Synopsis afl. 3
Toen Mina in 1937 bij Mevrouw in dienst trad waren de verhoudingen op kasteel Ter Hooge overzichtelijk. ‘Upstairs’ organiseerde Mevrouw diners en schaatspartijen op de vijver. ‘Downstairs’ zwoegde Mina in het washok en aan het kolenfornuis. Ondertussen wierp de oorlog zijn schaduw vooruit.
Maartje probeert het feodale systeem waarin beide vrouwen leefden te begrijpen, maar stuit op de grenzen van haar inlevingsvermogen. Drie generatiegenoten werpen verrassend nieuw licht op de zaak: de zoon van de oude pachtboer en twee achternichtjes van Mina.
Aflevering 3: Upstairs, downstairs
PROLOOG
Oom Frits: Dus dit is… de provisiekelder, en hier….
Mijn achteroom Frits leidt me rond in de kelders van Ter Hooge, het kasteel waar Mina voor de oorlog voor mijn overgrootouders heeft gediend.
Oom Frits: Met een houten vloer…
Het is hier koud en donker…
Oom Frits: Dus dit is allemaal steen…
de dikke muren grenzen aan de vijver. Oom Frits woont in de vleugel hierboven; dit is nu zijn wijnkelder en opslagplaats.
Maartje Duin: Wat is dat, een soort likeur, maak jij dat zelf?
Oom Frits: Ja, dat is slow-gin, met sleedoornbessen.
Maartje: OK. Ja.
Het kasteel in zijn huidige vorm dateert van 1759. In die tijd wensten de kasteelheer en dame hun personeel zo min mogelijk te zien.
Oom Frits: ‘Pruim en braam en appelgelei…’
Daarom loopt er van hier onderlangs een gang naar de andere vleugel. Frits benadrukt dat het er heel anders aan toeging in mijn overgrootmoeder en Mina’s tijd.
Oom Frits: Dan bedienden ze gewoon vanuit de keuken, die aan de rechterkant van het huis lag, daar werd bediend, en de eetkamer lag ook heel dicht bij die keuken. Dus dat is niet waar de eetkamer, waar mijn eetkamer nu is.
Maar het belangrijkste verschil lag volgens hem niet in de fysieke afstand die het personeel moest overbruggen.
Oom Frits: Mina kreeg eigenlijk vrijwel direct nadat ze begon bij Grootmama op Ter Hooge, toen kreeg ze de sleutel van de provisiekamer. Dat heeft Mina mij zelf verteld, dat Grootmama tegen haar zei: Mina, ik vertrouw jou helemaal, jij krijgt de sleutel. En dat is natuurlijk wel, ja, een mooi, ja, gebaar eigenlijk hè.
MUZIEK
Ik vertrouw jou zo dat ik je toesta om mij te bedienen. En het is handig als ik daarvoor niet steeds mee hoef te lopen naar de provisiekast. Dat is toch niet een ‘mooi gebaar’, oom Frits?
Oom Frits: Dit is allemaal achttiende eeuw dit…
Dat denk ik. Maar ik besluit mijn mond te houden. Want ik weet nog wat Sari zei over haar tante’s betrekking vóór ze op Ter Hooge kwam.
Sari Toussaint - Marinusse, Mina’s nichtje: Dan moest ze stoffen bijvoorbeeld boven, de slaapkamers. En dan lag er overal geld verborgen, of chocola. Dat was natuurlijk een proef voor haar, om te kijken van: zul je, kan je dat meenemen? Ben jij wel te vertrouwen? Zo. En dan was ze boos! Ik heb tante Mientje niet vaak zo boos gezien, toen was ze zo boos, ‘Ze vertrouwen me niet’, zei ze toen.
Ik probeer me in te leven in twee vrouwen in de jaren ‘30. En in de laatste dagen van een eeuwenoud systeem.
START TITELSEQUENTIE
Walcheren, 1937. Marietje gravin van Lynden was kasteelvrouw van Ter Hooge. Ze had een man, vijf kinderen en minstens zoveel personeel.
Oom Frits: Die omgang met dat personeel, dat klinkt allemaal alsof het van grote hoogte was enzovoorts, dat was helemaal niet zo. Dat was heel informeel.
Mina Marinusse, arbeidersdochter uit Koudekerke, werd er als tweede linnenmeisje aangenomen. Zij bleef altijd ongetrouwd en werkte hard voor haar mevrouw.
Sari: Zij is verloofd geweest hè? En die jongen, die is op de motorfiets overleden. Verongelukt.
Een halve eeuw waren hun levens innig met elkaar verstrengeld. Van voor de oorlog tot decennia daarna.
Albertine Duin - van Lynden, Maartje’s moeder: Ze heeft wel eens tegen mij gezegd dat Ter Hooge niet haar gelukkigste tijd was. En ik weet niet meer waarom.
Mina en Mevrouw. In wat voor systeem leefden zij samen? En hoe lang was dat nog houdbaar in een veranderende tijd?
Maartje: Ik ben toch opgegroeid, ook inderdaad, met het laatste restje van die feodale tijd denk ik, die jij dan van de andere kant..
André: Koester het.
Maartje: Koester het?
A: Ja. Natuurlijk. Voor hen was dat een gegeven. En niet iedereen is gelijk.
Ik ben Maartje Duin, en dit is ‘Mina & Mevrouw’. Aflevering 3: Upstairs, downstairs.
Trix: Ja, ze was hartstikke slim, dus ik denk dat zij het gewoon is aangegaan als een soort van ontwikkeling van zichzelf.
EINDE TITELSEQUENTIE
MUZIEK
3 mei 1937 kwam Mina in dienst op Ter Hooge - een gebeurtenis die in de jaren daarna steeds feestelijk zou worden gevierd. Ze was 25, mijn overgrootmoeder twee keer zo oud. Een moeder van vijf, van wie de oudste al uit huis was. Ze was inmiddels aan haar rol van kasteelvrouwe gewend. In haar dagboeken lees ik dat daar nog best wat werk bij kwam kijken: in feite runde Grootmama een klein bedrijf. Ze onderhield het contact met pachters en leveranciers, met name hun vrouwen, en was voortdurend met het personeel in de weer.
Ik stel me voor hoe Mina die dag over de oprijlaan aan kwam fietsen in haar lange rokken. En hoe Grootmama haar opwachtte bij het rozenperk in de vorm van een ster. Hoe zou hun begroeting zijn gegaan? Een hand, een minzaam knikje, een buiging? En zou Mina meteen aan de slag zijn gegaan met het opstapelen van de was?
Sari: Tweede linnenmeisje, dat was voor alles vouwen en strijken.
Sari Toussaint - Marinusse.
Sari: Want eerste linnenmeisje… want ze hadden nog een… ze hadden er twee… maar die zorgde echt dat de was goed wit was, en de rest zorgde dat alles keurig, ook de lakens, dat moest natuurlijk allemaal keurig netjes… en daar is tante Mientje aangenomen.
Maartje: Toen was er heel veel personeel op Ter Hooge.
Sari: Ja.
Maartje: Vertelde ze daar wel eens iets over?
Sari: Nee. Ze vertelde wel eens van de tuinman, dat ze daar een praatje mee maakte.
Maartje: Ko de Priester?
Sari: Juist.
Maartje: En Vreeke en Verhage.
Sari: O ja, Vreeke… En dan had ze het ook nog wel eens over een keukenmeisje.
Maartje: Neeltje van Noppen.
Sari: Precies.
Sari lacht.
Sari: En Neeltje kwam uit Koudekerke, zeker hè? Ja, die woonde daar in het centrum.
MUZIEK
Ronald van Immerseel: Jaaa, men had in die tijd gewoon heel veel personeel, arbeidskracht was natuurlijk heel goedkoop. Het was heel gebruikelijk dat er op een buitenplaats als Ter Hooge, dat daar in het park misschien wel achttien mensen rondliepen.
Historicus Ronald van Immerseel is geboren en getogen in Zeeland; als je goed luistert, hoor je in zijn stem nog iets van een accent. Hij specialiseerde zich in historische buitenplaatsen. Hij kent Ter Hooge en heeft zich zelfs in de levensloop van mijn overgrootouders verdiept.
Ronald: Ja, ik denk dat het heel bijzonder is geweest, want zij erfden het en kwamen in één keer uit een heel ander gebied, kwamen ze in één keer op Walcheren terecht, met een groot gezin. Ik denk dat dat echt wel wennen zou zijn geweest.
Maartje: Ze hadden er ook geen zin in.
Ronald: Ja, dat kan ik me ook voorstellen, want het is natuurlijk wel de provincie waar je heen geparachuteerd wordt.
Toch was het geen erfenis die ze konden weigeren.
Ronald: Ja adel verplicht hè?
Ronald lacht.
Maartje: Want dat was het, het was eigenlijk een soort plicht die je erfde?
Ronald: Ja, ik denk wel dat dat vaak wel zo werd gezien. Maar het is natuurlijk ook een bron van inkomsten hè. De opbrengst van zo’n landgoed was natuurlijk wel substantieel.
Een landgoed als bron van inkomsten. Zo had ik het nog niet bekeken. Pacht, houtverkoop en jachtrechten; daar leefden ze dus van. Want Grootmama mocht dan geen geld verdienen door de heersende beelden over vrouwen, maar door een andere norm, vertelt Ronald, mochten edelmannen dat ook niet echt.
Ronald: Vroeger als je van adel was, mocht je niet met je handen je brood verdienen met werken hè. Dan verloor je je adeldom, als je ging werken. Van oorsprong moest je natuurlijk opgeroepen kunnen worden door de krijgsdienst, voor jouw heer, voor de landsheer. Men had wel een baan ernaast, maar vaak was dat ook ja, toch wel erebaantjes die niet zo heel goed verdienden.
Willem van Lynden, Grootpapa, had twee van die erebaantjes: secretaris van de Provinciale Zeeuwse Electriciteits Maatschappij, of PZEM, en voorzitter van de Polder Walcheren.
Ronald: Kijk, je moet het wel in perspectief zien, directeur van de PZEM, met het salaris dat je daarbij kreeg, daar moest een arbeider zijn hele leven misschien wel, of twee levens voor werken, om dat per jaar te verdienen. Maarja, daar stond natuurlijk ook tegenover dat je behoorlijke uitgaven hebt. Je moet partijtjes geven, je moet diners geven, je moet een auto hebben, dat zijn allemaal dingen die heel veel geld kosten, je hebt paarden nodig om mee te kunnen rijden, nou noem maar op.
