Wie heeft wie gevraagd?
Ionica Smeets: ‘De VPRO ons. We moesten samen een screentest doen en kregen te horen dat als wij het niet zouden worden, dan Geer en Goor.’
Pieter Hulst: ‘Volgens mij stond Ionica al vast, toch?’
IS: ‘Eerst hoorde ik: we willen jou met iemand erbij, en dan zouden er screentesten met verschillende kandidaten zijn. Toen zei men, we doen het gewoon met Pieter. En als dat niet werkt, tja, dan hebben we een probleem.’
PH: ‘Oh. Ik begreep dat de VPRO ook vreesde dat ik te jong was. Daar kan ik ze eigenlijk alleen maar gelijk in geven. Op een of andere manier stelt Henny Stoel bij het Journaal mij meer gerust dan een jonger iemand. Het is toch hoe ouder, hoe geloofwaardiger, zeker als het om wetenschap gaat. Ionica is daar een uitzondering op. Ze is jong en heeft zich al bewezen.’
De 22ste editie van de Nationale Wetenschapsquiz wordt gepresenteerd door Pieter Hulst en Ionica Smeets. Hulst is presentator bij de Amsterdamse zender AT5 en een van de gezichten van het nieuwe KRO-NCRV-programma Jan rijdt rond. Smeets is sinds juli 2015 hoogleraar Science Communication aan de Universiteit Leiden en werkt daarnaast als zelfstandig wetenschapsjournalist. De VPRO Gids at een tompoes met het gelegenheidsduo.
Ionica is 36. Jij?
PH: ‘26.’
IS: ‘Hij is wel heel volwassen voor zijn leeftijd.’
PH: ‘Mijn haar wordt wat dunner. Iemand een tompoes?’
Jij bent psycholoog.
PH: ‘Iedereen kan professor psycholoog voor zijn naam zetten, het is een vrije titel. Maar het klopt, ik heb psychologie gestudeerd.’
Nooit gewerkt als psycholoog?
PH: ‘Nee maar dat is weer die leeftijd. Als je naar een psycholoog gaat en er zit een meisje van achttien dat mij vertelt hoe ik dingen moet aanpassen, vind ik dat minder prettig dan dat er een ouder iemand zit.’
IS: ‘Dat is niet altijd zo. Neem een oude arts die de wetenschappelijke ontwikkelingen niet bijhoudt of een jonge die net van de opleiding komt. Die weet alles.’
PH: ‘Mmja. Dat is waar. Maar zou ik van mijzelf een advies aannemen? Nee!’
IS: ‘Dat zegt misschien meer over jou.’
PH: ‘Ik gebruik psychologie wel iedere dag. Die tompoezen bijvoorbeeld, kun je zien als een principe van reciprociteit. Ik geef u wat, dat vindt u prettig en u wilt wat terug geven. Wellicht doet u nu extra uw best om er een leuk stukje van te maken in de VPRO Gids. Bij sollicitatiegesprekken neem ik altijd tompoezen mee.’
Ionica, als hoogleraar Wetenschapscommunicatie kun je je niet meer verdiepen in de wiskunde.
IS: ‘Het rare is dat ik in zekere zin nu meer met wiskunde bezig ben dan toen ik promoveerde. Toen zat ik op een heel klein obscuur vakgebied waar ik heel erg over nadacht, maar met niemand over kon praten. Wereldwijd waren daar maar tien mensen mee bezig. Nooit dat je over straat liep en dacht: hé leuk, dat heeft te maken met wat ik doe. Nu zit ik aan de communicatiekant en ben ik constant bezig hoe je dingen kunt vertellen, schrijven en uitleggen. Eigenlijk denk ik nu de hele dag na over wiskunde, maar minder diep. Dat is heerlijk, want die diepte is verschrikkelijk.’
Wanneer was jij voor het eerst presentator Pieter?
PH: ‘Presenteren is zo’n stom woord, want het klinkt alsof je alleen maar geïnteresseerd bent in jezelf. Bij presentator denk ik aan Martijn Krabbé in The Voice of Holland. Die staat daar dan en vertelt, met veel verve hoor, blabla dit en nu we gaan naar blabla dat. Leuk, maar dat is niet wat wij doen. We gaan niet The Voice of Holland van de wetenschap maken.’
Wat wel?
PH: ‘Misschien zijn wij geen presentatoren, maar informatoren. We proberen wetenschappelijke vraagstukken op een zo enthousiast mogelijke manier over te brengen en uit te leggen. Ook de eigen nieuwsgierigheid prikkelen, en als je dat een beetje kunt overbrengen ben je al een heel eind.’
IS: ‘Jij bent ook echt een maker.’
