We arriveren in wat volgens velen de mooiste stad van Canada is: Vancouver. Zelf geef ik de voorkeur aan Montréal, met z’n oude, Europese straatjes vol restaurants en bars en z’n uitbundige zomerfestivals. Maar Vancouver is, inderdaad, een zonovergoten, glimmende, homovriendelijke westkuststad waar je sushi kunt eten en speciaalbier kunt drinken. Onze eigen tijdelijke buurt, Mount Pleasant, is behoorlijk bohémien, met boekwinkels, cocktail- en koffiebars en tweedehandskledingzaakjes. Hier zou ik kunnen wonen, alleen zou ik er niet kunnen wonen, want een woning kost al snel een miljoen dollar of meer.
Het huis naast onze Airbnb (wij zijn deel van het probleem) staat te koop voor zo’n 2,5 miljoen. Voor Nederlandse begrippen is het een groot huis, voor Canadezen is het, zegt onze fixer Margot, een arbeiderswoning. De makelaar, Michelle Hu, vertelt Margot, is iemand die hele huizenblokken opkoopt om er grotere, duurdere appartementen neer te zetten. Enkelingen die daar niet aan meedoen hebben een probleem, want in zo’n buurt neemt jouw vreemde huis ineens sterk af in waarde.
Aan elke jongere die we tegenkomen vragen we hoe zij het hier kunnen betalen. Ze doen dat vooral door het delen van woonruimte, iedereen heeft huisgenoten. En ze wonen natuurlijk niet in de vrijstaande huizen.