Maartje: Maar in hoeverre leefden dat soort ideeën nog in de jaren ‘20, ‘30?
Ronald: Ik denk dat dat nog wel echt speelde ja. Je moest je stand ophouden, om het maar zo te zeggen.
Tegelijkertijd begon die stand na de Eerste Wereldoorlog af te brokkelen.
Ronald: Ik denk dat er heel veel kapitaal verdampt is in die periode. Met vaak ook dat families die heel veel obligaties of aandelen hadden, hè, voorbeeld van de Russische staatsspoorwegen waar iedereen aandelen in had die in één keer niets meer waard bleken te zijn, zodat men ook echt wel een beetje de tering naar de nering moest zetten.
Begin jaren ‘30 volgde een landbouwcrisis, waardoor de tarweprijs daalde.
Ronald: Dat merk je ook op Ter Hooge, ik las ook ergens bijvoorbeeld dat een van de boeren de pacht niet hoefde te behalen, dat zie je heel veel dan. Betekent ook natuurlijk dat de eigen inkomsten minder worden. Er komt toch een beetje een donkere wolk te hangen boven Europa, met Duitsland wat aanstuurt op oorlog, dus ja ik denk dat dan echt wel een schrale periode al aanbreekt.
Een schrale periode. Het blijft moeilijk voor te stellen als ik Grootmama’s dagboeken lees uit die tijd.
DAGBOEK:
26 nov. 1938. Vandaag hadden wij een diner waar kwamen: Diek en Annie v. Doorn, de Pilaars, Nounou, Rees, Stoetje, Wim Quarles. en Jan v. Doorninck. Voor Mina was ‘t de 1e keer, maar ‘t was alles heel goed. Ik gaf grape-fruit, tomatensoep met room, tongfilets met aardappelballetjes en garnalensaus. galantine met aardappelwafels, twee grote taarten, twee vol au vents met champignons en kalfstong, fleurs de nice, fruit. ‘t Was zeer geanimeerd aan tafel.
Zou Mina de restjes van die vol au vents hebben gekregen? Het zou een motief kunnen zijn om in die tijd te gaan werken op een kasteel. In de dagboeken lees ik niets over wat zij buiten kost en inwoning betaald kreeg. Maar als ik mijn moeder mag geloven, was Grootmama ‘een knieperd’. Zij noemt Mina’s werk:
Albertine en Maartje samen: Een beetje slavenarbeid voor een hongerloon.
Ook Sari weet niets over het salaris van haar tante.
Sari: Heeft ze ook nooit gezegd. Ze had het niet breed hoor. Want dan wilde ze wel ‘es een nieuwe beuk of zoiets, maar daar moest ze eerst voor sparen. Ja.
Mijn moeder herinnert zich iets anders over Mina’s eerste jaren bij de van Lyndens.
Albertine: Mina heeft mij wel ‘s gezegd dat ze helemaal niet gelukkig is geweest op Ter Hooge.
Maartje: Nee?
Albertine: Ze heeft nooit een kwaad woord gezegd over Grootmama hoor, helemaal niet. Maar ze heeft wel eens gezegd dat Ter Hooge niet haar gelukkigste tijd was. En ik weet niet meer waarom.
MUZIEK DOWNTOWN ABBEY
Als soapliefhebber zoekt ze het antwoord in de serie Downton Abbey.
FRAGMENT DOWNTOWN ABBEY:
Thomas: What is it?
Miss O’Brien: Her Ladyship's told him she thinks Mr Bates ought to go.
Ze slaat met name aan op het onderling gekonkel van het personeel, dat fluistert over wie er al dan niet ontslagen gaat worden.
Anna: Well, I'm going for my dinner. You two can stay here...plotting.
EINDE DOWNTOWN ABBEY
Gelach.
Albertine: Hier was natuurlijk een wel wat kleinere staf, maar dat kan ik me zo voorstellen, als ik dit zie, maar misschien gaat m’n fantasie met me op de loop, dat daar ook wel een beetje roddel en achterklap of weet ik wat geweest is.
Maartje: Nou, wie zegt dat Mina daar niet aan meedeed?
Albertine: Nee, die deed dat niet.
Maartje: Nou!
Albertine: Die had daar last van.
Ik vertel mijn moeder over Mina’s adresboekje, waarin ze de namen schreef van haar collega’s. De huisknecht die De Koning heette, in onze familie voer voor hilariteit. De meisjes, met namen als Suus, Nelly en Maatje…
Maartje: Al die mensen bleven maar heel kort. We weten niet welke machtsspelletjes daarvoor hebben gezorgd, toch?
MUZIEK
Het boekje is nog steeds de enige directe bron over Mina’s jaren op Ter Hooge. Voor de rest moet ik het van mijn verbeelding hebben.
Oom Frits: Dus dit is de zaal.
Als mijn oom Frits me rondleidt, probeer ik het kasteel door haar ogen te zien.
Oom Frits: Eigenlijk de balzaal, en hiervoor, vroeger dan de ridderzaal. En hier ontvingen ze…
Hoe vaak moest die vloer in de boenwas, met al die diners en partijen?
Maartje: En deze kroonluchter is ook uit die tijd?
Die kroonluchter aan het plafond, maakte Mina die met hulp van iemand anders schoon?
Oom Frits: … achttiende eeuwse stucwerk….
