‘Ik denk dat ik een jaar of vijftien was en ik wist al wel een beetje iets van poëzie. Ik las Annie M.G. Schmidt, nonsensgedichten en light verse van Drs. P. Maar op een dag sloeg ik in de mediatheek van de middelbare school een bundel van Tomas Tranströmer open. Die bundel opent met “Ontwaken is een parachutesprong uit je dromen.” Holy canoli! Dacht ik. Wat is dit? Toen ging ik verder doorbladeren. In het gedicht Storm wandelt iemand in het donker door het bos. Hij ziet de sterrenbeelden boven zich en hoort ze stampen in hun stallen. Die avond liep ik zelf naar huis en ineens zag ik de meerwaarde van dat soort gedachten. Het kán natuurlijk niet, dat gestamp van die sterrenbeelden, maar wat als het wel kan? Ik leerde dat gedachten, ook onrealistische, je kunnen helpen om er weer even tegenaan te kunnen.'
'Ik werd, zoals het respectabele personen betaamt, een beetje gepest op de middelbare school. Eén van die meisjes die me pestte had van dat hele lange uitstekende neushaar. Telkens als ze weer gemene dingen over mij zei keek ik naar haar en zag ik hoe die neusharen uit hun gaten kwamen groeien tot ze als een soort Otto von Bismarck snor over haar schouders hingen. Heerlijk. In die manier van denken ben ik schatplichtig aan Tranströmer. Niet alleen in mijn werk, maar ook in mijn leven. Het leven is geen lolletje, maar je kunt zelf bepalen waar je met je gedachten de focus legt. Net zoals in het boek De keuze, van Edith Eva Eger. Daarin leert een meisje in Auschwitz van haar moeder dat ze zich, omringd met ellende, kan focussen op minder verdrietige dingen, en kan kijken naar het grappige, interessante of desnoods mooie om je heen. Al is het maar een klein groen grassprietje. Die blik kan je trainen met poëzie en literatuur.'