D'Albertis kwam terug uit Papua Nieuw Guinea met het afgehakte hoofd van een onderweg neergeschoten kannibaal. In zijn boek What I did and What I saw staat een foto van het hoofd. O'Hanlon gaat in Nieuw Guinea op zoek naar de stam waar de gedode man bij hoorde.
O'Hanlon begint bij de familie van d'Albertis in Italië. Kleinkinderen weten nog hoe het hoofd ooit in een glazen pot op een tafel in de gang stond; ze waren er doodsbang voor. Maar niemand weet meer waar het is gebleven. O'Hanlon reist van museum naar museum. Langzaam leert hij meer over zijn hoofdpersoon. De zonderling d'Albertis bracht de vrouwen van de koppensnellers tot tranen, door de ene aria na de ander te zingen. Om dat te kunnen evenaren neemt O'Hanlon zangles in Genua en reist vervolgens met de foto van het hoofd onder zijn arm af naar de binnenlanden van Papua Nieuw Guinea.