Synopsis afl. 2
Maartje verdiept zich in de jeugd van Mina & Mevrouw en in de standenmaatschappij van begin 20e eeuw. De jonge Marietje Calkoen leerde op kostschool hoe ze zich als nette freule moest gedragen. Ook voor Mina golden in het gereformeerde Koudekerke strikte regels. Beide meisjes zochten bewegingsvrijheid, wat in de dagboeken van Maartje’s overgrootmoeder de vorm aannam van een geheimschrift.
Eenmaal ingesnoerd in het korset van het huwelijk, ontpopte Mevrouw zich tot een weinig invoelende werkgeefster. Maar ze vertrouwt haar dagboek ook intieme zieleroerselen toe. Mag Maartje deze uiterst persoonlijke bron wel openbaar maken?
Aflevering 2: Lotsbestemming
PROLOOG
Geluid kabbelend water.
Maartje Duin: Jeetje… prachtig aangelegd hè… gazon, rozen. Alles helemaal, die petunia’s…
Om de verhouding tussen Grootmama en Mina te begrijpen, zei historica Els Kloek, moet ik me in hun tijd verdiepen. En in de jaren vóór hun eerste ontmoeting op het kasteel.
Ik begin in Morges, een keurig aangeharkt plaatsje aan het meer van Genève, omringd door bergen. Mijn vriend Reinoud heb ik meegenomen.
Reinoud, partner van Maartje: Hier hoor je het ruisen van de hoepelrokken. Toch?
Van de mantelpakken in de etalages tot de dobberende bootjes aan privé steigers: alles ademt geld.
Maartje: Ik voel het ook in m’n houding.
Reinoud: Je begint een beetje…
Maartje: Ik ga wat rechterop lopen.
Het is niet moeilijk om je hier in het Belle Epoque te wanen. De tijd van art nouveau, de eerste grammofoonplaat, het eerste Alpen-toerisme. Het mooie tijdperk, dat door de Eerste Wereldoorlog ruw verstoord zou worden. Voor Grootmama - Marietje Calkoen - strekte de toekomst zich uit als een rimpelloos meer. Als meisje van 16 zat ze hier op kostschool.
Maartje: Volgens mij is dit de Rue de Lausanne.
Een brede heg scheidt de boulevard van een gazon met eiken en coniferen.
Maartje: Dit moet het zijn joh.
Daarachter verrijst een elegant negentiende-eeuws maison.
Maartje: Even kijken hoor, want hier schrijft ze dus over… wacht even hoor…
MUZIEK
DAGBOEK:
Morges, Mon Souhait, Zwitserland. Donderdag 11 september 1902. Vanavond waren er 6 geïllumineerde bootjes op het meer, wat prachtig leek. De maan was vol en wierp een zilver-witte glans op het water. Ons pension was tegen de muur en nu staken er een paar jongelui op de palen vuurwerk af: groen Bengaals licht. Ze deden het om ons te plagen.
Toen we weer naar binnen gingen, moesten we leren om gracieus van een stoel op te staan en om gracieus iets van de grond op te rapen en aan te geven. Na het ‘souper’ gingen we naar het concert in het park. We werden goed bewaakt. Een van de ‘Mademoiselles’ ging voor en één achter. Het was tamelijk vervelend.
MUZIEK FADE OUT
TELEFOONGESPREK:
Albertine Duin - van Lynden, Maartje’s moeder: Ja, Maart.
Maartje: Hoi.
Albertine: Hoi. Brand maar los.
Maartje: Nou, ik ben jouw transcripties van 1902 aan het lezen. Wat een tijdsbeeld is dat, zeg.
Albertine: Ja, wat ik zo leuk vind is dat je daar de nog niet gevormde, oorspronkelijke Grootmama in ziet, een beetje ondeugend, weet je wel, met de meisjes en de mademoiselles voor de gek houden.
Maartje: Ze is nog niet helemaal ingeregen in het korset.
Albertine: Nee, dat gebeurt op die school, maar het lukt nog niet zo.
Maartje: Nee.
Het kostschoolmeisje zou mijn overgrootmoeder worden. De matriarch van de familie, en de belichaming van adellijke keurigheid. Een vrouw die ik mij alleen herinner als een deftige dame op afstand. Maar misschien doe ik haar daarmee wel tekort….
MUZIEK
START TITELSEQUENTIE
Marietje gravin van Lynden - Calkoen was kasteelvrouw van Ter Hooge op Walcheren. Ze had een man, 5 kinderen en minstens zoveel personeel.
Albertine: Dat blijft ze altijd… dat is ook moeilijk. Dan gingen die meiden uit of ze stalen iets, of… weet ik. Dat blijft ze altijd moeilijk vinden. Tot de ideale Mina erbij kwam.
Mina Marinusse uit Koudekerke werd haar dienstbode. Zij bleef altijd ongetrouwd en werkte hard voor haar mevrouw.
Sari Toussaint - Marinusse, Mina’s nichtje: De gewone arbeiderskinderen waren onderdanig. En tante Mientje was vroeger, denk ik, ook als kind: altijd maar doen wat de meester zei of de juffrouw.
Een halve eeuw waren hun levens innig met elkaar verstrengeld. Hoe werd de een een dienstbode en de ander een mevrouw?
