Altijd goed voor een relletje
Jan Hulsebos werd op 12 februari 1925 geboren in de Amsterdamse volksbuurt de Jordaan, in een gezin waar hij kennis maakte met de burgerlijkheid, waar hij al snel zijn gal onaflatend op zou spuwen. De oorlog kwam voor de 15-jarige Jan Hulsebos als een bevrijding. Tot mei 1940 overkwam hem niet veel wat hij de moeite waard vond. 'Een last viel van mijn schouders, ik kon - vijftien jaar oud - beginnen mezelf te worden. Zo groeide ik op, een vlegel van bezetting en verzet, belazerd door iedereen, gelovend in niets, woedend op alles.' Hij mat zich het pseudoniem Jan Vrijman aan. Maar ook het meewerken aan de verzetskrant de Waarheid werd hem al snel te saai, hij wilde met wapens verzet tegen de Duitse bezetting plegen, niet met papier. Na een gesprek met leden van het verzet werd hij echter als een te gevaarlijke en onbetrouwbare jongen gekenmerkt; geen gewapende actie tegen de Duisters voor Jan Hulsebos.
Vóór de oorlog had Vrijman al besloten journalist te worden. Het leek hem een uitstekende manier om de burgerlijkheid te ontvluchten. Na de oorlog begon hij dan ook als freelance-journalist bij Het Parool, De Groene Amsterdammer, De Geïllustreerde Pers, Vrij Nederland en het soldatenblad De Legerkoerier. Vrijman voelde zich tot het communinisme aangetrokken, ware het niet dat hij een hekel had aan organisaties. In 1955 maakte hij met fotograaf Ed van der Elsken de reportage ‘De nozems van de Nieuwendijk’, waarmee hij meteen de uitdrukking ‘nozem’ muntte. Na een tijd beviel ook de schrijvende pers hem niet meer, naar eigen zeggen omdat hij het gevoel had de boot te missen. ‘Ik wil meer, ik wil intens voelen dat ik leef. Ik moet weten waarom ik leef!'
Na het schrijven van twee romans – De Tekenen van de Storm (1952) en Kinderbedtijd (1957) – probeerde hij het in de film, een beslissing waar we hem dankbaar voor mogen zijn. In 1957 brak hij door met de controversiële documentaire Dag Koninginnedag. Het kwam hem en de VPRO meteen op een rel te staan en de omroep moet haar excuses maken aan het volk en de koningin. In de documentaire – gemaakt ter gelegenheid van Koninginnedag – kwamen enkele mensen aan het woord die niet veel op hadden met de monarchie. De muiterij op Hr. Ms. De Zeven Provinciën – een heikel punt in politiek en samenleving – kwam ook aan de orde. Omdat er nog maar weinig mensen een tv bezaten, barstte de commotie pas los toen de dagbladen schreven over wat er allemaal voor onbehoorlijks in de documentaire was gezegd. Jan Vrijman was daarmee verantwoordelijk voor de eerste echte televisierel in de Nederlandse geschiedenis en mocht twee jaar lang niet werken voor de VPRO. Beroemd werd hij met De Werkelijkheid van Karel Appel, een portret van de schilder. Wie herinnert zich niet de schilder die woest met verf smeet en op die manier zijn doeken maakte. Het vestigde niet alleen de naam van Jan Vrijman, maar ook van Karel Appel. In 1965 jubelde de pers over de film Op de bodem van de Hemel, een serie die aanvankelijk door de Vara zou worden uitgezonden. Die durfde het niet aan toen bleek dat Johan Maasbach, hoofdpersoon van de film en op dat moment de bekendste evangelist van Nederland, het interview met een gebed begon. De Vara zat niet op bekeerlingen te wachten. Vrijman kocht de serie terug en liet het in de bioscopen vertonen.
In 1989 stopte Vrijman met het maken van documentaires. Hij werd bestuurslid van het door hem geïnitieerde International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Vanaf begin 1985 verscheen er een dagelijkse column van Vrijmans hand in Het Parool onder het pseudoniem Journaille. Hij schreef de column tot enkele weken voor zijn dood, op 30 mei 1997.
Vrijman leed aan depressies. Zijn dochter maakte in 2006 een documentaire over de andere kant van Jan Vrijman, de gewone Jan Hulsebos: De Werkelijkheid van Jan Vrijman.