Die metershoge gordijnen, hoe zou je die moeten wassen? Het water, las ik, werd ‘s ochtends opgepompt uit de vijver, en daarna op het kolenfornuis gekookt.
Maartje: Wat was dit?
Oom Frits: Oh, dit is ook heel interessant, want dit is de beslagkom. En we hebben een foto van Mina met deze gigantische beslagkom, wat is de doorsnee? 50, 60 cm? Enorme koperen kom.
Maartje: Nou wel meer, wel 80.
Oom Frits: Dus…
Ik ken die foto. Hij is genomen in de keuken, van een afstand - ik denk door Grootmama. Naast de beslagkom hangt een rij spatels, trechters, soeplepels, een reusachtige tang voor het kolenfornuis. Onder al dat materieel zit Mina. Met afhangende schouders, aan een tafeltje tegen de muur.
STILTE
Sari ziet de foto voor het eerst.
Sari: Maar als je nou hier kijkt, dan heeft tante Mientje al iets droevigs hè?
Maartje: Ja.
Sari: Zie je dat?
Maartje: Ja. Ze heeft vaak op foto’s dat ze een beetje droevig kijkt.
Sari: Ja. Dat vind ik ook.
‘Overweldigd’, denk ik, als ik nog eens inzoom. De jonge Mina lijkt overweldigd door het werk.
MUZIEK
En misschien was er nog iets anders wat haar parten speelde. Misschien werd deze foto onder barre omstandigheden gemaakt.
MUZIEK
DAGBOEK:
19 dec. 1938 Ontzettend koud, -22 graden, en we kunnen ‘t haast niet warm stoken. Waterleiding bevroren, ook afvoerleidingen van de waschtafels. Ik laat Mina ook in de zaal zitten, daar ‘t in de keuken zelfs vlak naast de kachel ijskoud is. Veel schaatsenrijders, wel 60, elke dag komen er zeker 15 theedrinken. ‘s Avonds werd er bij lampionlicht weer gereden. Ik liep over de baan en door het besneeuwde bos en genoot.
Maartje: ‘Ik liep over de baan en door het besneeuwde bos en genoot’. Kijk en hier zijn alle kinderen op de schaatsen. Oom Anton met van die pofbroeken.
Albertine: Ja.
Maartje: Hadden ze het dan opengesteld?
Albertine: Ja, dat gingen ze op die achtervijver… ja dat zeg ik toch altijd, dat Grootmama dan op het balkon stond en dan met touwen warme chocolademelk naar beneden…
Maartje: Nou, ik denk dat Mina op het balkon stond.
EINDE MUZIEK
De legendarisch koude winters op Ter Hooge. Ook Frits’ moeder, die hier opgroeide, heeft er haar kinderen over verteld.
Oom Frits: In de winter stond er dan een waskom met water waar ze dan als ze wakker werden het gezicht konden wassen of zo, en die was nog wel eens bevroren. Zo koud was het in die kamer. Maar ze hadden toen die heerlijke donzen duvets, weet je wel, van dat eidereend, van dat dons, dan had je niet zoveel last van de kou.
Maartje: Hun kamers waren op de eerste verdieping, of niet?
Oom Frits: Ja.
Maartje: En daarboven sliep het personeel?
Oom Frits: Klopt.
Maartje: En hadden die ook duvets?
Oom Frits: Ik weet dat niet.
Op de smalle torentrap gaat Frits me voor naar de zolder op de tweede verdieping.
Gestommel op de trap, deur gaat open.
Oom Frits: Hier hingen de lakens te drogen. In rechte rijen zo. En links en rechts had je dus alle kamers van het personeel.
Deur gaat open.
Maartje: Oh ja, dat is nu een logeerkamer.
Oom Frits: Keurige kasten waar ze dan hun kleding in konden…
Het plafond en de muren zijn in een prachtig warm rood geschilderd, dat terugkomt in de gordijnen. Oom Frits en zijn vrouw hebben smaak.
Maartje: Oh, dat zijn niet hele kleine kamers. Maar goed, we weten niet hoeveel mensen hier zaten natuurlijk.
Oom Frits: Nou hooguit twee denk ik. Ik heb wel op andere buitenplaatsen, nou echt gewoon schandalige hokken gezien waar het personeel werd ondergebracht. Ik ga niet zeggen welke buitenplaats het was, maar het is een buitenplaats hier op het eiland.
MUZIEK
Eigenlijk hoop ik dat Mina deze kamer met iemand deelde. Ik denk aan de bedstee in haar ouderlijk huis. Sari zei dat ze daar met haar zusje in sliep. Oncomfortabel, misschien, maar wel warm.
Maartje: Zo kun je dus naar de duinen helemaal kijken.
Oom Frits: Ja. Over de grote vijver.
Maartje: Ja, met heel veel eenden.
Oom Frits: Ja. het is enorm druk op het ogenblik. Ze zien er allemaal niet zo mooi uit want ze zijn nu in de rui. In het voorjaar maken ze zich natuurlijk allemaal heel mooi op. Nou ja, dit heeft Mina allemaal wel zo gezien natuurlijk ja.
Maartje: Nou, mooi idee.
Zo staan mijn achteroom en ik nog even uit te kijken. Ik heb een zwak voor hem, al zijn we het vaak niet eens. Zoals wanneer ik het leven op vooroorlogs Ter Hooge feodaal noem.
Oom Frits: Ik wil het eigenlijk niet feodaal noemen.
