Dagelijks verbaast Wilfred de Bruijn zich over de chagrijnige hoofden van de andere Parijzenaars die hij tegenkomt in de metro en op straat. Je zou denken dat het de angst voor terreur is die hun parten speelt. Maar vóór de aanslagen waren de mensen niet veel vrolijker.
Wilfred en zijn vriend Olivier proberen op reis naar het buitenhuis van Oliviers familie in de Ardèche te achterhalen waarom Fransen zo somber zijn gestemd. Bij elke rustpauze op hun route zuidwaarts stuiten ze op Fransen die hun nostalgie ventileren over vervlogen tijden, zoals de periode van De Gaulle die nog wist wat normen en waarden waren, of juist de trente glorieuses – de dertig gloriejaren na de oorlog, of gewoon de tijd dat mensen zich nog openstelden voor hun buren.