Suzanna Jansen: Zij diende met dat tafellinnen tevoorschijn te komen, het zilver diende gepoetst te worden. Zij kon niet denken: ik wil ergens directeur worden.
Mina en Mevrouw. Hoe vonden zij hun weg in het leven? En wat gaven ze ons mee over wat je als vrouw kunt zijn?
Maartje: Want dat is het: er zit schaamte op.
Suzanna: Voel jij zelf die schaamte?
Maartje: Zeker bij dit verhaal. Ja.
Ik ben Maartje Duin, en dit is ‘Mina & Mevrouw’. Aflevering twee: lotsbestemming.
Albertine: Een bewust gezet kruisje. Maar dat kruisje heeft voor mij een beetje een dubbelzinnige lading.
EINDE MUZIEK
Maartje: OK, mensen! neem een stoel
Mijn moeder, ooms en tantes zijn inmiddels een jaar bezig met dagboeken transcriberen. Langzamerhand beginnen we een beeld te krijgen van Grootmama. Al is de invulling daarvan sterk afhankelijk van wie je het vraagt.
Tante Heleen: Ik ben niet zo positief als de andere twee, maar…
Dit is mijn tante Heleen, de zus van mijn moeder. Ze is kunstschilder en al zolang ik leef, hoor ik dat ik op haar lijk. Haar gezicht, haar stem, haar neiging tot rebellie. Ik ben blij dat zij tussen alle zoete herinneringen in een kritische noot kraakt. Volgens haar was Grootmama een ‘kreng’ tegenover haar personeel.
Tante Heleen: … alsof het eigendommen zijn waarvan zij alles bepaalt wat ze wel mogen en wat ze niet mogen, en ze schopte ze eruit als het even niet zinde. En dat vond ik schokkend.
Oom Frits: Dan had je wel een donkere bril op toen je dat las.
Tante Heleen: Nee, nee, nee, helemaal niet. Mijn bril.
Maartje: Maar Frits, ja ja.
‘Dan had je wel een donkere bril op’, sputtert haar neef Frits meteen tegen. Maar Heleen houdt voet bij stuk.
Tante Heleen: Ze heeft het hier in 1920 over het personeel. En dat is even een stukkie wat ik even wil lezen. ‘Ik had Gepke en Agaat hedenavond… ‘
MUZIEK
DAGBOEK:
26 juli 1920. Ik had Gepke en Agaat hedenav. niet toegestaan om uit te gaan, hierover waren zij woedend en zijn zij om kw. over 9 de achterpoort uitgegaan. Ik merkte dit en sloot alles. Eerst om kw. voor 12, toen ik al in bed lag, hoorde de Juffrouw hen en heeft ze opengedaan. Ze durfden niet aanbellen en waren doorkoud van ‘t in den regen staan zonder mantels aan. Willem zegt hen dat ze half aug. kunnen vertrekken. ‘t Is al te bar. Ik was erg zenuwachtig van het hele geval.
5 oct. De Juffr. zeurde weer erg over dat ze zoo moe was, en het zo niet volhield. Ze is zoo dom en zoo ontz. met haarzelve ingenomen. Bij het afwassen verklaarde zij dat haar gezondheid hier ondermijnd werd en dat zij dus liever vertrekken wilde. Dus nu gaat alles mij verlaten. De hoofdzaak is: wij zijn goddank gezond en hebben te eten!
Suzanna: De hoofdzaak is: wij zijn goddank gezond en hebben te eten, dit vond ik een hele opmerkelijke zin. Dat is zo dramatisch! Terwijl ik denk: maar mevrouw! Er zijn meer mensen in huis met handen, die handen uit de mouwen kunnen steken, toch?
Ik ben op bezoek bij schrijfster Suzanna Jansen, bekend van Het Pauperparadijs.
Maartje: Heb je het gelezen?
Zij is nog uitgesprokener over de passages uit 1920 dan mijn tante Heleen.
Suzanna: O ja, verschrikkelijk, verschrikkelijk! Ik vond dat verschrikkelijk! Hoezo mogen zij niet ‘s avonds de deur uit als zij klaar zijn met werk? Dat is toch echt aan die meiden zelf, zou je denken? Vond ik heel heftig. Die totale gehoorzaamheid die geëist werd. Op grond van wat?
Maartje: Op grond van stand, dat je iemand in dienst had.
Suzanna: Ja. Ik kan daar niet in meegaan.
Maartje: Nee.
MUZIEK
Ik heb Suzanna opgezocht als collega verhalenverteller. Maar ook omdat ik las dat haar oma én overgrootmoeder dienstbode waren. Dat ik zo zou schrikken van haar reactie, had ik niet verwacht.
Suzanna: En hier, dat ze liever wil vertrekken.
Heleen spoorde ik aan om haar kritiek te uiten.
Suzanna: Ja!
Maar bij Suzanna’s tirade denk ik eigenlijk alleen maar: stop.
Suzanna: Logisch, toch? En dan staat er in dat dagboek…
OK. Niet laten merken.
Maartje: Nee.
Beleefd, begripvol zijn.
Maartje: Jaja. Je hebt niet bepaald een positief beeld van mijn overgrootmoeder?
Suzanna: Nou, deze passage zeker niet nee.
Er is geen enkele reden om emotioneel te worden.
Maartje: Ik snap helemaal jouw heftige reactie! Ik heb er met een grote boog omheen gelopen, die, die dagboeken. Eh, ja. Ja, sorry, jeetje.
