Want nu de vrijwillige euthansasie wettelijk goed geregeld is, gaat Sutorius als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde verder, en pleit hij voor een goede regeling voor het recht op zelfdoding. Sutorius is hoogleraar strafrechtwetenschap aan de universiteit van Amsterdam en raadsheer bij het gerechtshof Arnhem.
Biografie Eugène Sutorius
geb. 27 augustus 1946 te Hilversum
Wegbereider van de euthanasiewet
Hij staat bekend als dé euthanasieadvocaat van Nederland: Eugène Sutorius. In zijn vijfentwintigjarige carrière als advocaat verdedigde hij vele huisartsen en hulpverleners, die terechtstonden voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dat deed hij in een tijd dat euthanasie nog niet wettelijk geregeld was. Met die processen lokte hij jurispredentie uit die de grondslag vormden voor de euthanasiewet die in 2002 in werking trad onder het tweede Paarse kabinet. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden worden kernbegrippen voor de toetsing van euthanasie.
Eugène Sutorius wordt op 27 augustus 1946 geboren in Nederland, maar groeit op in Indonesië. Hij studeert rechten in Leiden en wordt daarna rechter-assistent in opleiding. Een toekomst binnen de rechterlijke macht lijkt voor hem in het verschiet te liggen. Toch kiest hij voor de advocatuur, "omdat hij moeite heeft met de hiërarchie en de soms ambtelijke instelling".
Midden jaren tachtig bekeert hij zich samen met zijn vrouw tot het katholicisme. In zijn woorden: "de moederkerk, de oude brede rivier met in haar bedding veel puin, maar ook veel schitterende dingen". Een kerk die euthanasie en abortus afwijst.
In 1998 wordt hij in deeltijd hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In 2005 verlaat hij de advocatuur om raadsheer te worden aan het gerechtshof in Arnhem.
Vorig jaar werd hij voorzitter van de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie, die dan net is omgedoopt in de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde.
Samenvatting Marathoninterview
Eerste uur:
Het gesprek startte met de nachtmerrie van interviewer Rik Delhaas: in zijn droom ziet hij drie mannen in witte jassen, de artsen met wie hij te maken heeft als hij zijn wens tot euthanasie tot uitvoer wil brengen. Het blijken Rouvoet, Balkenende, Hirsch Ballin te zijn. Begrijpt Sutorius zijn schrik? Nou, met confessionele politici is het vreemd gesteld, luidt het onverwachte antwoord. Ze móeten de heiligheid van het leven hoog in het vaandel hebben, maar als je ze individueel spreekt dan zie je dat ze heel goed thuis zijn in het onderwerp en dat er goed mee te praten is. Volgens hem zit de discussie onder dit christelijke kabinet dan ook niet zo op slot als alom beweerd wordt. De euthanasiewetgeving staat als een huis, en ook Rouvoet aanvaardt dat met een zekere blijmoedigheid. Nee, dit kabinet hoeft niet afgeschreven te worden. Trouwens, je zit in Nederland altijd goed, want met de confessionelen heb je de barmhartigheid, en met de paarsen de zelfbeschikking.
De discussie nu: is té oud worden, klaar zijn met het leven ook ondraaglijk lijden? In Sutorius’ eerste zaak in 1982, was dat ook al de problematiek. Een 93-jarige vrouw, Nel Barendregt, had haar arts overtuigd dat ze niet meer wilde leven. Als hij erop terugkijkt, valt het op dat toen nog helemaal geen verschil werd gemaakt tussen ziekte en ouderdom. Hij nam de zaak, gewoon, omdat het omzet was. Hij was advocaat en die arts kwam naar hem toe. Die arts zei: “ik heb een vrouw gedood.” “Dat lijkt me niet in orde”, dacht hij. “Maar ze heeft er wel om gevraagd”, zei de arts. Toen is hij zich gaan verdiepen.
Het werd een baanbrekende zaak. De Hoge Raad oordeelde strafuitsluiting, de dokter stond met rug tegen de muur. Er werd voorrang verleend aan het opheffen van lijden, dat was een loopplankje tussen de gegroeide praktijk en de vastzittende politieke standpunten. Soortgelijke jurisprudentie over de groep Drion is te verwachten. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, waarvan Sutorius de voorzitter is, gaat daar aan werken.
