Herken je dat? Dat je door een theaterstuk, boek, film, schilderij of liedje opeens iets uit de wereld om je heen beter begrijpt? Literair talent van het jaar Iduna Paalman beschrijft maandelijks op Mondo zo'n ervaring. Deze maand, lekker low brow, de complexiteit van gentrificatie aan de hand van Tsjechovs Kersentuin.
Tsjechovs opgeknapte buurtje
Iduna Paalman
Tijdens een familiediner eten we kwartel en swipen mijn neven en nichten door Funda. ‘Vier ton is vrij normaal voor drie kamers,’ zegt een grootstedelijke neef met granaatappelsaus in zijn mondhoek. ‘Mijn hypotheekadviseur zegt: waakzaam wachten.’ Op de achtergrond klinkt de onnavolgbare jazz van mijn oom. Oma kijkt standbeeldachtig voor zich uit, ze verstaat alles maar begrijpt weinig meer.
Aan de ‘kindertafel’ is iedereen afgestudeerd, wat betekent dat we geacht worden twee dingen na te streven: een vast contract en een koophuis. Meer dan deze door ons aller boomers opgelegde verwachtingen delen wij niet, dus de gespreksonderwerpen beperken zich tot hoofdsommen, vierkante meters en tips voor betaalbare buurtjes die leuk worden ‘opgeknapt’. Het aanschaffen van een huis jaagt me al tijden angst aan, onder meer vanwege het ziekelijke overbieden, gentrificatie en mijn ontoereikende financiële situatie. Géén huis kopen jaagt me in dezelfde mate angst aan vanwege ‘de poëzie’, door velen beschouwd als een gebrekkig antwoord op de vraag: waar investeer jij in?
Iduna Paalman
Iduna schrijft poëzie, proza en toneelteksten. In het najaar van 2019 verscheen bij uitgeverij Querido haar lovend ontvangen poëziedebuut De grom uit de hond halen. Vervolgens werd ze door De Volkskrant uitgeroepen tot hét literatuurtalent van het jaar. De komende maanden is Iduna Paalman vaste columnist bij Mondo.
Mijn neef kluift succesvol een vleugel kaal en glimlacht welwillend. Ik zeg niets. Hoewel zijn kop er met beleid af is gerukt, maakt de kwartel een neerslachtige indruk. ‘Ik weet zeker dat het wachten wordt beloond,’ zegt de neef, ‘en dan slaan we toe.’ Ik moet denken aan wat columnist Massih Hutak eens schreef in Het Parool: ‘Wijken waar mensen met verschillende culturele achtergronden woonden, met kinderen op een gemengde school, transformeren in hoog tempo in buurten waar door de stijgende huurprijzen grote groepen Nederlanders van kleur vertrekken en nieuwe bewoners, vaak witte Nederlanders, hun intrek nemen.’ Hutak stelt dat deze nieuwe groep in eerste instantie enthousiast is over de multiculturele wijk. Maar er zijn grenzen: ‘want hún witte kinderen mogen natuurlijk niet op ónze zwarte scholen.’ Ik kijk de tafel rond: allemaal witte mensen, jong en kapitaalkrachtig, klaar om zich wijken toe te eigenen. Ik word er misselijk van.
Kort na het familiediner bezoek ik Tsjechovs De Kersentuin van het Internationaal Theater Amsterdam, een toneelstuk over de teloorgang van een noodlijdende Russische familie en haar landgoed. Het stuk wordt al een dikke eeuw opgevoerd, en iedere tijd vraagt natuurlijk om zijn eigen nadrukken. Met geestdriftige hoekbewegingen beeldt de koopman kaveltjes uit waar het landgoed in moet worden opgehakt. ‘Gefeliciteerd,’ zegt hij tegen de landeigenares, ‘u bent gered. De ligging is schitterend, de rivier is diep. Alleen moet er het een en ander worden weggehaald, opgeruimd... al die oude gebouwtjes, bijvoorbeeld, die moeten worden afgebroken, en dit huis, dat heeft geen bestemming meer, en de oude kersentuin moet worden omgehakt.’ ‘Omgehakt?' zegt de landeigenares. Ze denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen en neemt nog een wijntje.
Het einde laat zich raden: de koopman koopt het landgoed en zet de familie op straat. Regisseur Simon McBurney probeert er met grapjes en effectjes een licht verhaal van te maken, en ook Tsjechov wilde dat er vooral iets te lachen viel. ‘Waarom wordt mijn stuk op affiches en in aankondigingen in de krant hardnekkig een drama genoemd?’ schreef hij geërgerd aan zijn vrouw ten tijde van de première. Toch overheerst het gejammer van de uit elkaar vallende familie. En wat op toneel gebeurt, denk ik bij een wijntje in de foyer, gebeurt – natuurlijk, nog steeds – ook daarbuiten. We willen een vrolijke komedie met granaatappelsaus in de mondhoeken en voor iedereen een kwartel en een koophuis, maar belanden in een tragedie waarin de één wordt weggejaagd voor het geluk van de ander. Dát is de nadruk die onze tijd van De Kersentuin vraagt, en die we nog meer mogen zien.