Suzanna: Ach, jeetje.
Nu is het Suzanna die van mijn reactie schrikt.
Maartje: Ja…
Suzanna: Waarom word je emotioneel? Waarvan precies?
Maartje: Ja, misschien omdat dit ehhh…
Omdat er net als een flits door me heen schoot: ik had hier helemaal niet moeten komen. En zeker niet met mijn overgrootmoeders dagboeken en een microfoon in de hand. Het voelt alsof ik daarmee een ongeschreven regel heb overtreden.
Maartje: Mij is serieus door een bevriende barones afgeraden om dit te doen, dit project.
Suzanna: Want?
Maartje: Men gaat ons alleen maar… óf afgunstig zijn, óf uitlachen. En daarom moet je het niet benoemen, je moet er eigenlijk niet over praten. Dan word je te kakken gezet. Je mag eigenlijk geen mens zijn, zei zij, als barones.
Suzanna: Heel heftig.
Maartje: Heel heftig.
Suzanna: Heel heftig.
Die vriendin is van mijn moeders generatie. Zij groeide op in de jaren ‘70, waarin standsverschil taboe werd verklaard. Maar ik heb zelf ook wel eens gehoord: zeg, kan die Maartje niet normaal praten? En dat raakt me. Alsof ik, wat ik ook doe, toch vooral die vrouw met die kakstem blijf.
Maartje: Ja. Praat er maar beter niet over, ik hoop dat de volgende generatie zich minder zal schamen. Want dat is het: er zit schaamte op.
Suzanna: Voel jij zelf die schaamte?
Maartje: Zeker bij dit verhaal. Ja.
Suzanna: Wow. Het grappige is dat ik ook meteen vanuit de blik van mijn voorouders kijk hè.
Maartje: Ja.
Suzanna: Terwijl: ik heb mijn oma nooit gekend, mijn overgrootmoeder nooit gekend. Maar omdat ik me erin heb verdiept, heb ik kunnen kijken naar de wereld vanuit hun perspectief. Dus wij zitten hier als twee mensen die hier niet bij zijn geweest. En het raakt ons nog steeds.
MUZIEK
Voor haar laatste boek, ‘De omwenteling’, verdiepte Suzanna zich in het Nederlandse huishouden van de eerste helft van de twintigste eeuw.
Suzanna: Dit is de wereld waarin ze leefde. Zij is opgegroeid om vrouw des huizes te zijn.
Hierdoor heeft ze toch ook begrip voor mijn overgrootmoeders positie.
Suzanna: Alles moest met de hand. En als je dan ook een groot huishouden hebt, en je moet gesteven tafellinnen hebben en dat soort dingen… Dat kon een huisvrouw… ik weet niet eens of het woord huisvrouw van toepassing was op jouw overgrootmoeder.
Maartje: Nou volgens mij dus niet.
Suzanna: Nee, dat kon een vrouw des huizes niet alleen.
Maartje: Nee.
Suzanna: Dus natuurlijk had ze personeel nodig om te leven zoals voor haar een normale vorm van leven was.
Maartje: Ja.
Suzanna: Zij diende die stand op te houden, zij diende met dat tafellinnen tevoorschijn te komen, het zilver diende gepoetst te worden. Zij kon niet denken: ik wil ergens directeur worden.
In Grootmama’s jonge jaren, zegt Suzanna, heersten strikte maatschappelijke normen. Het waren de hoogtijdagen van het kostwinnersmodel.
Suzanna: Ik herdoop het tot het huisvrouw-plus-kostwinnermodel. Want zonder huisvrouw kon de man geen kostwinner zijn.
Vrouwen van adel verrichtten vóór die tijd al bijna nooit betaalde arbeid. Maar eind negentiende eeuw werd dat ook een burgerlijk ideaal.
Suzanna: Omdat in de negentiende eeuw door de industriële revolutie de welvaart toenam, waren er steeds meer gezinnen die konden rondkomen van één inkomen. Het gezin met een huisvrouw, die vrij was om haar natuurlijke taak te verrichten, zoals dat werd gezien, dat was het ideaalbeeld.
In de praktijk was dat ideaal lang niet voor iedereen haalbaar.
Suzanna: Mijn oma had een gezin van zeven kinderen en moest ook poetsen om voor de kost te zorgen.
Want de sociaal-economische verschillen in het Nederland van de eeuwwisseling waren groot.
Suzanna: Dat is de standenmaatschappij, waarin de standen behoorlijk onwrikbaar waren.
Maartje: De eerste stand was dan adel? En dan… kooplieden?
Suzanna: Ja, gegoede burgerij.
Maartje: En dan boeren?
Suzanna: Ja, categorie ambachtslieden. De derde stand.
Maartje: En de vierde stand, daartoe behoorden jouw voorouders.
Suzanna: Ja. De laagste stand, de stand van de dienstbaren.
Zo bestond vooroorlogs Nederland uit vrouwen die dienden en vrouwen die bediend werden. Uit Mina’s en mevrouwen. En beiden zaten vast.
EINDE MUZIEK
Ik begin te begrijpen waarom ik mijn ergernis over Grootmama’s kostschooldagboeken niet kon onderdrukken.