Maartje: Waarom niet?
Oom Frits: Feodaal heeft een heel negatieve connotatie en... je moet ook rekenen, dat die omgang met dat personeel, dat klinkt allemaal alsof het van grote hoogte enzovoorts, dat was helemaal niet zo, dat was heel informeel. Sterker nog, mijn moeder die ging altijd voetballen met De Koning, de huisknecht. Ja, dat mocht dan niet van m’n grootouders, maar ze deed het wel, en m’n grootouders wisten het natuurlijk ook wel.
Maartje: Ja, maar als jouw moeder was getrouwd met de zoon van De Koning was het wat anders geweest.
Oom Frits: Ja, maar dat is weer een soort ‘wat als’-speculatie… dat zou ik niet doen…
Maartje: Nee oké, maar jij noemt dit als voorbeeld, dat jouw moeder als kind met de knecht mocht voetballen…
Oom Frits: Niet mocht voetballen maar het wel deed.
Oom Frits grinnikt.
Maartje: Precies. Nou ja, dat is toch niet een voorbeeld van hoe informeel dat contact was.
Oom Frits: Nee, maar ik weet wel dat…ehh… de…
STILTE
Oom Frits: Cut.
Maartje: Hoezo? Waarom wil je ‘m uit?
Oom Frits: Nee, ik weet niet wat ik met deze vraag moet. Hoe informeel het contact was. Nee, zet ‘m even uit.
Maartje: Ja maar, nee, ik wil jou juist even horen denken.
LANGE STILTE
Oom Frits: Ja. Ik ehm… ik weet het niet. Ik heb, ik heb… laat ik het zo zeggen, ik heb mijn grootouders meegemaakt dan ook in de omgang met de pachters, en dat was eigenlijk gewoon heel natuurlijk en heel dichtbij, vond ik dat zelf, ja.
De pachters - die hadden weer een andere rol in de biotoop Ter Hooge. Tot in de jaren ‘90 woonde de familie Dekker op de boerderij, vlakbij het kasteel.
Albertine: Ja, daar zijn nog oude filmpjes van, dan komen wij zo op bezoek bij de familie Dekker, Grootmama en Grootpapa met hun kleinkinderen, en dan gaat ie zo buigen, boer Dekker, schat van een man, met de pet zo, en vrouw Dekker in Zeeuwse dracht, en gaat zo bedrijvig, ‘oh God, is het huis wel schoon’ en koffie zetten, en, ja, hartstikke feodaal, maar waanzinnig goede verhouding hadden zij. Maar dat vind ik ook een beetje het moeilijke ervan. Van aan de ene kant dat feodale met die pet, en aan de andere kant… ja… ja, ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
MUZIEK
Maartje: Hee, André! Zo, lang niet gezien!
André Dekker: Inderdaad ja.
Ik weet niet of ik André Dekker herkend had, als hij mij hier in Amsterdam voorbij gefietst was.
Maartje: Ik weet niet, van welk jaar ben jij?
André: 1969.
Maartje: O ja, dan ben je 6 jaar ouder dan ik.
Hij draagt geen blauwe overall meer, en hij heeft een baardje. Maar daaronder zie ik de blosjes op zijn wangen nog.
Klinken
André: Cheers. Op het wederzien.
De Dekkerblosjes. Zijn vader had ze ook.
Maartje: Als ik denk aan mijn jeugd op Ter Hooge in de vakanties, dan was het altijd dat wij dan in de tuinmanshuisjes zaten en dan, om vijf uur aan het eind van de dag kwam jouw vader langs met de tractor met de kar met melkbussen, en dan sprongen wij daar op, en dan gingen we zo naar het veld van Ter Hooge, mochten we helpen met melken. En dat was zó leuk!
André: Dat was voor mij natuurlijk het dagelijks leven. Jaar in, jaar uit.
Maartje: Ja, want jij was daar ook wel ‘s bij.
De band tussen André’s familie en de mijne gaat zeker vijf generaties terug.
André: Dus dat zal vanaf 1875 geweest zijn. Maar dat weten we niet precies.
In de jaren ‘30 pachtte zijn opa 25 hectare, hij had 20 koeien.
André: En dat was voor die tijd was dat groot ja.
Het waren de crisisjaren, en zijn opa had een jong gezin.
André: En de van Lyndens dus, die knepen weleens een oogje dicht als de pacht niet betaald kon worden. Of ze lieten een pan soep brengen als mijn oma ziek was. Dat was indertijd een hele goede band, en een heel erg respectvolle benadering natuurlijk. Niet alleen: we moeten voorzichtig zijn, want het is hun land, het is hun bezit waar wij in wonen, maar ook duidelijk gewoon van ja, dat was de adel.
De Dekkers bleven op het landgoed ver nadat mijn overgrootouders er waren vertrokken. In de jaren ‘70 en ‘80 groeide André er op.
André: Het was heel sober, natuurlijk ging je nooit op vakantie. En je ging werken vanaf je 15e, 14e, om zelf je geld te verdienen. Maar dat was prima, we hoefden niet weg. Het leven zoals het was, dat was een paradijs. Mijn vader had de koeien, later hadden we schapen, ik had konijnen, dwerggeiten. Alles leefde.
Maartje: Heb je nog foto’s van vroeger, van toen jij kind was?
André: Tuurlijk.
