Synopsis afl. 8
Slijtage aan Mina’s knieën maakte een scheiding van de twee vrouwen onvermijdelijk. Maar ook in de Middelburgse serviceflat die Mevrouw betrok, bleef de zogenaamd gepensioneerde Mina voor haar zorgen. Ze braadde haar fazanten, poetste haar zilver, nam haar angst over het laatste oordeel weg. Op het eind nam Mina zelfs haar stem in het dagboek over.
Het brengt Maartje terug bij wat zij aan het begin van haar onderzoek de ‘mythe van Mina’ noemde. En bij de vraag: kan er liefde zijn, als er zo’n grote ongelijkheid is? Haar overgrootmoeders testament maakt duidelijk waarom mythes soms nodig zijn.
Aflevering 8: Laatste oordeel
PROLOOG
In 1974 was Mina, 62, verhuisd naar hartje Middelburg. Grootmama, 88, naar De Middelburcht, een serviceflat daar een half uurtje lopen vandaan.
Sari Toussaint - Marinusse, Mina’s nichtje: Toen ik dat las, van ‘Mina neemt gans mee, en…’
Maartje Duin: Fazanten en eenden.
Sari: Juist.
Maartje: Grootmama had maar één kookplaatje op haar flat, maar dan had ze dus wel mensen te eten, en dan wilde ze gebraden fazant. En dan kwam Mina dus vanuit de Zusterstraat met de gebraden fazanten naar haar toe.
Sari: Ja. Ja. (lacht) Je moet je voorst…. Ik zag tante Mientje al in die bus stappen, want ze zal wel per bus ge…, met zo’n tas, ik denk oh… daar zat de fazant natuurlijk…. (lacht) Ik vond dat heel grappig. Ik vond dat echt heel grappig (lacht).
Maartje: Maar vond u het niet ook een beetje… want… ehm… Nou, misschien moeten we even kijken naar die brief hè. Die brief die mijn overgrootmoeder geschreven heeft in 1973. Ja. ‘Nu ben ik al 87 jaar en heb niet lang meer te leven.’
BRIEF:
Lieve Mina,
Nu ben ik al 87 jaar en zal niet lang meer te leven hebben. Daarom, lieve Mina, wil ik je een afscheidswoordje schrijven, dat je na mijn dood zult lezen. Ik wil je eens hartelijk omhelzen en bedanken voor je trouw, voor je hulp, voor je medeleven al die lange jaren.
Na Mijnheer’s overlijden zijn wij steeds nader tot elkaar gekomen alsof je mijn dochter bent.
Wat ik zo in je waardeer, is dat je altijd discreet bent, nooit naar buiten iets oververtelde, kortom dat ik geheel op je aan kon. Dat je altijd met mij meewandelde, ook als je er soms geen zin in had, heb ik ook zo op prijs gesteld. Je bent een echte Christin en je maakt je Geloof waar! Ik hoop dat je tot je 65e bij mij blijft en dan van een welverdiende rust moogt genieten. Dag lieve Mina, misschien is er een weerzien na de dood…?
Sari: En ze is oud geworden.
Grootmama zou op een week na 100 worden.
Sari: Maar dat weet je voor die tijd natuurlijk niet hè.
Maartje: Maar het was ook wel van: ‘Ik hoop dat je tot je 65e bij mij blijft en dan van een welverdiende rust moogt genieten.’
Sari: Ja. Jaaa….
Maartje: Vond u nou dat dat rust was?
START TITELSEQUENTIE
Ik ben aan de laatste jaren van Grootmama’s leven toegekomen. En van haar dagboeken, waarin zij bleef schrijven zolang zij kon.
Arianne Baggerman: Dit is haar levenswerk, ze heeft dit zo trouw gedaan. En ze heeft er ook echt voor gezorgd dat het niet kwijtraakte, dat het te ontcijferen was…
Langzaam naderde ook het eind van haar relatie met Mina. Was het liefde, vriendschap? Symbiotische afhankelijkheid?
Sari: Sari: Ze zei ‘ns een keer tegen mij: ik ben eigenlijk ook wel een beetje gezelschapsdame voor mevrouw.
Albertine Duin - van Lynden, Maartje’s moeder: Het woord gelijkwaardig komt bijna bij me op. Sterker nog: Mina was de wijze raadgeefster.
Kees Marinusse, Mina’s neefje: Er was toen ook niet veel aanleiding om te denken van: goh, goh, wat heeft die een ongelukkig leven gehad of zoiets.
Maartje: Maar dat denkt u nu wel? Of wanneer bent u dat gaan denken?
Kees: Eigenlijk na het gesprek met jou.
Sari: Ja!
Maartje: ‘Geachte mevrouw Duin, bijgaand ontvangt u een kopie van het testament van uw grootmoeder.’
Albertine: ‘Heden verscheen voor mij, meester Antoine Emile d’Angremont…’
Ik ben Maartje Duin, en dit is ‘Mina & Mevrouw’, aflevering 8: Laatste oordeel.
Leintje van den Brink: Ik was bijna geshockt, ik denk: hoe komt dat nou toch? Heb jij dat wel eens gehoord?
Maartje: Nee, ik schrik daar wel een beetje van.
Leintje: Ik ook.
EINDE TITELSEQUENTIE
Arianne Baggerman: Ja, echt… en wat heeft ze toch een prachtig handschrift.
Maartje: Ja, het wordt dus steeds moeilijker te lezen.
Ik ben weer bij dagboekprofessor Arianne Baggerman.