Maartje: Wat léért ze daar nou? Handwerken, pianospelen, gracieus van een stoel opstaan…? Ja soms leest ze een boek, of ze leest een boek voor…
Ergens hoopte ik misschien dat ze aan dat meer van Genève/lausanne met grote denkers in aanraking kwam.
Albertine: Mam: Nou, ik denk dat je dat niet gaat tegenkomen. De bespreking van een boek? Nee, hoogstens, nou, ‘we lazen een boek', en dan ‘we kregen als vak grammaire, literatuur’, of weet ik wat. Nou, punt. Ja, maar da’s de leeftijd.
Maartje: Ja. Maar goed, misschien is het ook het contrast met Mina, hoor. Die wilde iets met d’r hersens doen.
Albertine: Oh, echt joh? Gotsiedorie zeg. Ja. Ja. Ook in die tijd.. nee, dat was natuurlijk later.
Maartje: Ja, was later, maar goed, diezelfde leeftijd.
Albertine: Ja. Ja.
Albertine lacht ongemakkelijk.
Geluid auto.
MUZIEK
Hoe groeide Mina op als meisje? Haar nichtje Sari Toussaint is de oudste levende bron die haar goed heeft gekend. Na onze eerste kennismaking hebben we contact gehouden. Nu rijd ik met haar over Walcheren, op zoek naar sporen uit Mina’s vroege jeugd.
Sari Toussaint - Marinusse, Mina’s nichtje: Ik weet wel dat tante Mientje mij vertelde, die kon heel goed leren op school, en dat de hoofdonderwijzer toen bij mijn opa en opoe gekomen zijn: dat kind moet verder leren, die kan veel meer, die moet niet gaan… en dat mocht niet, van mijn opa niet. En achteraf denk ik: wat zonde, want je had het best een heel eind geschopt. Maar ja, dat was toen zo. Dus ze moest gaan werken. Er was geen keus hè.
MUZIEK
We zijn op weg naar Koudekerke. Mina werd daar in 1912 geboren, 26 jaar later dan Grootmama.
Sari: Dit… die weg, die was er natuurlijk nog lang niet. En al die minicampings die er gekomen zijn aan deze weg.
Maartje: Wat werd er verbouwd?
Sari: Heel veel aardappelen, en ook suikerbieten hè.
We draaien het dorpsplein op en ik denk terug aan een zomer in de jaren ‘80. Ringrijden. Mannen op knollen met kleurig ingevlochten manen galoppeerden met een lans in één hand op een klein ringetje af - luid gejuich als ze ‘m te pakken kregen. Mijn broertje en ik liepen met grote ogen rond. Ter Hooge was hier een steenworp vandaan, maar het voelde alsof we in een ver buitenland waren. De mensen droegen andere kleren en we konden ze niet verstaan.
Sari: Met Kees, als we er zijn, zegt-ie: zullen we even lekker Zeeuws praten? Nou dan gaan we plat Zeeuws praten, dat is toch ook wel weer leuk hoor.
Maartje: Oh want dat doet u nooit meer thuis?
Sari: Nee, ik doe nooit geen Zeeuws praten.
Sari: Dit is de hervormde kerk. Maar hier kerkte tante Mientje niet. Nee, dat was te licht. Zo noemden ze dat, dat was te licht.
We rijden door naar een straatje dat iets verder van het plein ligt.
Sari: Ja, hier was het. 14. Ja, Kerkhoflaan 14… kijk, daar heb je het.
Dit is Mina’s geboortehuis, een klein rijtjeshuis, begin twintigste eeuw opgetrokken uit rode baksteen.
Maartje: Dat steegje…
Sari: Dan gaan we eventjes…
Er is niemand thuis, zo te zien, en Sari duwt het tuinhekje open.
Sari: Oh wat leuk hè… o ja, kijk…
Maartje: En met hoevelen woonden ze hier dan?
Sari: Met z’n 1, 2, 3, 4, 5… met z’n zevenen. En dan waren er twee bedsteden… samen met haar zus sliep ze in… want ome Bram sliep op zolder.
Maartje: Ze sliepen met z’n tweeën in één bedstee.
Sari: Ja, dat denk ik. Ja.
Maartje: Was er een badkamer?
Sari: Er was nog niet eens een wc. Er was een klein keukentje, maar dan ging je naar buiten en daar was een klein paadje, en dat noemden ze het poepdoosje. En dat was een hartje in de deur en dat was de wc. Dus ‘s nachts, als je naar de wc moest, ja dan moest je wel naar buiten.
Maartje: En dan zat je op een emmer?
Sari: Dan zat je op een emmer, en die emmer moest geleegd worden om de zoveel tijd.
Sari: … ik ga hier toch eventjes kijken…
Sari loopt naar het steegje naast het huis..
Sari: Dat raampje, dat zat daar ook niet.
… en gluurt naar binnen door een raampje. Later woonde zij ook met haar ouders op dit adres.
Sari: … wat had ze hier staan, een soort houten tafel, en daar maakte ze babbelaars op. Daar heb ik ook vaak geholpen, en dan moesten we met een mes, en dan moesten we trekken, en dat vond ik altijd heel leuk. En dan had je een snoepje.
Sari lacht.
Sari: Ja leuk hè. En dan had je hier om de bocht… de groentetuin. Bietjes, boontjes, sla… m’n moeder weckte alles in die weckflessen. Keulse potten hè. En daar deed je dan de bonen in en dan iedere keer zout ertussen.
