Uitgezonden: eind 2018
Israël is bepaald niet het makkelijkste land om een reisserie over te maken, maar Natascha van Weezel (32) wilde niets liever. In de vierdelige serie Natascha’s beloofde land trekt ze per fiets door het land waar ze een haat-liefdeverhouding mee heeft.
Hoe vaak was je in Israël geweest voordat je er ging filmen?
Natascha van Weezel: ‘Vanaf mijn vierde gingen we er elke meivakantie naartoe met mijn opa. Er woont familie van mijn moeder en van mijn vader. Na de Tweede Intifada zijn we jaren niet gegaan.’
Uit angst?
‘Dat was wel de reden die mijn ouders gaven en die angst was ook reëel. Maar achteraf gezien denk ik dat mijn moeder problemen had met hoe de Intifada werd neergeslagen door het Israëlische leger. Ze houdt van Israël, hield van Israël moet ik misschien zeggen, maar ze wilde er niet meer naartoe. Zo rond mijn twintigste ging ik voor het eerst alleen. Sindsdien ga ik elk jaar wel een keer.’
Voel jij je er thuis?
‘Ik houd van de cultuur en het eten, ik versta de taal, al spreek ik die niet, ik weet de weg in Tel Aviv en de mensen lijken op mij, dus op gevoelsniveau voel ik me er thuis. Het voelt vertrouwd. Maar de mensen zijn vaak onbeleefd en de mentaliteit van eten of gegeten worden staat me niet aan. Ik heb een haat-liefdeverhouding met Israël. Het is een soort lastige tante. Ze verstikt me en ik wil haar niet te vaak zien, maar ik hou wel van haar.’
Toch zeg je in de eerste aflevering dat Israël je verzekeringspolis is, een toevluchtsoord. Voel je dat echt zo?
‘Mensen vragen me vaak of ik me nog wel veilig voel in Europa. Aan mij kun je niet zien dat ik Joods ben, afgezien van de davidster die ik draag, dus ik heb geen last van antisemitisme. Ik ontken niet dat het er is, al vind ik het beledigend dat sommige mensen beweren dat het klimaat nu vergelijkbaar is met dat in 1930. Toch is er diep vanbinnen wel dat gevoel dat we daar terecht kunnen als er weer een vervolging komt. Daarom vind ik het belangrijk dat er een Joodse staat is. Ik denk dat heel veel Joden dat exact zo voelen.’
Hoe typeer je jouw Joodse identiteit?
‘Als liberaal-cultureel. Ik ben niet religieus opgevoed, we gingen vrijwel nooit naar de synagoge. Maar ik heb wel bat mitswa gedaan, mijn ouders zijn joods getrouwd en mijn opa’s en oma’s zijn joods begraven. We vieren een paar joodse feestdagen, maar dat is vooral een aanleiding om met de hele familie te eten. Ik ben Joods, maar niet Israëlisch.’
Het is wel moedig om een serie over Israël te maken, want je weet van tevoren dat je het niet goed kunt doen.
‘Als ik me in het verleden uitliet over Israël en de Palestijnen werd ik door beide kanten uitgescholden. Misschien naïef, maar ik dacht: ik zeg toch alleen maar dat ze meer met elkaar moeten praten en dat ik voor een tweestatenoplossing ben? Ik ben altijd kritisch geweest ten opzichte van Israël, maar ook begripvol. Datzelfde geldt ten aanzien van de Palestijnen. Mijn nichtje in Israël zei: “You don’t know what it’s like. Jij oordeelt vanuit je linksprogressieve bubbel.”’
Heeft ze een punt?
‘Het is natuurlijk makkelijker om vanuit hier te zeggen dat je vrede moet sluiten en niet bang voor elkaar moet zijn. Maar ik ben niet naïef. Ik ben vaak genoeg in Israël geweest, ook op de Westelijke Jordaanoever. Ik weet misschien niet hoe het is om midden in de nacht naar de schuilkelder te rennen, maar ik ben na mijn reis niet van gedachten veranderd. Ik heb daar met iedereen gepraat, ook met mensen van wie ik van tevoren dacht: daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in.’
Wat voor mensen waren dat dan?
‘In aflevering twee zit een martelarenfamilie. De ene zoon heeft zich opgeblazen, de ander is doodgeschoten door soldaten omdat hij bommen had gemaakt. Toen ik bij die ouders op de thee zat, moest ik wel even slikken. Ik weet dat Joden uit de rechtse hoek het schandalig vinden om zulke mensen aan het woord te laten, maar ik wilde dat toch doen. Net zoals ik een extreemrechtse illegale kolonist op de Westelijke Jordaanoever wilde spreken.’
Wilde iedereen praten?
‘Het enige wat uiteindelijk niet lukte, was een gemengd Arabisch-Joods liefdeskoppel. Die waren te bang voor gezeik en bedreigingen.’