Arianne: Dan zijn jullie zo met haar meegegroeid, met dat handschrift, dat je het ook kan lezen denk ik.
Maartje: Zeker, zeker.
Arianne: Maar dat komt natuurlijk ook…
Maartje: Kijk, dit is mooi.
Arianne: ‘Heb ik verscheurd’ in 1972. ‘Nee, toch niet.’ (lacht) Ja, ze kan het gewoon niet.
MUZIEK
Aan het eind van haar leven hield Grootmama een paar grote opruimrondes. Ze verscheurde onder andere de liefdesbrieven van haar man. ‘Haast een misdaad’, vond ze, maar hij wilde niet dat hun nageslacht die zou lezen. Haar dagboeken, daarentegen, werden met de jaren steeds publieker. Ze begon eruit voor te lezen aan bezoek, gaf de sleutel van haar geheimschrift prijs.
DAGBOEK:
19 oktober 1980: Mijn lade met dagboeken opgeruimd en veel gelezen, zo leuk, wat ben ik toch blij dat ik mijn hele leven dagboek gehouden heb. Misschien dat mijn nabestaanden het later graag lezen!
Volgens Arianne Baggerman hoef ik me nu echt niet meer druk te maken over privacyschending.
Arianne: Dit is haar levenswerk, ze heeft dit zo trouw gedaan. En ze heeft er ook echt voor gezorgd dat het niet kwijtraakte, dat het te ontcijferen was… nee sorry maar dat lijkt me echt geen twijfelgeval bij haar.
Ze wijst op een belangrijke karaktertrek van Grootmama.
ARCHIEF: MUZIEK OCHTENDGYMNASTIEK
Arianne: Zij is zó gedisciplineerd. Elke dag schrijft ze hè. Dus jij zegt: ze is verwend, maar aan de andere kant is ze ook best goed…
Maartje: Zeker, zeker.
Arianne: … gedrild. En dat zit ook in haar opvoeding.
Rust, reinheid en regelmaat: 19e eeuwse waarden. Baggerman ziet ze in Grootmama’s schrijfritme. En oom Frits en mijn moeder in haar gezondheidsregime.
ARCHIEF: Ab Goubitz: ‘Goedemorgen luisteraars, staat u allen klaar, begint u in een kleine spreidstand. De rechterarm voor u langs, en om… en om’
Oom Frits: Ze deed de ochtendgymnastiek, iedere dag. En dan boog ze voorover met d’r handen plat op de grond. Nou doe dat maar.
Maartje: Echt?
Oom Frits: Echt.
Ab Goubitz: Zwaai rond als een slinger…
Albertine: Dan ging ze zo staan, was ze klein, en dan zei ze zo, ja, dan ging ze zo d’r armen uitrekken en zo, zei ze: ja dat doe ik elke dag. Da’s heel goed voor me.
Ab Goubitz: Ja? Zwaai 1, en 2… steeds weer…
Maartje: Ja ze schrijft ook ergens dat ze elke dag een gezondheidswandelingetje deed, ook door de regen, ‘en daarom ben ik nooit verkouden’.
Oom Frits: Ja, en tegenwoordig zegt iedereen dat dat eigenlijk de beweging is voor de ouderdom die zo goed is.
Ab Goubitz: Hop, weg!
Sinds 1886 was er nauwelijks een dokter bij Grootmama langsgekomen. Niet één keer lag ze in het ziekenhuis. Zouden het haar genen zijn, waardoor ik zelden iets aan mijn gezondheid mankeer? Op 30 oktober 1975 zie ik mezelf voor het eerst in haar dagboek opduiken.
Maartje: ‘Om 8 uur telefoneerde Roelf Marten dat er een baby geboren was, een Alberta M, maar dat ze Maartje zou heten. Een ouderwetse naam die men niet vaak hoort.’ Was toch een hele normale naam toen?
Albertine: Nee, nee, toen niet.
Maartje: Oh?
Albertine: ‘Het was vannacht om half 6 geboren en om 12 uur was ze naar het ziekenhuis gegaan. A. is gelukkig heel goed en de baby 8 pond. Welk een zegen!
Maartje: 3 november, 1976, denk ik. ‘Vanochtend kwam Albertine met het allerliefste Maartje, zo’n schattig dik bakkesje, erg lijkend op Albertine.’ (lacht vertederd) Schattig dik bakkesje.
Het ontroert me, de liefdevolle precisie waarmee mijn overgrootmoeder mij observeerde.
Maartje: 1978… ‘G en A met Albertine, GJ en Wendela waren naar de kerknachtdienst geweest met Maartje die dat zo graag wilde.’ Zie je? Er zat toen al een… iemand die behoefte had aan zingeving in mij. Toen ik… 3 was (lacht).
Albertine: Ja.
Maar terwijl Grootmama in topconditie genoot van haar achterkleinkinderen, was Mina, 26 jaar jonger, er een stuk minder goed aan toe.
DAGBOEK:
9 maart 1975. Mina belde mij dat ze bijna niet lopen kan. Slijtage, arme ziel. Ze zal mij niet meer kunnen helpen, vrees ik.
‘Helpen’ - zo noemde Grootmama het huishoudelijk werk van Mina vaak in deze periode. En ‘lief van haar’, waardoor ik mij afvraag of zij wel werd betaald. Ook na dit bericht over slijtage bleef Mina trouw komen. Ze poetste zilver, lapte ramen, maakte kasten schoon. Pakte Grootmama’s koffer in als zij op reis ging, pakte ze bij thuiskomst weer uit.
