Het middelpunt van de 'zaak - Ter Schegget' was acht jaar later alsnog hoogleraar geworden, maar wel in het meer gematigde Leiden. Overigens wenste hijzelf geen marxist te worden genoemd, al kon hij zich in veel overwegingen van Marx vinden.
Als één van de weinige theologen wist Ter Schegget leesbare boeken te schrijven over het geloof en de rol daarvan in de samenleving: Een Hart Onder De Riem, over de Bergrede, Het Geheim Van De Mens, Kernwoorden Bij Marx, Theologie en Ideologie, Recht Op Gemeente, Vrijheid Door Gehoorzaamheid, De Menslievendheid Van God, om er een paar te noemen.
Biografie Bert ter Schegget
Hoe verenig je Karl Marx met Jezus Christus?
Gijsbertus Hendricus ter Schegget kwam op 24 juli 1927 in Amsterdam ter wereld. Zijn vader was dominee. Zelf preekte hij al als kleuter tegen zijn buurjongetjes in het Friese Harkema-Opeinde. Zijn vader was in 1926 naar aanleiding van de ‘kwestie-Geelkerken’ van de Gereformeerde Kerk overgestapt naar de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband, wat in 1946 in de Hervormde Kerk zou opgaan. Van zijn vader kreeg Ter Schegget een grondige kennis van de catechismus en een kritische geest mee.
Tijdens de oorlogsjaren doorliep Ter Schegget het Gereformeerd Gymnasium en van 1947 tot 1953 studeerde hij Theologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij wilde aanvankelijk niet in de voetsporen van zijn vader treden, maar koos toch voor theologie, omdat er nou eenmaal “brood op de plank” moest. Na zijn studie werd hij predikant en werd onder meer in Vreeland, op Curaçao en West-Berlijn beroepen. Op Curacao kwam hij in 1958 terecht. Af en toe preekte hij ook op het vasteland, in Venezuela. De sloppenwijken en armoede waarmee hij zich daar geconfronteerd zag, sterkten zijn ideeën over de juistheid van de marxistische analyse.
Ook Berlijn, waar hij predikant was bij de Evangelische Studentengemeinde, drukte een stempel op zijn geloof en wereldbeeld. Hij was er in de roerige jaren zestig en was daar getuige van de studentenprotesten. Toen tijdens een demonstratie tegen de komst van de Sjah van Perzië de 26-jarige student Benno Ohnesorg om het leven kwam door een politiekogel, schuilde hij met een dame onder een afdakje die hem wist te vertellen dat de politieagenten van dat momenten “so braun wie zuvor” waren. Ter Schegget hield er een blijvende sympathie van over aan de babyboomgeneratie die niet in herhaling wilde vallen door braaf en gedwee te accepteren wat het gezag voor hen bepaalde, zoals dat aan de vooravond van de Holocaust was gebeurd.
In 1968 werd Ter Schegget docent aan de sociale academie ‘De Horst’ in Driebergen, dat bekend stond als links bolwerk. Ter Schegget schreef er aan zijn proefschrift, Het Beroep Op De Stad Der Toekomst. Praktisch-Dogmatische Studie Van De Revolutie, dat hij in 1970 afrondde. Hoewel hij het helemaal niet zo bedoeld had, stond Ter Schegget na deze dissertatie definitief als marxistisch te boek. Dat voorkwam dat hij al in de jaren zeventig een vrijgekomen leerstoel mocht bezetten als kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Er kwam een heuse rel, de ‘zaak-Ter Schegget’ was geboren. Tegenstanders van Ter Schegget vonden hem veel te links. Daar was in het rooie nest dat de Universiteit van Amsterdam heette te zijn niet nog meer behoefte aan, vond de synode. Pas in 1981 kende de Generale Synode hem een leerstoel toe: als hoogleraar in de christelijke ethiek en het apostolaat aan de Universiteit Leiden.
In latere publicaties liet hij zien wat er ten grondslag lag aan zijn maatschappelijke ideeën. Dat blekenk veel minder de theorieën van Karl Marx te zijn, als wel het gebed. Zijn laatste promovendus Evert Jan de Wijer noemde hem een partijganger, maar dan van de Mensenzoon. Dat inzicht kregen ook meer en meer van Ter Scheggets tegenstanders, waardoor hij tegen de tijd dat hij gast was van het Marathoninterview was de storm rond hem wat gaan liggen. Zelf werd hij volgens omstanders ook milder en minder radicaal dan hij in de jaren zestig en zeventig was geweest.
Een andere grote verdienste van Ter Schegget was het schrijven van theologische boeken, die gelezen en begrepen werden. Na zijn emeritaat in 1992 zette hij vaart achter zijn publicaties. