Met gevaar voor eigen leven smokkelde hij in opdracht van het botanische instituut Royal Kew Gardens in Londen 70.000 rubberzaden uit het Braziliaanse regenwoud naar Engeland. Met Wickhams zaden konden de Britten eindelijk zelf rubber gaan kweken in het koloniale India, wat het einde betekende van het Braziliaanse monopolie op rubber. Na een paar decennia begonnen de Britse rubberplantages in India te renderen en binnen een mum van tijd stortte de Braziliaanse economie volledig in en raakte de miljonairsstad Manaus in het hartje van het Braziliaanse regenwoud in het slop.
Sir Wickham is sindsdien een van de meest verafschuwde mannen in Brazilië, wat hem daar de twijfelachtige eretitel The Prince of Thieves heeft opgeleverd. Zo succesvol als de Britse rubberplantages in India dankzij Wickhams diefstal waren, zo onfortuinlijk verliep het leven van Wickham zelf. Het was hem niet gegund om zélf de Indiase plantages op te zetten. Wickham bleef zijn leven lang een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken.
Hij reisde de hele wereld over en probeerde allerlei plantages op te zetten om fortuin te maken. Van tabak in Australië en kokosnoten in Nieuw-Guinea tot bananen in Belize. Hij legde meerdere malen bijna het loodje en na jaren van ploeteren hield zijn vrouw Violet het voor gezien en verliet hem. Wickham stierf als een eenzaam man. Zijn rubberroof was zijn enige succes in een leven vol mislukkingen.
Ga ook naar deel 2