MUZIEK
Het valt me op dat Sari eten beschrijft als het product van arbeid, en ik denk aan Grootmama’s jeugddagboeken. Daar lijkt het of het eten uit het niets verschijnt.
DAGBOEK:
Woensdag 7 februari 1900. Wij hadden een heerlijk dinertje: soep, pastijtjes, tong, raapjes, boontjes,
2 februari 1905. Wij hadden een bijzonder goed menu dat anderhalf uur duurde. Bouillon, pastijtjes, een soort vleesschotel, zalm…
Voorts witte en rode wijn en champagne…
Nougatijs, vruchten…
Lekker dinertje met mokkataart à la crême au beurre na.
… fondants, flikjes, ulevellen, koffieboontjes van chocolade…
De tea was ondanks de lekkere taartjes en bonbons vrij saai,
TELEFOONGESPREK:
Maartje: Roomsoezen en eh… zuurtjes
Albertine: Ja, ze at héél veel taartjes. Daarom zou ik zo graag een foto zien uit die tijd, want ze moet moddervet zijn geweest.
Maartje: Dat kan toch bijna niet anders?
Albertine: Ik had een episode dat ze 13 taartjes op één dag at. Op die kostschool was dat. Ja.
Maartje: O ja.
MUZIEK
Ik las ook iets anders in die opsomming van lekkernijen. Een meisje dat werd zoet gehouden. Dat werd gesust, gepaaid met overdaad. In elk geval niet werd gestimuleerd tot het stellen van vragen. In een heel andere wereld gold dat voor de jonge Mina Marinusse ook.
Sari: De gewone arbeiderskinderen waren onderdanig. Tante Mientje was vroeger, denk ik, ook als kind: niet veel zeggen. Altijd maar doen wat de meester zegt of de juffrouw. En dat is natuurlijk ook niet altijd goed. En zeker van mijn opa… en dat was geen gemakkelijke man. Wat hij zei, dat moest gebeuren. En wat ie ook had, en dat vond ik voor mijn grootmoeder erg, hij… vroeger dan… hoe noemden ze dat… met geld…
Landje pik, noemden ze het - Sari herinnert het zich later. Een spel waarbij de mannen messen gooiden op een cirkel in het zand. Wie het grootste gebied veroverde, won de inleg van de anderen. En Marinus Marinusse was meer landarbeider dan veroveraar.
Sari: En dan moest mijn grootmoeder weer zorgen dat het gezin die week toch genoeg te eten had. En daar heeft ze heel veel verdriet van gehad hoor. En ook wel armoe hoor. Ik denk dat tante Mientje echt wel armoe heeft nog geleden hoor. Da’s niet zo mooi… Ik mocht mijn opa niet zo.
MUZIEK
Hier even verderop, in de Tramstraat, ligt het oude pand van Firma Marinusse & Co: de ijzerwarenhandel die Sari’s vader in de jaren ‘30 met een broer en zwager begon. In één generatie klommen de mannelijke Marinusse’s op van arbeiders tot ondernemers. Voor hun ongetrouwde zusje was die mogelijkheid er niet.
Sari: En dit is haar school.
Maartje: Zal ik u helpen?
Sari: Nee hoor, dat gaat wel. Daar was de school met zo de ramen. En dan was hier het schoolplein.
Maartje: En wat was het voor school?
Sari: De christelijke lagere school, gereformeerde lagere school. De gereformeerde en de hervormde jongens en meisjes hadden altijd ruzie.
Maartje: Wat was dan het verschil, eigenlijk?
Sari: Eigenlijk niet veel. Ik denk dat ze wat zwaarder waren, de gereformeerden, wat zwaarder van geloof…
Wat de kostschool was voor Grootmama, begrijp ik, waren de gereformeerde school en kerk voor Mina.
Sari: Twee keer moest je naar de kerk hè… als jong meisje moest ze dat ook hè.
Een plek waar je als meisje leerde waar het in het leven om ging.
Maartje: Zullen we daar even naar kijken?
Sari: Ja.
De kerk is er nog wel, kinderdagverblijf PIEN huist er nu. Op de deur is een giraffe geschilderd, in bonte kleuren.
Kloppen
Maartje en Sari tegelijk: Dag mevrouw.
Sari: Is er nog iets van het orgel daar dat ik kan zien?
Vrouw: Nee.
Sari: Oh… Van de vroegere gereformeerde kerk staat hier niks meer?
Vrouw: Nee. Alleen de balken.
Sari: Oh… Nee. Ik ben hier geboren, dit was onze kerk. Maar ik herken hier ook helemaal niets van.
Vrouw: Nee, ik snap het. Ja. OK.
Sari: Jammer. Dank u wel voor uw informatie, dag!
Terwijl we naar buiten lopen, stel ik me voor hoe de gemeente hier psalmen zat te zingen. De mannen en jongens met zwarte petten, de vrouwen en meisjes met hun witte kanten kapjes op.
Maartje En vanaf hoe oud droegen ze dat?
Sari: D’r hele leven.
Maartje: Ook als kleine meisjes?
Sari: Ja. En dan hadden ze lange, lange mutsen.
Aan de klederdracht, vertelt Sari, waren allerlei voorschriften verbonden. Voor jonge meisjes en oudere vrouwen, voor tijdens zware en lichte rouw.