Sutorius weigerde in het midden van de jaren zestig zijn dienstplicht te voldoen. Waarom? De beslissing om te beslissen over doden van een ander mens wilde hij niet uit handen geven aan een ander, zeker niet in een hiërarchische organisatie als het leger. Zijn dienstweigering kon niet de goedkeuring van zijn vader vinden die als KNIL-soldaat op Sumatra had gevochten.
Sutorius noemt zichzelf geen pacifist. Hij kan zich voorstellen dat je wel vecht om een principiële zaak te verdedigen. Bijvoorbeeld militair ingrijpen in Darfur, daar is hij een voorstander van. Als je er maar zelf als individu voor kan kiezen. Er zou meer maatschappelijk gediscussieerd moeten worden over de rechtstaat en de verdediging daarvan – bijvoorbeeld over hoe ver je mag gaan om de eigen democratie te verdedigen tegen terrorisme. Er moet meer onderwezen worden in het recht, zodat het een duidelijkere plek in ons leven krijgt, zodat er meer begrip komt voor wat je met recht en regeltoepassing wel en niet kan bewerkstelligen. We hebben goede wetgevers in Nederland, men kan wetten schrijven in Den Haag. Dat ze er soms verfomfaaid uitkomen, heeft te maken met de politiek.
Samenvatting van het tweede uur:
In de loop van 20 jaar advocatuur heeft hij 150 dokters verdedigd in euthanasiezaken. “De meeste zaken konden we wegvangen voor de zitting”, zegt hij, “die werden geseponeerd, er waren slechts zo’n 30 tucht- of strafzaken.
Nu er wetgeving is, moet je voorzichtig zijn met de vanzelfsprekendheid –
alsof er geen dilemma meer is omdat er een wet is. In de tijd dat er nog geen wet heeft hij zelf euthanasie in zijn omgeving meegemaakt. Dat maakte de angst en pijn die er toch al was groter. De conspiracy of silence, het maakt het rouwen moeilijk. Maar hij heeft het als heel goed ervaren. Het plannen van de dood is niet raar, maar wel nieuw, want we beschouwen de dood niet als binnen onze macht – en deels hebben we dat gevoel meer en meer, en ontstaan er nieuwe rituelen.
Dan leest hij op verzoek van Rik Delhaas het gedicht ‘Apologie’ van Gerard Reve voor, waarin hij beschrijft dat toen Reve rooms-katholiek werd zijn haar blonder werd en zijn jaarinkomen snel steeg, en dat ondanks de bezwaren er zoveel genade is: de kerk van Rome is de ware kerk. Want dat is de kerk waar Sutorius zich midden jaren tachtig toe bekeerde. Hij en zijn vrouw wilden dat religie een rol speelde in het gezin. Als je iets kiest, kan je het beste binnen je eigen cultuur blijven, concludeerde hij na een snuffeltocht door oosterse religies. En al kwam hij vroeger uit de protestante kerk altijd wel gesticht met een mandje thuis, hij koos uiteindelijk voor de mystiek. Daarvoor kwam hij, niet voor de ethische norm.
“Is dat niet een beetje selectief? Wel het mysterie, maar niet de dogma’s?” vraagt Delhaas. Dat vindt Sutorius typisch een opmerking van een calvinist.
Hij viert het plezier in zijn leven in deze kerk. Dankbaarheid, betrokkenheid, het simpele werk onder golfplatendakjes in Brazilië en over de hele wereld. Dat heeft allemaal niet zoveel met die kerk in Rome te maken, want als hij de paus hoort zeggen dat deze kerk de enige ware is, dan denkt Sutorius: hoe durf je het te zeggen.
Iemand met zijn duidelijke ideeën over zelfbeschikking, en dan die behoefte aan overgave, is dat geen contradictie? Geloven en liefde hebben heel veel gemeen: het gaat erom dat je weet dat we er maar even zijn, en dat je dan in de gebrekkigheid van die split second waarin we leven even voelt dat alles heel belangrijk is. Zijn kinderen hebben zijn vrouw en hij meegesleurd in de doop. De afweging was: we doen het als gezin. Dat hebben ze geweten, want de kinderen zijn de ouders uiteindelijk niet gevolgd en zijn er kritisch over dat ze in de poppenkast zijn meegesleurd.