Leintje: Ze heeft wel eens gezegd: ja, ik zou de thee nog voor d’r moeten zetten, want ze kan niks.
Haar oud-collega Leintje van den Brink bezocht Mina regelmatig in die jaren.
Leintje: En toen zei ik: ja maar dat kan ze wel hoor, maar ze laat het jou doen. Ik zei ja, ze hebt ze toch verwend, dat heb ik wel ‘s gezegd.
Maartje: En wat zei Mina toen?
Leintje: Moest ze om lachen. Ja, moest ze om lachen.
Zes jaar later bracht Mina haar gezondheid weer onder de aandacht. Iets wat Grootmama in één week drie keer in haar dagboek vermeldde.
MUZIEK
DAGBOEK:
3 augustus 1981: Mina is bij de dokter geweest; ze mag niet veel werken, heeft een te hoge bloeddruk. Ik zal proberen Nelly Geldof te krijgen.
8 augustus: Ik vind het echt naar dat Mina niet meer komt om te werken, maar de dokter vindt dat zij er te moe van wordt.
10 augustus: Mina belde mij op, was naar de dokter geweest en mag niet meer komen werken, wat ik heel erg vind, maar zij merkt dat dit teveel is.
Toen Grootmama dit schreef, was ze 95. Was dit het begin van dementie? Wat anders kan deze kolossale blinde vlek verklaren? Een vlek, lees ik nu, waar ik zelf deel van uitmaakte. Ook ik werd bediend door de zogenaamd gepensioneerde Mina, drie weken nadat de dokter haar dat ontried.
DAGBOEK:
30 augustus 1981: Onverwacht kwamen Roelf Marten en Albertine met de kinderen en Mina bij mij. Ze genieten allen op “ter Zijde” en met het mooie weer gaan ze veel naar het strand. Ik vond het heerlijk dat ze allen kwamen. Prettig dat Mina mij zo goed hielp; ze bleef nog tot ruim half 8.
In die laatste jaren was Grootmama aan het reflecteren. In een steeds beveriger handschrift verschijnen overpeinzingen die ik niet eerder las.
DAGBOEK:
17 mei 1981: Ik amuseerde mij met mijn dagboek van 1907. Wel vind ik dat ik een erg egoïstisch mens ben geweest, met veel aanmerkingen op anderen – bah.
Geluid opstekende wind.
DAGBOEK:
5 augustus 1980: Ik was even een kleine wandeling gaan maken, maar het was haast geen doen, zulk een orkaan! Die lieve mevrouw Nijsse liep om om mij een arm te geven; ik ondervind altijd zoveel liefde van mensen om mij heen, maar geef ik ook wel liefde? Dat vraag ik mij dikwijls af.
Het valt me op dat Grootmama’s twijfels nooit betrekking hebben op haar relatie met Mina. Wel raakte ze als hoogbejaarde in de ban van het eind der tijden.
ARCHIEF: NOS: Zeven dagen na de kaping door Molukse jongeren…
Alle tekenen in de jaren ‘70 en ‘80 wezen erop. Oorlogen, natuurrampen, gijzelingen, trein- en vliegtuigkapingen.
ARCHIEF: G.B.J. Hiltermann: ‘Want het zijn natuurlijk niet Amerikaanse raketten die ons bedreigen, maar Russische.’
Alleen wie geloofde in Jezus Christus zou het overleven.
DAGBOEK:
6 april 1976: Een brief van Albertine waarin staat dat Maartje niet gedoopt zal worden. Het hield mij de hele dag bezig, want ik vind het heel naar. Moge Maartje later zich vrijwillig laten dopen.
Maartje: Echt?
Mam: Ja, dat was een obsessie voor haar. Dat alle kleinkinderen op een gegeven moment het blad Visie in de brievenbus kregen van de EO. Dan zei ik tegen Roelf Marten: hè, hoe komen wij daar nou aan? Nou, en dan sprak ik weken later Carla en dan zei ik: joh, raar joh, wij kregen op een gegeven moment het blad Visie elke week in de bus. Oh, zei Carla, ik ook!
Grootmama was Nederlands Hervormd.
Albertine: CHU was dat hè.
De kerk voor ‘nette mensen’.
Albertine: Christelijke Historische Unie… Van… meneer de Savornin Lohman heeft dat opgericht.
Maartje: O ja, precies.
Maar vanaf de jaren ‘70 stemde zij SGP. Er kwamen Jehova’s Getuigen langs op haar flat, en er klonken onheilsprofeten uit de radio.
ARCHIEF: Ds. Glashouwer: En ik zag een grote witte troon… en hem die daarop gezeten was voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten…
BRIEF:
19 juli 1980. Lieve kinderen en verdere nabestaanden, Vanavond luisterde ik naar een zeer ernstig overzicht van de Openbaring van Dominee Glashouwer. Hij wees ons erop dat er vreselijke tijden komen…
Glashouwer: … werden in de poel des vuurs geworpen…
DAGBOEK:
En dat God alleen ons kan redden.
Glashouwer: En de doden werden geoordeeld op grond van al hetgeen in de boeken geschreven stond…
DAGBOEK:
Als ik denk aan al mijn zo zeer geliefde nakomelingen, krimpt mijn hart ineen dat ik jullie niet tot Hem gebracht heb.
Glashouwer: Ontstellend.
DAGBOEK:
Ik was te laf.
Glashouwer: Huiveringwekkend.
DAGBOEK:
Dit verwijt ik mij heel erg.