Ik geniet ervan om André weer te zien na al die jaren.
Maartje: Oh, ik vind het echt zo leuk, André!
Er zijn zo weinig mensen met wie ik dit stukje van mijn leven deel.
André: Nou, ik denk dat dit de Oranjerie is…
Maartje: O ja.
Toch heb ik me ook een beetje schrap gezet voor wat ik met hem wil bespreken.
Maartje: Ja… ik ben toch opgegroeid ook inderdaad met het laatste restje van die feodale tijd, denk ik, die jij dan van de andere kant...
André: Koester het.
Maartje: Koester het?
André: Ja. Natuurlijk?
Maartje: Hoezo? Maar wat is daar dan goed aan?
André: Dat is toch prachtig geweest.
Maartje: Ja, zeker… dat we achterop met de melkbussen met je vader meegingen..?
André: Nee, dat niet alleen, maar ook hoe het door de eeuwen heen een positie heeft gehad. Mooi.
Ik kan mijn oren nauwelijks geloven. André en ik zijn van dezelfde generatie, wonen in dezelfde stad. Hebben we het wel over hetzelfde?
Maartje: Dat ze dan met de pet in de hand stonden en zo… Maar dat vind jij iets om te koesteren?
André: Ja. Ja, vind ik wel.
Maartje: Zelfs al was jouw familie degene met de pet in de hand?
André: Ja. Voor hun was dat een gegeven. En niet iedereen is gelijk.
MUZIEK
Niet iedereen is gelijk. Als oom Frits dit had gezegd, had ik wel raad geweten met die uitspraak. Maar dit is de zoon van de pachtboer, en nu weet ik niet wat ik ermee moet.
Maartje: Zo van: ken je plaats in de maatschappij.
André: Ja.
Maartje: Ja.
André: En voor hen was dat ook weer iets wat ze ook weer gerust maakte.
Maartje: OK.
André: Dus ik denk niet dat het slecht was.
Ik vertel André dat ik ook de familie van Mina heb gesproken. En dat Sari en Kees wel iets kritischer waren dan hij.
André: Die kant van het verhaal ken ik niet. Nee, ik ken Mina wel. Ze kwam ook wel eens bij ons langs.
Wat ik niet moet vergeten, zegt André: boeren en arbeiders bezochten andere kerken. En ook de Dekkers hadden meiden en knechten in dienst.
André: Kijk, Mina was dan misschien meer het niveau van het personeel van mijn opa.
En daarmee had ze, volgens André, niet veel te klagen.
André: Wat wilde iemand anders dan? Wilde die aan de lopende band zitten? Knoppen aan een kledingstuk zetten? want dat deden andere mensen in die tijd. Voor hetzelfde geld. Die hadden het minder goed dan het personeel dat op zo’n landgoed mocht werken. Ja, er waren denk ik geen andere opties.
Maartje: Nee.
André: Oke, Maartje, fijne dag verder!
Maartje: Dag!
André: Doei doei!
Maartje loopt de trap af.
Straatgeluid.
Als ik naar huis fiets, denk ik na over wat André me vertelde. Ik besef hoezeer de positie van zijn familie van die van Mina verschilt. De Marinusse’s kwamen nooit bij hun dochter op Ter Hooge. De Dekkers genoten in zekere zin mee van het systeem. Tot in de jaren ‘90 het doek viel voor kleinschalig boeren. André gaf zijn droom op om zijn vader op te volgen en geeft nu leiding op Schiphol, in de beveiliging.
En ik? Ik werd laatst nog herinnerd aan die pet in de hand door een oude schoolvriend, die destijds met mij op vakantie in Zeeland was geweest. Hij vond het bizar om de oude boer voor ons, snotneuzen van 16, te zien buigen. Ik was het vergeten, en ging haast door de grond toen hij dat zei.
Dus tja, ik vind het lastig om dat systeem als een gegeven te accepteren. En het frustreert me dat ik nog geen grip op Mina’s leven krijg. Ze is nog niet uit de mist van de geschiedenis omhoog gekomen. Maar ik weiger me neer te leggen bij het idee dat zij ‘geen andere opties’ had.
MUZIEK
In de jaren ‘30, leerde ik al, was huwelijk en moederschap de voornaamste andere optie. Mina had het bij haar moeder gezien. Die was ook dienstbode geweest - tot haar huwelijk, toen zij net als alle getrouwde vrouwen wettelijk ‘handelingsonbekwaam’ werd, en voor de meeste beslissingen toestemming moest vragen aan haar man. Ze baarde acht kinderen, waarvan er drie overleden voor hun 3e. Een generatie daarvoor kreeg haar oma, boerenmeid, er 18. Was dat het leven dat Mina niet wilde voor zichzelf?
Volgens mijn moeder maakte zij wel degelijk een keuze. Niet als daad van verzet, maar als blijk van trouw aan Grootmama.
Albertine: Ze was verloofd, en toen heeft de moeder van Grootmama, dus mevrouw Calkoen, die heeft gezegd: Mina, wil je mij beloven dat je altijd voor Marietje zal blijven zorgen? En dat heeft ze toen gedaan.
Maartje: Echt waar?
Albertine: En de verloving verbroken.
Kees Marinusse: Dat is helemaal nieuw voor mij.
Kees Marinusse bij onze ontmoeting in Rheden. Zijn zus weet wel dat er een verloofde was.
