Richard Francis Burton, de vertaler van erotische werken als de Kamasutra, werd als jongeman al na een jaar van het Trinity College in Oxford afgeschopt. Te obstinaat en te lastig. En daarop meldde de jonge Burton zich aan voor de East Indian Army en reisde af naar West-India. Binnen de kortste keren sprak hij diverse talen en wist hij alles van de Indiase lokale religies, tradities en gebruiken. En die waren - tot zijn grote genoegen - een stuk liberaler dan in het preutse Engeland.
Burtons leergierigheid kwam de legerleiding aanvankelijk wel van pas, want zijn almaar groeiende talenkennis en contact met de bevolking maakten hem een perfecte spion. Maar zijn medesoldaten vonden dat hij veel te ver ging in zijn 'antropologische' interesse en noemden hem de 'witte neger'. Uiteindelijk werd de vrije geest van Richard Burton ook de legerleiding teveel. Na een aantal jaar in het noordwesten van India kreeg Burton de opdracht om undercover verslag te doen van het bordeelbezoek van zijn medesoldaten in Karachi. En het betrof geen 'gewone' bordelen maar de huizen van plezier, waar jonge jongens, eunuchs en transgenders hun diensten verleenden.
Burton nam zijn opdracht zeer serieus en schreef zijn fameuze Karachi Papers. Een rapport dat zo gedetailleerd was dat de legerleiding het diep in een la wegstopte en Burton op staande voet ontsloeg. O'Hanlon wil weten waar die verdwenen Karachi Papers zijn gebleven en gaat op zoek. Onderweg stelt hij zijn leven in de waagschaal in het Indiase verkeer, komt hij oog in oog te staan met krokodillen, danst hij onder politiebescherming met transgenders in Karachi en wordt hij in het huidige Pakistan toch wel tamelijk nerveus van de enorme hoeveelheid kalashnikovs om hem heen.