Glashouwer: Het laatste oordeel…
EINDE MUZIEK
Maartje: Hoe kwam dat?
Albertine: Ja, omdat je de dood op je af ziet komen. Ik ben nu ook meer met de dood bezig dan toen ik 30 was. Omdat je weet dat het eindig is. Nou, als je dan met je hart en je ziel denkt dat je voor de poort komt te staan, en dat Petrus daar staat en die zegt: jij gaat linksaf en jij gaat rechtsaf, nou, dan word je bang.
Maartje: Ja.
Albertine: En dat idee heb ik bij Mina nooit gehad.
Maartje: Nee?
Albertine: Nee. Die had meer een… ja, nu zou je zeggen, een meer moderne kijk erop, op het leven. Daarom mochten wij haar ook zo graag. Als Grootmama zo enorm in de zorgen zat dat zij niet goed genoeg geweest was in d’r leven, want ze had haar kinderen niet allemaal tot de Heer gebracht, of er was iets gebeurd met een kleinkind hè, die moest trouwen of weet ik wat, nou, dan kalmeerde Mina haar van dat in de ogen van de Here dat ook goed gevonden zou worden.
MUZIEK
Het is een vreemd contrast met hoe ik de vrouwen heb leren kennen. Mina leek me de zwaarmoedige, en Grootmama juist altijd opgewekt. Maar volgens mijn moeder kenmerkte dit hun relatie in Grootmama’s laatste levensfase. Niet de fazanten die Mina moest braden of het zilver dat door haar werd gepoetst.
Albertine: Het woord gelijkwaardig komt bijna in me op. Nee, sterker nog, dat Mina dus ook de… ja, hoe moet ik dat nou zeggen… Mina was de wijze raadgeefster.
Sari bevestigt de lezing van mijn moeder, en voegt er een eigen observatie aan toe.
Sari: Ze zei ‘ns een keer tegen mij, dat was de laatste jaren hoor, met mevrouw: ik ben eigenlijk ook wel een beetje gezelschapsdame voor mevrouw. Toen ze dat zei denk ik, och, tante Mientje. Je voelt je nou toch meer betrokken erbij.
EINDE MUZIEK
Maartje: Heel even hoor… Ik wil nog heel eventjes… dit is volgens mij het laatste wat ze heeft geschreven.
Arianne: Ach.
Maartje: Volgens mij 1984.
Arianne: ‘Ik heb in heel lang niet in mijn dagboek geschreven….’
MUZIEK
DAGBOEK:
Ik heb in heel lang niet in mijn dagboek geschreven, ik wil het wel weer doen, maar vrees het niet meer te kunnen, evenmin als in het dagboek te schrijven, ben zo aan het beven, ben ook bijna 100. Vanmiddag was Mina er ook en dominee … De tandarts kwam om mij een nieuw ondergebit in te passen, erg prettig, erg prettig, ’s avonds genaaid, maar het lukte niet best.
Vanochtend heel slecht geslapen, heb het gevoel van helemaal niet, erg vervelend.
Arianne: En dan is ze, hoe oud?
Maartje: Eh 1984, is ze 98.
Arianne: Ja, er zijn ook grenzen hè. Ze wordt natuurlijk ook echt heel oud. Ja.
Van Grootmama’s allerlaatste jaren zijn geen dagboeken meer, maar tot 1984 zijn er schriftjes, die rouleerden tussen iedereen die haar verzorgde of bezocht. Ik bekijk ze met Arianne Baggerman.
Arianne: Dat is inderdaad als iemand ziek is, dat iedereen die dan langskomt, die schrijft dan ‘rustige nacht gehad’ enzovoort, omdat je op die manier met elkaar communiceert.
Ook Mina schreef regelmatig in de schriftjes. Met haar verslagen is iets bijzonders aan de hand.
DAGBOEK:
8 december 1982: Vanochtend Jan de la Hayze geweest om mijn oren uit te spuiten. Mina kwam tegen 4 uur en ik lag nog heerlijk te slapen. We zijn daarna nog een klein wandelingetje wezen maken; ‘t was wel koud. Nog een spelletje gedaan wat altijd gezellig is.
Mina is in de huid van haar mevrouw gekropen. Een unicum, denkt Baggerman.
Arianne: Je ziet ook niet zo vaak in dit soort schriftjes dat het wordt geschreven vanuit het oogpunt van de patiënt. Alsof zij ik is. Want deze traditie is natuurlijk ook in crèches. Dat de crècheleidsters schrijven: ‘Ik heb heel hard gehuild vandaag’, nee. En dat komt door dat dagboek.
Maartje: Mina is ook de enige die het doet. Die andere verzorgenden, die schrijven in de 3e persoon.
Arianne: Ja, maar dit doet ze om haar een plezier te doen, of om het toch nog voort te zetten, wat eigenlijk niet meer gaat omdat ze het niet meer kan.
We proberen te reconstrueren hoe deze gewoonte is ontstaan. En weer is het of we een geheimschrift aan het ontcijferen zijn. Vermoedelijk begon Grootmama met dicteren van de verslagen waaraan zij zelf was begonnen. Op die dagen lopen er twee handschriften door elkaar. Dat van Grootmama, dat bibberig maar geroutineerd is. En dat van Mina, waarvan de letters groter en iets onregelmatiger zijn. In die passages schrijft zij over zichzelf als ‘Mina’.
DAGBOEK:
Stem Grootmama: 11 juli 1982: Ik weet niets meer, alleen dat het erg warm is.