Sari: En die jongen, die is op de motorfiets overleden. Verongelukt.
Mijn achtertante Paulien vertelt weer iets anders.
Tante Paulien: … dat hij tbc had en mensen met tbc lagen in de tuin in een soort huisje met gaas of zo…
Maartje: Een achtertante van mij zei dat ie is overleden aan tbc.
Sari: Aan tbc… Ze heeft mij toen verteld dat ie verongelukt was. Maar ja, ik heb vader en moeder er eigenlijk ook nooit over gehoord.
Het is een vaag verhaal…
Sari: Dat was voor de oorlog.
Ook Sari intrigeert het.
Maartje: We hebben geen naam…
Sari: Nee, totaal niet.
Zij heeft zich inmiddels tot een mede-speurder ontpopt.
Maartje: Aagtekerke, motorongeluk. Dinsdagavond had een…
De Krantenbank Zeeland is een uitgebreide collectie gedigitaliseerde kranten.
Maartje: … niet dood. Dodelijk motorongeluk.
In de jaren ‘30, ontdek ik, was de motorfiets als vervoermiddel populair. Een helm droeg men nog niet. En alle ongelukken belandden in de krant.
Maartje: Gisteravond kwam de 40-jarige motorrijder H.C. Hesseling, wonende te Middelburg en handelsreiziger van beroep met snelle vaart naar Zoutelande gereden. Bij het dorp kwam hij in botsing met de vrachtauto van een slager uit Oostkapelle.
Sari: Ik denk niet dat hij dat is. Hij is te oud, denk ik hè.
Maartje: En een handelsreiziger… ?
Sari: Ja… nee, dat zie ik ook niet zitten. Nee.
Maartje:13 juli 1937. Zaterdagmiddag heeft een motorongeluk plaatsgehad onder Stad aan ‘t Haringvliet, wat de 23-jarige Adr. of Adriaan Troost alhier het leven heeft gekost.
Sari: Ik dacht dat hij gewoon uit het dorp Koudekerke kwam.
Maartje: Een motorongeluk. Woensdagmiddag had op de hoek van de Biggekerksestraat te Koudekerke een botsing plaats, een zekere M. uit Serooskerke, en de schooljongen W., die per fiets links van de weg reed.
Sari: Dat lijkt mij beter. Maar daar staat niet bij dat hij overleden was?
Maartje: Nee.
EINDE MUZIEK
Maartje: Ik begin bijna een beetje te twijfelen of die wel heeft bestaan, die verloofde.
Sari: Kan best, ik weet niet. En of ze echt officieel verloofd waren, dat weet ik ook niet hè? Want zover is dat nooit gekomen hoor, bij tante Mientje.
Maartje: Nee?
Sari: Dat denk ik niet.
Ging Mina dan toch dienen omdat dat nu eenmaal de enige weg was? Of zie ik een ander motief over het hoofd?
T: Het was geen vlucht naar mijn idee. Het was gewoon zoals ze was, en wat ze wilde.
Rianne: Zie hier girlpower in Zeeuwse klederdracht.
T: Ja (lacht)
Ik ben in Gouda, op bezoek bij Trix Marinusse en Rianne Toussaint. Rianne is Sari’s dochter, Trix haar volle nicht. Zij doet me met haar ronde gezicht meteen aan haar oudtante denken. We maakten Mina alledrie als jonge meisjes mee.
Rianne: Tante Mientje was gewoon een klein compact vrouwtje waar je gewoon even tegenaan wil zitten, zo. Maar die had ook zo’n boezem en van die armen, en van…. Snap je?
Maartje:(lacht) Zeker. Ze heeft heel veel kinderen op schoot gehad denk ik.
Rianne: Ja. Ja. Heel heel liefdevol.
Maartje: Ja.
Trix bezocht haar oudtante vaak in de laatste tien jaar van haar leven. De fase waarin zij terugkeek op het leven dat zij had geleid.
T: Ik denk dat mijn vraag op een gegeven moment was van: waarom ben je nooit getrouwd geweest? En toen zei ze iets in de trant van: die behoefte heb ik nooit gehad. En ja, de dominee is inderdaad een paar keer op bezoek geweest om te zeggen: nou ehh… wordt het niet eens tijd? Ze gebruikte niet het woordje vrijheid maar dat maakte ik er wel uit op.
Sari’s dochter Rianne:
Rianne: Tante Mientje deed gewoon toch wel wat zij wilde en maakte daarin echt wel keuzes die… waar ze denk ik best wel veel respons op heeft gehad vanuit het dorp en vanuit de kerk.
Het woordje vrijheid, zegt Trix, en Rianne zegt: keuzes. Het past bij wat ik online over de nichten las. Trix is yogadocent, ze organiseert retraites in de Algarven. Rianne noemt zichzelf ‘dromenjager’. Vanuit haar villa op Ibiza helpt ze andere dromenjagers - vooral vrouwen - op weg naar zakelijk succes. Ze herinneren me eraan dat hun tante zo graag wilde leren.
Trix: Het was natuurlijk een slimme vrouw, dus ik denk dat zij het gewoon is aangegaan als een ontwikkeling van zichzelf.
En tot mijn verbazing zien zij het werken bij mijn familie als een soort school.