PH: ‘Toen ik klaar was met mijn studie psychologie, dacht ik wat nu? Ben ik bij AT5 terecht gekomen. Daar werkten veel mooie meisjes en ik was fan. Ik merkte dat de verhalen die ik bij Psychologie had geleerd het goed deden in de kroeg en daar wilde ik een programma over maken. Over die wetenschap. Ik had bijvoorbeeld geleerd dat als je iemands naam onthoudt en je noemt die een paar keer, Hugo, Hugo, dan is de kans zestig procent groter dat jij mij mag. Dat soort kleine dingen, daar heb je wat aan. Een programma daarover moet wel scoren, want uiteindelijk is een mens toch het meest geïnteresseerd in zichzelf. Als je dus een programma maakt over de mensen zelf waar ze wat aan hebben, is dat interessant voor Truus uit Amsterdam-Noord maar ook voor professor doctor ingenieur Ionica Smeets.’
IS: ‘Wel jammer dat ik in Leiden geen AT5 kon kijken.’
PH: ‘Dat programma heette Wetenschap in de wetenschap dat alleen wetenschap wetenschappelijk is. Daarin deed ik onder meer onderzoek naar de stereotypering van domme blondjes. Ik dacht misschien komt die doordat hun wenkbrauwen bijna niet te zien zijn. En zonder duidelijke mimiek oog je steeds verbaasd. Ben je blond en ga je solliciteren, zet je wenkbrauwen aan! Volgens mij doe jij dat ook.’
IS: ‘Ik ben van mijzelf zo. Pas vorig jaar ben ik ze gaan epileren. Misschien heb ik alles aan mijn wenkbrauwen te danken.’
Hebben jullie dezelfde rol in de quiz?
IS: ‘Volgens mij zijn we gelijkwaardig, maar niet gelijk zoals ze in het feminisme altijd zeggen. En Pieter doet de vragen over alcohol. Ik had heel erg gehoopt dat hij handig zou zijn, want er moeten veel experimenten worden gedaan. Zelf ben ik nogal onhandig, maar wat denk je, hij is ook niet handig.’
PH: ‘Als Ionica iets vertelt, geloof ik dat direct. Wat ze ook vertelt. Fijn om haar naast mij te hebben.’
IS: ‘Ik kan af en toe een onwijs lompe bèta zijn. Jij bent aardiger en geeft iedereen steeds complimenten. Leuk voor de kandidaten als ze weer eens het verkeerde antwoord geven.’
PH: ‘Het enige manco aan Ionica is dat ze soms niet begrijpt dat mensen iets niet begrijpen wat zij wel begrijpt, als je begrijpt wat ik bedoel.’
IS: ‘Is wel zo. Heel gênant. Ik vind het vervelend als ik mensen het idee geef dat ze dom zijn, want vaak heeft het niets met slimheid te maken, maar met ervaring en de manier waarop je naar dingen kijkt.’
Keek je altijd naar De Nationale Wetenschapsquiz?
IS: ‘Al vanaf het begin. Als scholier meestal bij mijn oma, waar ook mijn lievelingsoom woonde. Keken we samen op de bank. Mijn vader heeft natuurkunde gestudeerd, maar opvallend genoeg had mijn oom, die in de zorgsector werkte, altijd meer vragen goed. Dat leverde veel discussie op. Later bij Wiskunde waren er ook altijd lange discussies aan de lunchtafel. Wekenlang waren twee hoogleraren het zeer oneens over een vraag en steeds kwamen ze met nieuwe argumenten. Toen was de uitzending en bleken ze het alle twee fout te hebben. Ik dacht: oké, dit wordt na de kerstvakantie supergaaf. Maar daarna hebben ze het alleen urenlang gehad over hoe dom men was bij de Wetenschapquiz omdat het verkeerde antwoord was goedgekeurd. Vervolgens gingen ze weer verder met hun discussie.’
Wist je zelf veel goede antwoorden?
IS: ‘Meestal weet ik er wel zeven of acht. En je gokt er nog een paar goed.’
PH: ‘De moeilijkheid van deze tijd is dat antwoorden niet direct te googlen mogen zijn.’
IS: ‘Vroeger waren het meer weetjes. Bij veel vragen is het niet zozeer leuk dat je iets weet, maar dat je wat leert. Hoor je hoe het zit en denk je: hé dat is cool. Kun je daarna in de kroeg tegen je vrienden die niet hebben gekeken zeggen, joh weet je hoe dit werkt?’
PH: ‘Waarom tongzoenen wij?’
Pardon?
PH: ‘Die vraag had ik bedacht, maar is er niet doorheen gekomen. Heeft met vertrouwen te maken, maar de redactie vond mijn uitleg zachte wetenschap. Terecht eigenlijk, is ook meer iets voor in de kroeg. Trouwens, een vraag van mij over vlogger Enzo Knol heeft het wel gehaald.’
IS: ‘Van mij zit er een honderd jaar oude wiskundevraag in. Gewoon van internet gehaald en namen en nummers veranderd. Succes met googlen. Maar wij verzinnen zelf verder geen vragen. Die komen van de redactie en wetenschappers.’
PH: ‘Is er nog iets nodig om dit interview
interessant te maken?’