Stem Mina: Mina vanochtend om kopje koffie geweest. ‘s Middags Paula geweest.
En Grootmama blijft de ik-figuur.
Stem Grootmama: 21 augustus 1982: Niets kunnen onthouden. ‘s Middags naar de boerderij geweest met een taxi.
Stem Mina: Terug heeft Jo Dekker me gebracht.
Maar die gewoonte is voor Mina moeilijk vol te houden. Op een gegeven moment lopen de perspectieven door elkaar.
Maartje: Oh hier. ‘Na de thee met Mina een spel gedaan. Mevrouw was na het eten vermoeid…’
Arianne: O ja, dat is dus door Mina zelf…
Maartje: ‘... ondiep van kwart over 6… en slíep van kwart over 6 tot kwart voor 8 prima. Nadat ik de afwas had gedaan, keek ik even in de slaapkamer en daar zat mevrouw heerlijk in de stoel. Zelf gedaan.’
Arianne: Dus wie is nou Mina?
Maartje: Dit is Mina.
Arianne: Dat is Mina.
Maartje: Denk ik. Want dat is hetzelfde handschrift. Kijk.
Arianne: Ja, maar hier heeft ze het over zichzelf als Mina.
Maartje: Ja.
Arianne: En dan ‘nadat ík de afwas had gedaan’ (lacht) Dit is zó verwarrend, natuurlijk ook voor degene die schrijft.
Maartje: De symbiose is compleet daar.
Arianne: Ja. Maar ze blijft dus mevrouw noemen, terwijl ze haar al d’r hele leven zo’n beetje kent, ze kennen elkaar al d’r hele leven, en het blijft mevrouw.
Helemaal tegen het einde is Mevrouw in de derde persoon veranderd. En voor het eerst vang ik ook een glimp op van hoe Mina het ziekbed heeft beleefd.
DAGBOEK:
Stem Mina: 15 maart 1984 Toen ik om half vier hier kwam, voelde Mevrouw zich helemaal niet goed. Gelukkig tegen 5 uur is ze weer fitter geworden en hebben we nog een spelletje gedaan. Om kwart voor 8 wou Mevrouw al naar bed, ze was zo moe en raar in haar hoofd. Ben nog een poosje gebleven toen ze sliep. Vond het vervelend om weg te gaan. Mina.
Sari: Nou tante Mientje heeft wat aan d’r bed gezeten hè. Vooral op ‘t laatst. En dan was het altijd ‘Mina, zoek die tekst nog eens op uit de Bijbel’. En dan weet ik nog dat die verpleegster toen zei: het is ontroerend zoals dat boerinnetje altijd naast die dame zit. En dan zong ze wel ‘es…Dan vroeg mevrouw, wil je dit ‘es even voor mij zingen?
Stem Mina neuriet ‘De heer is mijn herder’
Sari: En dan zei tante Mientje ja, ‘De heer is mijn herder’ moest ik zingen. En dat zijn dingen, die vergeet je nooit meer. Dat was één geheel eigenlijk, die twee vrouwen. Dat was mooi.
Geneurie.
Maartje snikt.
Maartje: Ja… het ontroert me zo.
Sari: Ja.
MUZIEK
Als ik deze opnames terugluister, denk ik: typisch dat ik bij Sari in snikken uitbarst. Sinds het begin van dit onderzoek loop ik al rond met een brok in mijn keel. Ik voel ‘m zelfs bij het inspreken van deze teksten. Het is ontroering, ja, maar ook machteloosheid, die ik bij mijn eigen familie nooit zo heb geuit.
Maartje: Kijk ik ben natuurlijk van een andere generatie hè. En wij gingen altijd naar Mina toe, in de Zusterstraat en ook wel in Swerfrust.
Sari: In Swerfrust, ja.
Maartje: Ja… maar ik heb er ook altijd wel een beetje moeite mee gehad. (snift) Ja. Daar heb ik ook wel discussies over met m’n moeder en m’n grootvader gehad, vroeger. En dan was het altijd: ja, zo waren de dingen toen. En dat is natuurlijk ook zo…
Sari: Ja. Die tijd was toen...
Maartje: Ja… maar… ja, het spijt…
Sari: Nee, maar ik zit bijna ook te huilen. Want ik vond dat… dat beeld zie je dan voor je, en dan denk ik: och tante Mientje, ja wat heb je veel voor haar betekend. Ook andersom hoor. Maar ze heeft heel veel voor mevrouw betekend, hoor. Heel veel.
MUZIEK
Sari lijkt minder gebukt te gaan onder dat gevoel van machteloosheid. Haar tranen zijn vooral van ontroering, en ik merk dat ik haar bijna benijd. Eerder vertelde ze mij hoeveel steun ze aan haar geloof had. Iets waarin ze op haar tante Mientje lijkt.
Sari: Ik weet wel dat ze totaal niet bang was voor de dood.
Maartje: Hoe praatte ze daar dan over?
Sari: Nou, dat ze zei: ik ga naar de hemel. Dat was voor haar het rustpunt.
Maartje: En dat wist ze gewoon zeker?
Sari: Ja. Dat wist ze zeker. Ik ga naar de hemel, zei ze dan.
EINDE MUZIEK
Keukengeluiden
Sari: Even in de koelkast.
Maartje: Ja, de tomatensoep is…?
Janny Marinusse, vrouw van Kees: Ja blijf maar zitten, ik doe het wel…
Een latere afspraak in Rheden. Kees Marinusse en zijn vrouw Janny zijn er ook.
