iemand sprak hem aan: 'Ach Wim, kun jij dat niet doen,' zeiden ze, 'je mag je eigen platen draaien, dat praat je dan zo’n beetje aan elkaar, dat kun je wel.'
zonder plan
Er was geen plan, geen uitgekiend format; dat Ronflonflon een (soort) hoorspel zou worden, daarvan was geen sprake. Schippers liet muziek horen, en dat was het dan. Maar het was het niet genoeg, ontdekte hij al snel: ‘Ik draaide een paar platen – klassiek, experimentele moderne muziek enzovoort, dat kon gewoon allemaal - en toen dacht ik, ja, wat moet ik nou nog?’ Een filmrubriek leek hem een goede aanvulling. ‘Filmmedewerker’ werd Rogier Proper, de regisseur van Ronflonflon - die liep er immers toch rond. Over film had Jaap Knasterhuis, zoals Schippers de filmmedewerker doopte, het zelden, maar dat was juist aardig, want zo ontstond een character, zegt Schippers.
Iets met gedichten, dat leek hem ook wel leuk, en dus bedacht hij dichteres Wilhelmina Kuttje, gespeeld door actrice Jeanine van de Elzakker. Ronflonflon-producer Jan Vermaas volgde. Ging in de uitzending iets fout, dan werd Vermaas steevast door Schippers uitgekafferd. ‘Een oude truc,’ zegt Schippers, ‘maar dat vond ie toch vervelend. Toen zei ik: “maar luister eens, dat is toch een rol?” “Ja,” zei hij, “maar ik heet wel echt zo.” Toen heb ik hem A.J. Broekema genoemd.’ Schippers grijnzend: ‘Daarna ging ie ontzettend z’n best doen.’
Wims hanenpoten
Er kwamen steeds meer personages, steeds meer rubrieken, en al die rubrieken kregen een eigen jingle; jingles die zonder uitzondering werden opgenomen in de Amsterdamse dijkwoning van muzikant-acteur Clous van Mechelen: AKA pianostemmer Jantje Vos.
‘De opnames waren op dinsdagavond,’ zegt Van Mechelen, ‘Wim zei steevast: ik zorg dat je in het weekeinde het liedje krijgt, maar dat gebeurde dus nooit. Dan kwam hij dinsdagavond om half zeven, en dan had hij een tekst bij zich, en dan ging ik maar weer achter dat pianootje zitten. Een uur later was het liedje klaar. Ik heb nog een hele map met zijn hanenpoten. Die teksten waren vaak onmogelijk. Dan was het tweede couplet bijvoorbeeld een regel langer dan het eerste, of hij schreef een blues van dertien maten, terwijl een blues altijd twaalf maten heeft. Als ik daarover begon, zei hij: “Ja, nou en?” Dat deed hij bewust. Het gebeurde ook wel eens dat ik per ongeluk een fout akkoord aansloeg op de piano. “Jaah!” zei Wim dan. “Nee Wim,” zei ik, “dat moet een G7 zijn.” “Nee, dat moet je zo laten!”’
‘Soms deed Clous een voorstel,’ vult Schippers aan, ‘en dan wilde ik toch iets anders, wou ik er rare instrumenten in of zo.’
meer dan honderd jingles
Hoeveel jingles ze hebben gemaakt weten ze niet; meer dan honderd, schat Schippers. Negen jaar lang zonder enige onderbreking. Want Ronflonflon kende geen zomerstop; dat vond Schippers onzin. ‘Ja, we zijn wel eens op vakantie gegaan, maar dan namen we alles van tevoren op, ook het weer.’ Hij lacht: ‘en dan was het: ofwel het klopte, dan was er niks aan de hand, ofwel het plensde van de regen terwijl ik het over het schitterende weer had.’
wie zullen we nu weer eens bellen?
En toen, na negen jaar, was het plotseling voorbij. ‘Wim vond dat we ons herhaalden,’ zegt Van Mechelen, ‘ik vond het verschrikkelijk. Wim had echt duizenden ideeën. Hij kwam met iets binnen, en een uur later was het een liedje. Dat heb ik later nooit meer meegemaakt.’ Welke hem het meest zijn bijgebleven? ‘De radio, de radio, wat is er op de radio’, zingt Van Mechelen, en ja, ‘Wie zullen we nu weer eens bellen’ natuurlijk.
‘Je hoort dat nu ook nog wel eens iemand zeggen,’ zegt Schippers, ‘in die tijd had je nog telefooncellen. Als je wilde bellen, stapte soms iemand net voor jou zo’n cel binnen, die ging dan eerst uitgebreid muntjes zoeken, stond daar maar een beetje te dralen, echt zo van: ‘wie zullen we nu weer eens bellen’ - daar komt het vandaan. Maar ‘Achterstallige post’ was de mooiste.’ Hij zingt de eerste regel: ‘achterstallige pó-host’. ‘Dat ik iemands brief eindelijk ging behandelen, en dan bleek die inmiddels te zijn overleden - een heel tragisch liedje vond ik dat. Ik word er nog wel eens op aangesproken, dan zegt iemand: “ja, ik ben nog van de Ronflonflon-generatie,” of “de groeten aan Wilhelmina Kuttje” – terwijl, het is zo lang geleden, gek eigenlijk, vind je niet?’