Sari: Dan mocht je zwart met witte bloemetjes dragen…
Een kerkbezoek had zo ook iets van een soort sociale inspectie. Ik krijg de indruk dat Mina daar niet zo van hield.
Sari: Dan ging ik haar ophalen ‘s zondags. En dan was ze altijd bijna de laatste die binnenkwam, en ze moest altijd in hetzelfde bankje daar een beetje zo in die hoek zitten. Dat ik zei… ‘waarom gaan we niet wat eerder?’ Nee, nee, we gaan op ‘t laatst.
EINDE MUZIEK
Maartje: Hm… dit is allemaal gewoon in meisjesschrift hè. Eh… Oh kijk, kijk, hier, hier is een heel stuk.
Tante Mariette: Ja?
Maartje: 5 juli 1902. Dit.
Tante Mariette: O ja, inderdaad.
Maartje: ‘Toen het vier uur sloeg, gingen…’
Tante Mariette: Ja, ‘gingen… O ja. En dan staat er een ‘b’, en dan ‘ll’ ‘f’ ‘n’, dus ‘z’ ‘j’ dat is zij… gingen zij… want… even kijken hoor… dus dat is een ‘zz’ denk ik.
MUZIEK
Tante Mariette: Ik denk dat… ‘ij’, ‘z’, dus dat is een ‘zz’.
In de dagboeken van de jaren ‘00 zijn we iets intrigerends tegengekomen: het geheimschrift waarin Grootmama als tiener schreef, hele bladzijden vol. Haar teksten zien er daar ondoordringbaar uit, de letters hebben rare accenten. Wat zou ze daar hebben geschreven? Wat zou ze hebben willen verbergen, vooral?
Maartje: Echt, echt…
Tante Mariette: Achter! Achter.
Ik buig me erover met Mariette, mijn jongste achtertante.
Tante Mariette: Boschje…
Aan haar liet Grootmama aan het eind van haar leven de dagboeken lezen. De sleutel tot de geheime ‘p’ ‘f’ of ‘pf-taal’, kreeg ze erbij.
Tante Mariette: Nou ja, wat ik dus hier zie staan, is: wij bleven met ons tweeën nog even achter een bosje, dan denk ik: oh, dan waren ze dus waarschijnlijk gechaperonneerd.
Maartje: Want meisjes van 18…. ze was toen nee, ze was toen 16.
Tante Mariette: Ja 16 was ze.
Maartje: Die mochten niet zomaar zonder chaperonne over straat.
Tante Mariette: Ja, zo ging dat eraan toe.
Maartje: OK. Dus eigenlijk als ze een beetje uit de band sprong, dan deed ze dat in geheimschrift.
Tante Mariette: Ja, dat denk ik wel. En van sommige passages dacht ik: waarom moet dat nou in godsnaam in de pf-taal? Want ja, ik zag daar niets geheims in. Maar ja, ik ben nooit gechaperonneerd geweest.
STILTE
MUZIEK
Mina zocht achterin de kerk een eigen plekje. Grootmama creëerde in haar dagboeken een ruimte voor zichzelf.
Een ruimte waarin ze veilig kon wegdromen als verliefde puber.
DAGBOEK:
Donderdag 24 Dec. 1903
(Geheimschrift) Vanavond voel ik behoefte mijn gevoelens eens te uiten. Mijn liefde voor A is nog steeds hetzelfde, wanneer niet grooter. Gisterenavond heb ik een hand van hem gehad, o, zalig oogenblik!’
Een ruimte waarin zij als braaf meisje gemeen kon zijn, en ijdel.
DAGBOEK:
24 januari 1905.
Thuis kregen wij nog een glas limonade en gingen daarna naar bed. -> Ik vind M een allerliefst meisje, heel vrolijk, maar ze valt mij wat tegen wat mooiheid aangaat. (einde geheimschrift)
Een ruimte waarin ze vrijuit over haar tweede, Engelse, kostschool kon schrijven. Een periode die tot de verbeelding spreekt.
DAGBOEK:
Vrijdag 24 juni 1904.
Ik had vandaag een heerlijke pianoles van Miss Brinkworth (geheimschrift) ze is een snoes! Toen ik haar vanavond goedenacht kwam zeggen, gaf ik eerst alleen maar de hand; toen zei ze “I have not had a kiss” wat mij zoo verrukte, dat ik haar dadelijk een dikke kus gaf. C. was haast jaloersch, toen ik haar dat vertelde. (einde geheimschrift)
EINDE MUZIEK
Suzanna: Oh… Dus die heeft ze dan in geheimschrift opgeschreven.
Maartje: Ja.
Suzanna: Lieve hemel. Dus…
Terug bij schrijfster Suzanna Jansen.
Maartje: Eén keer in de maand, in haar tienertijd, heeft ze dan hoofdpijn.
Suzanna: En dat schrijft ze ook op?
Maartje: Ja.
Suzanna: Wat interessant, want dit is… dit zegt én iets over haar, maar het zegt ook iets over de verwachting van vrouwen. Vrouwenzaken en emoties die werden gewoon niet serieus genomen.
Weer denk ik aan hoe ik Grootmama’s dagboeken lange tijd afdeed als onbenullig.