Maartje: Maar ja, wat zei u nou net?
Kees: Dus tante Mientje is van 1912. Dus toen zij 50 was, was het 1962. En in 1962 ben ik gaan werken.
Sari is trots op haar 12 jaar jongere broer. Een selfmade man, heeft ze verteld. Op zijn 16e ging hij, direct uit de MULO, werken. Via allerlei avondopleidingen schopte hij het tot directeur van de Rabobank Heinkenszand. Inmiddels geniet hij met volle teugen van zijn pensioen, samen met zijn vrouw Janny. Ze maken fietstochten door Frankrijk, hebben Laos en Thailand doorkruist. In tegenstelling tot zijn zus heeft Kees zich bij de kerk uitgeschreven.
Kees: In 1962 waren er vakbonden, was ‘s morgens om 8 uur begon je tot, 5 uur was dan wel heel vroeg, maar maximaal tot een uur of 6 te werken. Dat waren de werktijden, de normale werktijden.
Sari: Ja. Ja. Ja.
Kees: Hoe komt het nou dat én tante Mientje dat gewoon gepikt hebben, en hoe komt het dat mevrouw daar ook in door is gegaan? Dus dat heeft dan te maken met dat beiden in een bepaald keurslijf zaten, en daar beiden niet doorheen wilden breken, of konden breken.
Sari: Nee. Maar… ja.. Ik vind het wel een beetje moeilijk om in die tijd terug te denken hè.
Kees: Ja maar dat is zo lang niet geleden. In 1962 was zij 50.
Kees had een andere relatie dan Sari met zijn tante. Hij regelde haar financiën in de jaren in Middelburg.
Kees: Overigens heb ik toen ook nooit gedacht van goh, ‘tante Mientje, wat zonde’, of weet ik wat.
Sari: Nee.
Kees: Helemaal niet. En volgens mij was zij daar best heel gelukkig in de Zusterstraat.
Sari: Ja. En in dat huisje, heeft ze ook van de familie gekregen hè. Daar hoefde ze ook geen huur voor te betalen.
Kees: Nee, nee, dat bedoel ik, dus er was toen ook niet veel aanleiding of reden om te denken van goh, goh, wat heeft die een ongelukkig leven gehad of zoiets.
Maartje: Maar dat denkt u nu wel? Of wanneer bent u dat gaan denken?
Kees: Eigenlijk na het gesprek met jou.
Sari: Ja.
Maartje: Ik heb het allemaal opgerakeld?
Sari: Ja, eigenlijk wel. (lacht) Nee, maar…
Maartje: Heb ik daar wel goed aan gedaan?
Kees: Kijk, je belast ons daar niet mee. Maar ik kan me voorstellen dat jij en je moeder daar veel meer last van hebben. Zeker je moeder, als je dat oprakelt. Van: ja, daar kijken we nu op een andere manier naar, en vond je dat toen wel normaal? Dan kan ik me voorstellen, als je zelf in dat wereldje zit, dat je zoiets hebt van: ja, ja, misschien was het ook wel niet helemaal netjes, wat of we toen zo gedaan hebben. En daar ben je onderdeel van geweest.
MUZIEK
Ik begin er niet over. Het is Kees zelf die de link met het slavernijverleden legt.
Kees: Keti Koti en herdenking, en dat moet een nationale feestdag worden... Als ik daarnaar kijk of lees denk ik: jeetje, moet dat nou weer allemaal? Nu zit je in dit verhaal, en nu heb ik zoiets van: ja, ik snap eigenlijk wel dat die mensen dat ook wel eens een keer boven water… om degenen die daar… dus de baas waren, om die ook eens te confronteren met: wat hebben jullie gedaan?
Sari: Ja.
Kees: Want ik weet niet hoe… maar dat kun jij misschien beter vertellen, hoe die mensen daar nú op terugkijken.
MUZIEK
Albertine: (vanuit de keuken) Ja, ik wist niet dat dat niet mocht!
Maartje: Ik had toch gezegd, je moet het pas kijken als we hier zijn.
Albertine: Nee, dat zei jij! Jij zei: ik heb niet gekeken. Toen dacht ik: nou ik heb wel gekeken. Heb jij het op jouw ding staan?
Maartje: Ik heb het hier op m’n computer.
Albertine: O ja. OK.
Ik kon het testament van Grootmama zelf niet opvragen bij de notaris.
Albertine: ‘Heden…’
Mijn moeder wel, als erfgenaam.
Albertine: ‘27e juli 1976…’
Het dagboekenproject is af, het is najaar 2023.
Albertine: ‘...verscheen voor mij, meester Antoine Emile d’Angremont, notaris der standplaats Middelburg…’
Het testament is de enige manier om iets te weten te komen over de zakelijke kant van de relatie.
Albertine: ‘vrouwe jonkvrouwe Helena Maria Calkoen...’
Want in haar dagboeken schreef Grootmama nooit iets over Mina’s loon.
Maartje: OK, OK OK…. ‘Ik legateer vrij van rechten en kosten in contanten uit te keren aan… mejuffrouw W. Marinusse, Zusterstraat 48, 2500 gulden.’
Stilte.
Maartje: Oké…
Ik kan het bedrag niet meteen plaatsen. Hoe verhoudt dit zich tot de rest van Grootmama’s nalatenschap?
Maartje: En… even kijken hoor… beredderaar van mijn boedel en bezorger van mijn begrafenis, daartoe benoem ik…
Maar daaronder staat een legaat van 5000 gulden voor haar jongste zoon, mijn grootvader. Ik begrijp dat in dit testament alleen de aparte schenkingen staan vermeld.
