Hij maakte van zijn dagblad een echte nieuwskrant, met meer ruimte voor onderzoeksjournalistiek. Hij was op 3 augustus 1990 te gast in het Gebouw van de VPRO en Frenk van der Linden was zijn interviewer.
Een jaar eerder had hij zijn functie van hoofdredacteur neergelegd. Een goed moment voor een uitgebreid gesprek over werk en leven. Dat natuurlijk na het marathoninterview niet ophield. In 1992 ging hij definitief weg bij het NRC, waar hij na zijn aftreden als hoofdredacteur nog aanbleef als verslaggever. In 2006 verscheen Post Uit De Oorlog, een jeugdroman, die Woltz samen met zijn 25-jarige dochter Anna schreef.
Marathoninterview Wout Woltz
Wout Woltz
Anglofiel en oud-hoofdredacteur van het NRC Handelsblad Woltz kwam in de jaren ‘80 graag met bolhoed en paraplu aan op de redactie van deze deftige courant.
Biografie Wout Woltz
"Veel reizen en niet zo hard werken"
De wieg van Wout Woltz stond in Betondorp, waar hij in 1932 werd geboren. Hij was de jongste van zes kinderen in een arm gezin. Vader Woltz was socialist en sprong voor de onderdrukte medemens op de bres. Na de oorlog werd hij actief in de vakbond. De jonge Wout ging wel eens met hem naar zo’n bijeenkomst, waar zijn vader dan “tegen zes of zeven mannen ging zeggen dat ze het niet moesten pikken”. Dat vond hij nog wel eens gênant. “Ik snapte nooit zo goed wat er nou allemaal zo onrechtvaardig was in de wereld.”
Na de middelbare school kwam Woltz op de ‘kweekschool’ terecht, waar hij zich vervolgens vier jaar lang dood vervelende en mateloos ergerde. Je hele leven wachten op het bereiken van je volle wasdom en dan weer terug naar de schoolbanken, dat was niets voor hem. Na zijn opleiding hield hij het welgeteld een maand vol voor de klas. Hij ontdekte dat hij kinderen eigenlijk helemaal niet zo leuk vond. Zij hem ook niet.
Woltz won een opstel over industrialisatie en mocht een aantal fabrieken bezoeken. Daar kwam hij in contact met de diersoort journalist. Dat leek hem ook wel wat: “Veel reizen en niet zo hard werken. Dat deed mijn jongenshart sneller kloppen.” Zijn eerste journalistieke ervaringen deed Woltz op bij de Leidse editie van Het Vrije Volk, ook wel het partijblad van de Partij van de Arbeid genoemd. De krant had rond de dertig edities door heel het land die vooral door jonge, onervaren maar gedreven en getalenteerde verslaggevers. Dat voorkwam echter niet dat Woltz vooral vergaderingen afliep, meestal die van de PvdA. Als er dan een niet al te enthousiast artikel in de krant verscheen, werd hij op het matje geroepen. Hij hield het er niet lang vol. Na een jaartje ‘in de reclame’ te hebben gewerkt – “Ach, een zijsprongetje, en dat is dan schandalig zeker, alsof je fout bent geweest in de oorlog” – begon hij bij het Algemeen Handelsblad. Daarmee was hij Betondorp definitief ontstegen.
Uit Woltz’ verschijning viel zijn afkomst ook niet op te maken. Hij maakte er een gewoonte van de redactie van de krant met bolhoed en paraplu te betreden. “De kleren kunnen me niet schelen”, zei hij bij zijn afscheid in het Zaterdags Bijvoegsel van het NRC Handelsblad, “wel het spel-element daarin, het provocerende. Ik hou van spelletjes.” Na enkele jaren werd Woltz adjunct-hoofdredacteur bij het Algemeen Handelsblad en bleef dat toen het dagblad fuseerde met de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Er brak een wat ‘luie’ periode aan, omdat er te weinig werk voor teveel hoofdredacteuren was. Hij werd destijds ook wel ‘de best betaalde bouwvakker van Nederland’ genoemd, omdat hij veel met de verbouwing van zijn huis bezig was. Daar werd hij dan ook jarenlang mee achtervolgd: “De journalistiek volhardt hardnekkig in vooropgezette ideeën. Dat merk je als het over jezelf gaat.”
Eind jaren zeventig wordt Woltz correspondent in Londen. Hij beleeft er zijn journalistieke hoogtepunt, ook omdat hij erg van Engeland houdt: “De clichés en de sjablonen over dat land trokken me altijd. De reserve, de vormelijkheid en de subtiele gelaagdheid van de samenleving. Een Engelsman zal je nooit direct zeggen wat hij denkt Vergeleken daarmee ben zelfs ik verschrikkelijk bot.” Bij terugkomst werd hij hoofdredacteur en dat was aanpassen. De vrijheid was weg en met macht om gaan was iets wat hij moest leren. Onder zijn leiding werd de verslaggeverij van het NRC Handelsblad versterkt, hij vond dat de krant teveel op de instituties leunde. Er werd te vaak gebeld naar Den Haag voor tekst en uitleg, zonder echt kritisch onderzoek te doen. Het komt hem op het verwijt te staan dat hij de krant te grabbel gooit. “Wat je als journalist ook schrijft, het is op effect gericht. Dat heeft niets met vulgariteit te maken. Je hoeft niet altijd waardig te schrijven. Het mag ook emotioneel zijn, als de verslaggever maar een goede stijl heeft, anders wordt het larmoyant.”
In 1989 droeg Woltz het hoofdredacteurschap over aan Ben Knapen. Het afscheid viel hem zwaar: “Ik had toch een post-managerial syndrome en dat duurde langer dan ik vermoedde. Plotseling geen secretaresse meer die je dag indeelt, de telefoon blijft stil. Je mag alles doen en doet daarom niets. Heel vervelend. Ze zouden een begeleidingsdienst voor aftredende hoofdredacteuren moeten instellen.” Hij bleef nog drie jaar aan als verslaggever, maar nam in 1992 definitief afscheid van de krant.