‘Als we niet uitkijken, worden we toerist in onze eigen stad, die dreigt te veranderen in een pretpark, een groot openluchtmuseum.’ Dit had bijna een recent citaat van de Amsterdamse burgemeester Van der Laan kunnen zijn, maar het stond in de Volkskrant van 6 juni 1991 en was afkomstig van Wijnand Duyvendak, actievoerder en oud-Tweede Kamerlid van GroenLinks.
25 jaar geleden ageerde hij samen met onder anderen Friso Roest in de initiatiefgroep Open Stad tegen de gemeentelijke plannen om de zuidelijke IJ-oevers vol te (hoog)bouwen. Dat ‘zuidelijk’ klinkt zonnig, maar het is in feite de schaduwkant van het IJ. Een kilometerslang gebied vol winkels, kantoren, leisure en dure koopwoningen moest Amsterdam op de wereldkaart zetten bij investeerders en buitenlandse bezoekers. Doorstoten in de vaart der volkeren met een stad binnen de stad, ontsloten door een vierbaansweg die in nota’s eufemistisch IJ-boulevard werd genoemd.
Naar schatting zes miljard bedroeg de investering, weliswaar in guldens, maar toch. 1,6 miljoen vierkante meter ontwikkeld en gefinancierd door het publiek-private samenwerkingsverband Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij (AWF), voor de helft in gemeentelijke handen en voor de andere vijftig procent van ING en andere commerciële partijen.