Maartje: En d’r zoon krijgt voor het executeur testamentair zijn het dubbele bedrag van wat Mina krijgt voor een heel leven.
Albertine: Voor een heel leven. Ja.
Maartje: Plus nog gewoon zijn erfenis.
Albertine: Ja, dat weet ik wel zeker, dat ie ook nog z’n erfenis heeft gekregen. Volgens mij hebben ze toen dat huis in de Wolwevershaven kunnen kopen.
Maartje: OK. OK.
MUZIEK
In de weken die volgen, probeer ik de betekenis van het testament tot me door te laten dringen. Voor mij staat nu vast dat Mina geen ‘dochter’ was voor Grootmama.
Albertine: Nee, natuurlijk niet.
Maartje: Want een dochter neem je op, gewoon, als volwaardige erfgenaam.
Albertine: ‘Als een dochter.’ Nou, in dat ‘als’, dat…
Maartje: Daar ligt een heleboel in besloten.
Albertine: Ja. Wat het ook niet is.
Maartje: Ja.
Mijn moeder en ik hadden het met z’n tweeën een beetje weggelachen. Zoals we Grootmama inmiddels kenden, had het ons nou ook weer niet echt verbaasd. Maar bij mij begint zich langzaam een ander verhaal op de voorgrond te dringen, dat ik heel diep in mijn geheugen had weggestopt.
Het kwam van Mina’s oud-collega Leintje van den Brink en speelt in de tijd dat Mina net in Middelburg was komen wonen. De tijd van de gebraden fazanten en Grootmama’s wijziging van haar testament.
Leintje: Toen kwam ik voor d’r verjaardag. Toen zei ik: straks als je jarig bent, heb je dan nog wensen? Toen zegt ze: Leintje, je moet er niet over praten. Maar ze zei: wil je me niet wat boodschappen geven? Want ik heb soms haast geen geld om, voor te eten. Ik was bijna geshockt, ik denk: hoe komt dat nou toch? Dat kon ik me niet voorstellen van jullie. En ik geloof het nog steeds niet. Maar toen heb ik ze een tas boodschappen gegeven als ze jarig was. En daar was ze dolgelukkig mee. Koffie, thee, suiker, zo van alles. Heb jij dat wel ‘s gehoord?
Maartje: Nee. Ik schrik daar wel een beetje van.
Leintje: Ik ook. Ik vond het toen ook zo erg. En elke keer dat ik toen naar d’r toe ging, nam ik nooit meer een bloemetje mee, maar altijd iets… maar toen werd ze 65 en toen was het goed. Toen had ze AOW. Snap je het?
Maartje: Ja.
MUZIEK
Geluid auto.
Dit gesprek dateert alweer van jaren geleden. Maar opeens herinner ik me weer hoe ik na afloop was weggereden van Berkenbosch. En hoe ik mijn moeder probeerde te bellen, die niet opnam. Ik reed over Walcheren met tranen over mijn wangen, en vragen waarop ik daarna vergeefs een antwoord zocht. Bij mijn moeder
Albertine: Weet ik niet.
Bij oom Frits.
Oom Frits: Als dat zo is, vind ik dat schandalig.
Als Grootmama’s kleinkinderen wisten zij van niets.
Albertine: Want daar ging ik niet over praten met Mina.
Oom Frits: Ik was niet in de leeftijd toen om daar lastige vragen over te stellen.
Maar ook bij Kees en Sari kon ik het niet verifiëren.
Kees: Nou, echt armoe niet…
Sari: Echt arm heeft ze het volgens mij niet gehad hoor. Nee.
Kees: Is dat een geruststelling?
Maartje: Dat is zeker een geruststelling.
En dus had ik het terzijde geschoven als ‘dubieus’. Maar nu ik het terugluister, denk ik: hoe heb ik dit verhaal in twijfel kunnen trekken? Maakte Leintje niet glashelder waarom Mina dit alleen met haar besprak?
Wie was verantwoordelijk voor Mina’s jaren in armoe? Zou Grootmama überhaupt over haar eigen geldzaken hebben beschikt? Of werd zij gezien als lief oud vrouwtje zonder benul van dat soort dingen? En schoof de verantwoordelijkheid een generatie door?
Maartje: En weet jij wie zich daar toen over ontfermd heeft, over Mina?
Oom Frits: Ja. Jouw eigen grootvader.
Mijn grootvader.
Kees: Govert?
Maartje: Godert.
Kees: Godert. Ja.
De vader van mijn moeder.
Sari: Tante Mientje was heel gek op jouw grootvader. Ja.
Hij, zijn generatie, is de ontbrekende schakel in dit verhaal. Vijf kinderen had Grootmama. Twee dochters, zij werden niet geacht om mee te praten. En drie zoons, die van mening verschilden over wat Mina had verdiend. Mijn grootvader was, zo weet ik, van hun drieën zeker niet de strengste. Ik weet niet wie het laatste woord over Mina’s toelage had. De Marinusse’s herinneren zich vooral de rol die hij na Grootmama’s dood in Mina’s leven speelde. In de jaren ‘90, toen hun tante was verhuisd naar een bejaardenhuis.
Kees: Dan kwam meneer Godert ik denk één keer in de maand zeker, en die stopte haar dan geld toe. En niet zomaar 25 guldens, echt honderden guldens. Ja, daar heb ik altijd een dubbel gevoel bij gehad.