In de eerste aflevering ga je met twee Palestijnse meisjes stappen in Ramallah. De meeste mensen zullen een totaal ander beeld hebben van het leven op de Westelijke Jordaanoever.
‘Ik wist zelf ook niet dat je leuk kon uitgaan in Ramallah. Net zoals mijn vriendinnen lang hebben gedacht dat Israël een zandbak met kamelen en bommen was, terwijl ik daar gewoon uitging. Mijn doel was om voor deze serie met jonge mensen te praten over hun toekomst daar. Dat is denk ik wel gelukt. Ik had het eigenlijk iets minder politiek willen maken, maar dat bleek onmogelijk. Alles is daar politiek.’
Je wordt daardoor constant gedwongen stelling te nemen. Hoe lastig is dat?
‘Het is makkelijk om je achter één partij te scharen. Zij zijn de slechteriken en wij zijn de helden. Ik heb lang geprobeerd ook zo te denken, omdat ik bij een bepaald deel van de Joodse gemeenschap wilde horen. Maar ik ben ook journalist en ik geloof niet in goed en fout. Ik was al heel vaak in Israël geweest, maar tijdens het filmen heb ik dingen gezien die ik nog nooit eerder had gezien. In aflevering drie gaat het onder meer over checkpoints. Daar zeg ik: ik wilde dat ik het niet had gezien, maar nu ik het eenmaal heb gezien kan ik niet meer wegkijken.’
Bestaat er bij mensen van jouw generatie nog wel belangstelling voor Israël?
‘Matig. Ze denken aan bommen en geweld of ze denken: vet, uitgaan in Tel Aviv. Terwijl ik me herinner dat het vroeger in het Jeugdjournaal heel vaak over Israël ging. Misschien omdat er toen nog hoop was op vrede. Nu denken mensen: het komt toch nooit meer goed. Ik ben journalist geworden omdat ik apathie het ergste vind wat er is, bij welk onderwerp dan ook. Over Israël voel ik die apathie bij veel mensen.’
In de eerste aflevering zeg je dat je wel eens moe wordt van het slachtofferschap. Dat is een heel gevoelig punt.
‘Dat is een hele gewaagde uitspraak waar ik ook wel een beetje nerveus over ben, maar ik meen het wel. Mijn grootouders waren Holocaustoverlevers, dus ik weet hoe het is als je familie vervolgd en vermoord is. Ik heb erover geschreven, ik praat erover op scholen, ik geef 4 meilezingen. Maar ik word ook moe van Netanyahu die dat sentiment inzet om mensen bang te maken en naar Israël te lokken. Zowel de Israëli’s als de Palestijnen blijven in het verleden hangen. De Israëli’s in de Tweede Wereldoorlog en de Palestijnen in 1948, het jaar waarin de staat Israël werd uitgeroepen. Dat waren hele heftige gebeurtenissen met grote gevolgen waar je elke dag aan mag denken, maar je moet ook vooruitkijken. Want zo komen we geen stap verder.’
Ben je door het maken van deze serie tot andere inzichten gekomen?
‘Ik vind nog steeds dat je met iedereen moet praten, zonder oordeel of vooroordeel, omdat dit de enige manier is om vrede te krijgen. Maar ik heb wel gezien hoe moeilijk het is. Als Israëli heb je de mogelijkheid je niet met het conflict te bemoeien, maar voor Palestijnen is dat simpelweg onmogelijk. Die hebben er dagelijks last van. Ik heb ook geleerd dat mijn generatie helemaal niet linkser en idealistischer is dan die van mijn ouders. Zolang het aan Israëlische kant zo rechts blijft en aan Palestijnse kant zo’n ongeregeld zootje, komt er geen vrede.’
Heb je nog hoop dat jij die vrede gaat meemaken?
‘Je weet nooit wat er gebeurt, maar ik geef toe dat het er niet echt de schijn van heeft.’
Is dat optimisme tegen beter weten in?
‘Misschien, maar wat moet ik anders? Ik wil geen verbitterde oude vrouw worden die zegt: vroeger zette ik me in voor dialoog en vrede.’
Zie je op tegen de reacties die deze serie gaat losmaken?
‘Ik kijk er niet naar uit om te worden uit gescholden voor landverrader of vuile zionist, maar ik hoop dat die mensen toch naar de serie zullen kijken. Het enige wat ik heb geprobeerd, is nuance aanbrengen in het conflict door oprechte interesse in anderen te tonen. Ik ben vooral trots op de serie, dit is wat ik wilde maken.’
Wie is Natascha van Weezel?
Natascha van Weezel (1986) is de dochter van journalisten Anet Bleich en Max van Weezel. Haar grootouders overleefden de Holocaust. Ze studeerde af aan de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam en maakte een documentaire over kleinkinderen van Holocaustoverlevenden, waarover ze in 2015 ook een boek schreef met de titel De derde generatie. Vorig jaar verscheen Thuis bij de vijand, over de relatie tussen moslims en Joden in Nederland. Met haar vader schreef ze een wisselcolumn in Trouw.