Dinertjes, japonnen, de jongens in haar balboekje - hoe ik dat geneuzel van een bakvis vond. Maar ik begin te zien dat dat onderdeel was van de rol die ze moest vervullen… Hoe haar meisjesjaren maar op één ding: Het Huwelijk, waren gericht.
Toen Grootmama bijna 25 was, begon zij zich een beetje zorgen te maken. Want haar lotsbestemming was nog altijd niet in zicht.
1 januari 1910: (geheimschrift) Bij den aanvang van ieder jaar, denkt een ieder: Wat zal het ons brengen! Zal dit komende jaar weer op de laatste vooraf gegane lijken? Zeker zou ik dan niet te klagen hebben en toch… toch zou het mij niet heelemaal voldoen, ik zou graag wat meer willen, een doel zou ik willen hebben, want hoe ingelukkig mijn ouderlijk huis ook is, toch is het ideaal van bijna ieder meisje en van mij ook een eigen home te scheppen. Ik vind dat ik er nu langzamerhand oud genoeg voor word. In mijn hart ben ik eigenlijk overtuigd dat ik niet of heel laat trouw, want er zijn zoovele aardige meisjes op de wereld en met veel fortuin, en wij stellen hooge eischen. Enfin, aan de toekomst is toch niets te veranderen.
STILTE
EINDE MUZIEK
Suzanna: Verlies je je titel als je met iemand anders trouwt, iemand die niet van adel is?
Maartje: Nee, nee. Maar je kinderen wel. Mijn moeder is barones, maar ik niet.
Suzanna: Want jouw vader is niet van adel, begrijp ik.
Maartje: Nee, Duin. Nee.
Suzanna: Ja, weet ik veel
Suzanna lacht.
Dat Duin geen adellijke naam is, vind ik vanzelfsprekend. Ik besef dat ik nog best wat kan uitleggen over deze gesloten cultuur. Het dagboekfragment over ‘meisjes met veel fortuin’ en ‘wij stellen hoge eisen’ bijvoorbeeld.
Maartje: … en het Engelse model, bij het Engelse model gaat alle kapitaal…
Ik denk dat het dit betekent: binnen hun stand waren de Calkoenen niet heel rijk. Maar als jonkvrouw had Grootmama nog altijd toegang tot de hoogste kringen. En door een huwelijk kon zij haar nageslacht toch verzekeren van een titel én kapitaal. Marietje Calkoen had altijd een vol balboekje, met haar schalkse oogopslag en haar volle bos donkere haren. Ze had charme. En dát kapitaal gaf vader Calkoen, zo las ik, niet aan de eerste de beste weg.
Maartje: Daarom mocht ze niet trouwen met een Twentse textielbaron, dat was geen echte adel. Maar ze moest als jonkvrouw moest zij met een graaf trouwen. En dan was mijn overgrootvader dus, die een suikeroompje had met een kasteel, was een goede partij.
Later dat jaar ontmoette zij hem: Willem van Lynden, een baron die later graaf zou worden. Binnen 5 weken waren zij verloofd, een jaar later getrouwd.
STILTE
Vanaf dat moment verschijnt in de dagboeken een ander raadselachtig symbool.
Albertine: Een bewust gezet kruisje.
EINDE MUZIEK
Dat rapporteert mijn moeder, die bezig is met 1915.
Albertine: Eén zin die ik zelf kon ontcijferen, dat ging over ‘W was erg verliefd in het bosch’, dan zet ze daar een kruisje achter, maar dat kruisje heeft voor mij een beetje een dubbelzinnige lading. Volgens mij gebeurde er dan ook iets met haar kruisje. Denk ik. Maar dat vul ik in.
Maartje giert van de lach.
MUZIEK
OK, even serieus. Het was een punt van discussie op het dagboekenweekend: hoe gaan we om met Grootmama’s privacy? We wisten dat zij de dagboeken bewust aan haar nageslacht had nagelaten, inclusief de sleutel van haar geheime taal. Van mijn moeders generatie, de wettelijke erfgenamen, mocht ik ze ook voor mijn podcast gebruiken. En ik legde uit dat ik Grootmama niet alleen als gravin, maar vooral als mens, als vrouw, wilde laten zien. Precies dat wat het geheimschrift moest verhullen. Precies wat de ongeschreven regel verbood.
Goed, Grootmama was dus een vrouw. Met een seksleven. Ze kreeg vijf kinderen in tien jaar tijd, en drie miskramen.
Albertine: De fausse couche of zoiets…
Over de laatste viel mijn moeder iets op.
Albertine: Van dat er totaal niet dramatisch over gedaan werd. Er werd wel even een dokter bijgehaald en dan moest ze een paar dagen het bed houden, maar qua emoties, nul komma nul. Opluchting. Mijn conclusie was eigenlijk van: o ja, toen waren er natuurlijk geen voorbehoedsmiddelen, dus elke keer dan kwam er weer een kind.
Maartje: Nee maar er was één dramatische hè. Maar dat was meer fysiek dramatisch.