Ik probeer me voor te stellen hoe mijn grootvader zich gevoeld moet hebben, over de 8 jaar oudere vrouw die altijd ‘meneer Godert’ tegen hem zei. Ik weet nog goed hoe hij naast me zat in de kerk op Mina’s uitvaart. Ik voelde zijn verdriet, maar ook dat er een last van hem was afgevallen. Die herinnering vormde de aanleiding voor mijn onderzoek.
Maartje: Omdat ik ook het gevoel had dat ik er met Grootvader niet over kon praten, over die ongelijkheid. Dus ik wilde dat altijd wel aankaarten, maar daar stuitte ik op een muur.
Albertine: Ja, dat snap ik.
De mythe van Mina. Daar wilde ik licht op laten schijnen. En ik raadpleegde vrouwenhistorica Els Kloek. Zij waarschuwde mij om niet te snel een oordeel klaar te hebben.
Els Kloek: Dan gaan we onze eigen normen heel erg op het verleden projecteren, terwijl dat soort verhoudingen voor jouw overgrootmoeder dan nog wel vanzelfsprekend waren. Maar niet alleen voor je overgrootmoeder, ook voor Mina zelf.
Ik nam me voor om haar advies te volgen. En alleen heel precies te reconstrueren wat er was gebeurd. Een goed idee, vond de historica.
Els Kloek: Wij zijn soms ook wel vergeten hoe groot de sociale verschillen waren vroeger, hè. En van hoe ver wij allemaal komen…
Maar anderen waarschuwden voor wat ik zou gaan vinden.
Maartje: ‘Praat er maar beter niet over, ik hoop dat de volgende generatie zich minder zal schamen.’ Want dat is het: er zit schaamte op.
Iets wat schrijfster Suzanna Jansen had verbaasd.
Suzanna Jansen: Voel jij zelf die schaamte?
Maartje: Zeker bij dit verhaal. Ja.
Suzanna Jansen: Wauw. Ik hoop dat je dit ook betrekt bij je verhaal.
De mythe was een manier om onze schaamte te bedekken. Drie generaties later viel ik er zelf nog aan ten prooi. Door onbewust van het verhaal van Leintje weg te kijken.
Maar ik was ook een beetje gevallen voor de mythe die Mina zelf in stand hield, en die ik leerde kennen via haar achternichtjes Rianne en Trix.
Rianne, nichtje van Mina: Jij zegt dienstbode, ik schrok even toen jij dat zei. Dacht ik: dienstbode, dienstbode… dat woord is in ons gezin nog nooit gevallen.
Trix Marinusse: Nee.
Rianne: En ook door tante Mientje niet.
Trix: Nee, nooit.
Rianne: Hoe zij het aan ons overbracht is dat zij gewoon een heel gewaardeerd lid van het gezin was. De beste vriendin van jouw overgrootmoeder.
De mythe van vriendschap en lotsverbondenheid gaf waardigheid aan Mina. Er gaat een rijke en pijnlijke geschiedenis achter schuil. Zouden die twee werkelijkheden ooit nog naast elkaar kunnen leven? Op de manier waarop Grootmama en Mina samenleefden in één huis?
EINDE MUZIEK
MUZIEK
In de epiloog van Mina & Mevrouw:
Maartje: Zie jij iets van mijn overgrootmoeder in mijn manier van huishouden terug?
Reinoud: Jawel, je blijft het… eens in de zoveel tijd komt het weer terug: waarom hebben we geen schoonmaker? Da’s toch helemaal niet nodig, we wonen toch niet in een kasteel?
Trix: Kijk, ik ben opgevoed met de gedachte van: je gaat straks trouwen, je krijgt kinderen, klaar. Dus ik had met tante Mientje daar echt gesprekken over, want zij was natuurlijk magisch. Zij had het gewoon alleen gerooid.
Albertine: Je belde en dan kwam Mina binnen. Punt.
Keest Ja. Nou, van mevrouw, dat begrijp ik. Maar dat kinderen en kleinkinderen daar ook in meegaan… het verbaasde mij.
Trix: Jullie hoorden gewoon bij ons verhaal.
Maartje: Wij waren De Familie.
Trix: Ja, jullie waren De Familie! Ja!
Rianne: Maar hoe keek jij dan naar ons? Of hoe keek jouw familie dan naar ons?
Maartje: Nou, niet. Eigenlijk.
Maartje: OK, want volgens mij is dit de enige bron die we hebben van Mina sprekend.
Oom Frits: OK, nou maar dan kunnen we een stukje draaien.
Archief: Frits: En hoe heette het dan, tweede meisje, of hoe heette dat?
Mina: Tweede meisje.
Mina & Mevrouw is een Prospektor / VPRO productie voor OVT en NPO Radio 1 met muziek van Rory Ronde en Eva van Manen en sound design van Wederik de Backer. Stem van Marietje van Lynden, stem van Mina Marinusse: Tineke Kodde.
Creatief producent Eefje Blankevoort, uitvoerend producent Laura Verduijn en Vera Bachrach. Dagboektranscripties familie van Lynden, research- en montage assistent Lotteke Boogert. Grafisch ontwerp Marieke van der Perk. Eindredactie OVT Katinka Baehr. Partners het Zeeuws Archief en Theaterproductiehuis Zeeland, met speciale dank aan Silvie Dees.
Deze podcast kwam tot stand met steun van het NPO-fonds, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, Cultuurfonds Zeeland en een heleboel andere fondsen. Voor meer informatie: ga naar vpro.nl/mina.