Rianne: Het was natuurlijk een totaal andere wereld. Mensen eten andere dingen, mensen gaan naar andere plekken, hebben andere gesprekken, krijgen hele andere informatie tot zich. Want er was geen internet, er waren geen… weet je, een krant was misschien al een luxe. Dus de verhalen die zij daar tot zich kreeg, dat alleen al was voor haar een ontwikkeling. En daar smulde zij van. Binnen de marges van wat voor haar haalbaar was, heeft zij die grenzen mega opgerekt. Dan denk ik, go girl, weet je… wat een stoer wijf gewoon.
Ik kan niet goed inschatten hoe realistisch Trix en Rianne’s analyse is. Maar ik merk hoe aantrekkelijk ik ‘m vind. Het brengt me, een beetje nostalgisch, terug naar het decennium waarin wij alledrie opgroeiden. De jaren ‘90 met het ‘girlpower’ feminisme. Ik herinner me een minister die zei dat de vrouwenemancipatie in Nederland was voltooid.
EINDE MUZIEK
Maar, we waren bij de dagboeken van zes decennia eerder. Bij maart 1938, om precies te zijn. Bij de kleine biotoop van kasteel Ter Hooge. Waar Grootmama vrouw des huizes was en Mina haar keukenmeid.
MUZIEK
En waar niemand voorzag dat alles op zijn grondvesten zou gaan schudden. Zelfs de feodale verhoudingen op een eeuwenoud kasteel.
DAGBOEK:
15 maart 1938. Internationale toestand zeer gespannen. Colijn spreekt voor de radio.
ARCHIEF:
Colijn: ‘… dat het gevoel van onzekerheid en onveiligheid in Europa in sterke mate verhoogd is…’
Ik heb oom Frits achtergelaten om de rechtertoren te beklimmen. Toen ik klein was, deden we dat ook. Het was spannend om vanaf de oude ladders door de luiken heen te kruipen. De toren, wisten we, herinnerde aan de oorlog.
DAGBOEK:
19 sept. Onze lieve Moeder heden 80 jaar. ‘t Feestmaal was erg gezellig bij kaarslicht en ik had de beste spulletjes voor den dag gehaald. Ofschoon ik erge tegenslag gehad had met bediening, ging ‘t best met Mina, die alleen diende.
ARCHIEF:
Colijn: ‘… en ik besluit met de bede dat de almachtige God ons behoede voor een nieuw Armageddon.’
DAGBOEK:
26 sept. Eny komt Mama een visite maken; ik doe daarna boodschappen. ‘s Avonds luisterden wij naar rede Hitler, een tierende, scheldende, zichzelf verheffende rede, onbeschaamd tegenover Beneš.
ARCHIEF:
Tierende Hitler
7 nov. We aten een haas, door Joes gevangen! en bijzonder goed klaargemaakt door Mina.
ARCHIEF:
Hitler: ‘… letzte Problem das erlöst werde musst und erlöst wirden wird’
Gejuich.
DAGBOEK:
11 nov. Horen van de ontzettende Joodenvervolging in Duitschland. Arme menschen. Waarom al deze haat en onvree in de wereld, die zo mooi is?
Klokken luiden.
RADIO ANP:
Presentator: ‘Proclamatie van hare majesteit de koninging [Wilhelmina]. Mijn volk: nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit in acht had genomen en terwijl het geen…’
Beklimming toren, luik gaat open.
In de nok van de toren is het precies zoals ik het me herinner. De vloer ligt nog steeds met dode vliegen bezaaid. Op de balken staan nog steeds de namen van vroegere torenbezoekers.
Maartje: 10 juni 1926 J.F. Zwigtman.
Ik zie niet meteen waarvoor ik ben gekomen.
Maartje: I.W., 1794…
Tot ik er oog in oog mee sta.
Maartje ademt zwaar.
Maartje: Het hakenkruis.
EINDE MUZIEK
Geluid kraaien.
Volgende keer in ‘Mina & Mevrouw’:
Ronald van Immerseel: Ja. Je ziet, alles is weg.
Maartje: Jeetje.
Ronald: Alles is weg.
Albertine: en dan op de achterwei hadden ze de paarden.
Maartje: De Duitsers hè?
Albertine: Ja. Maar wist ik ook niet hoor, is allemaal nieuw voor mij.
Sari: En toen is ze gevlucht naar mevrouw toe… maar toen werd ze een beetje bang.
Maartje: Maar dit verklaart toch ook helemaal waarom ze in die oorlog extra fanatiek ging schrijven?
Arianne Baggerman: Natuurlijk. Want dat was een tijd waarin nog meer dan anders de wereld veranderde.
Mina & Mevrouw is een Prospektor / VPRO productie voor OVT en NPO Radio 1 met muziek van Rory Ronde en Eva van Manen en sound design van Wederik de Backer. Stem van Mevrouw: Machtella Hekkema. Creatief producent Eefje Blankevoort, uitvoerend producent Laura Verduijn en Vera Bachrach. Dagboektranscripties familie van Lynden, research- en montage assistent Lotteke Boogert. Grafisch ontwerp: Marieke van der Perk. Eindredactie OVT Katinka Baehr. Partners Het Zeeuws Archief en Theaterproductiehuis Zeeland, met speciale dank aan Silvie Dees.
Deze podcast kwam tot stand met steun van het NPO-fonds, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, Cultuurfonds Zeeland en een heleboel andere fondsen. Voor meer informatie: ga naar vpro.nl/mina.