MUZIEK
DAGBOEK:
20 juni 1919: Om kwart over 11 gingen wij naar het station. We déjeuneerden in den trein en tot Roosendaal ging alles goed. (geheimschrift) Daarna kreeg ik vreeselijke bloedingen, zoodat het door mijn rok heenging. ‘t Was afschuwelijk. Te Breda probeerde ik nog van coupé te verwisselen om een retirade te hebben maar het lukte niet. In Utrecht verlieten wij snel den trein, en reden naar huis, waar ik gauw naar bed ging. Toen ik beneden een kop thee wou gaan gebruiken, kreeg ik op de trap de fausse couche. Pijn had ik heelemaal niet. Dus ik had mij toch niet vergist in de baby, ‘t spijt mij heel erg, maar Wim niet, dus is ‘t makkelijker te dragen. (einde geheimschrift)
Maartje: ‘… mij heel erg, maar W. niet, dus ‘t is makkelijker te dragen.’ En dan eind geheimschrift. Nou, en dan krijgt ze twee dagen daarna: het verveelt mij erg in mijn bed.
Albertine: Ja. Nou ja, maar hier blijkt wel een beetje uit dat zij het naarder vond dan Grootpapa, maar dat ze dus wel overgaat tot de orde van de dag.
Maartje: Ja.
Albertine: Ja, dat vind ik haar typeren. Hè, ‘t was niet iemand die neiging, ja, d’r man, maar zij had geen neiging tot depressiviteit. Ja, als d’r meiden het niet goed deden was ze gedeprimeerd.
Maartje: (lacht) Daar was ze eigenlijk nog het meest gedeprimeerd van. ‘Ik was erg zenuwachtig van het hele geheel.’ Dat schrijft ze inderdaad over die… over die dienstbodes in 1920.
Albertine: Ja. Dat blijft ze altijd… dat is ook moeilijk. Ze woonden meestal in, hè, in haar leven. Ja, dan gingen die meiden uit of ze stalen iets, of… weet ik. Dat blijft ze altijd moeilijk vinden. Tot de ideale Mina erbij kwam.
MUZIEK
knerpend grind.
kasteelbel klinkt.
zware kasteeldeur gaat open.
De eerste tien jaar van hun huwelijk woonden mijn overgrootouders in een villa in Bloemendaal. Tot Grootpapa in 1926 Ter Hooge erfde van een kinderloze tante en oom. Grootmama had niet veel zin om naar Zeeland te verhuizen. Een kasteel betekende meer ruimte, maar voor een vrouw des huizes ook meer werk - en stress. Niet alleen had zij nu een kinderjuffrouw en twee meiden te managen, maar ook arbeiders, knechten, een bosbaas, chauffeur... Pas in 1937 zou Mina op het toneel van Ter Hooge verschijnen.
Mijn achteroom Frits is het enige familielid dat er nu nog, in de linkervleugel woont.
Oom Frits: Hallo Maartje.
Maartje: Hoi Frits.
Oom Frits: Wat gezellig, kom binnen.
Maartje: Ja, dank je wel.
De deuren zijn zeker drie meter hoog, de vloeren van de hal zijn van marmer.
Ik stel me voor hoe het sollicitatiegesprek tussen de twee vrouwen ging. Mijn overgrootmoeder was 51, op de helft van haar leven. Mina, 25, stond nog aan het begin. Ze had goede referenties, maar haar toekomstige werkgeefster wilde haar ook medisch laten keuren. Want het werken op Ter Hooge was niet voor mensen met een zwak gestel.
Deur valt in slot.
Oom Frits: Die deur, dat is dus het teken voor mij van het ongelofelijk solide werk dat ze in de 18e eeuw… is een 18e eeuwse deur, en die kun je nog steeds, gaat-ie zo, heel soepel…
Deur nogmaals open.
Lotsbestemming.
Deur valt in het slot.
Zou het zo hebben gevoeld?
Volgende keer in Mina & Mevrouw
Oom Frits: Die omgang met dat personeel, dat klinkt nou alsof het vreselijk uit de hoogte, enzovoorts, dat was helemaal niet zo. Dat was heel informeel.
Albertine: Ze heeft wel eens tegen mij gezegd dat Ter Hooge niet haar gelukkigste tijd was.
Maartje: OK.
Albertine: En ik weet niet meer waarom.
Maartje: Ik ben toch opgevoed met ook het laatste restje van die feodale tijd, die jij dan van de andere…
André Dekker: Koester het.
Maartje: Koester het?
André Dekker: Ja. Natuurlijk. Voor hen was dat een gegeven. En niet iedereen is gelijk.
Trix Marinusse: Het was natuurlijk een slimme vrouw, dus ik denk dat zij het gewoon is aangegaan als ontwikkeling van zichzelf.
Rianne: Zie hier girlpower in Zeeuwse klederdracht.
Trix: Ja
Trix lacht
Mina & Mevrouw is een Prospektor / VPRO productie voor OVT en NPO Radio 1 met muziek van Rory Ronde en Eva van Manen en sound design van Wederik de Backer. Creatief producent Eefje Blankevoort, uitvoerend producent Laura Verduijn. Stem van Mevrouw: Machtella Hekkema. Dagboektranscripties familie van Lynden, research- en montage assistent Lotteke Boogert. Eindredactie OVT Katinka Baehr, meeluisteraars Thabi Mooi, Franca Treur, Marlijn Aarts en Victor Blankevoort. Artwork Marieke van der Perk, animaties Floris Deerenberg. Partners Zeeuws Archief en Theaterproductiehuis Zeeland, met speciale dank aan Silvie Dees. Deze podcast kwam tot stand met steun van het NPO-fonds, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, Cultuurfonds Zeeland en een heleboel andere fondsen. Voor meer informatie: vpro.nl/mina.