In 'Het land waar niets mag, maar alles kan' onderzoekt Thomas waar de grens ligt tussen enerzijds de strenge wetten en regels en anderzijds de vrijheid om die in te vullen. Thomas geeft wat voorbeelden waaruit blijkt dat je in Iran meer mag dan het lijkt: Een vrouw mag bijvoorbeeld niet zingen op straat, maar ze kan het ongezien naar hartelust doen. Gewoon een kwestie van even je mond dicht houden als je iemand van de religieuze politie voorbij ziet lopen. En Thomas blijft het onbegrijpelijk vinden waarom zijn collega van de Washington Post al een paar maanden vast wordt gehouden. Hij is blijkbaar een grens overgegaan, maar welke?
De meeste strenge regels hebben te maken met de islamitische ideologie die diep geworteld is in Iran. De basis, zo leren we deze uitzending, werd daarvoor gelegd na de revolutie van 1979. We zien archiefbeelden uit die tijd. Thomas legt ook uit waarom juist die revolutie en korte tijd later de Iran-Irak oorlog het vijandbeeld rond het westen (lees: de VS) hebben beïnvloed. We zien hoe diep die haat is en hoe die verder wordt aangewakkerd door bijvoorbeeld de imam in de moskee. En ook door georganiseerde demonstraties elk jaar bij de Amerikaanse ambassade. Wie organiseren die?
Kern van de identiteit van Iran is dat het land een diepe behoefte heeft onafhankelijk te zijn. Dat gaat zo ver dat ze zelfs hun eigen cola, ketchup en chocopasta merk ontwikkelden. In eerste instantie zijn de producten niet van de 'echte' merken te onderscheiden. Ludiek is het bezoek van de correspondent aan de zam-zam fabriek, de Iraanse colafabriek, waar hij een soort Consumentenbondcheck doet met de medewerkers. Hij haalt daarvoor een Pepsi- en Coca Colablikje uit zijn jaszak en laat hen de test doen. Proeven zij het verschil?
Thomas laat zien hoe dubbel het steeds is: zelfs familieleden van Mr. Bigmouth wonen in de VS en de Amerikaanse ketchup uit Teheran is gewoon illegaal verkrijgbaar. Iran heeft dus altijd twee gezichten.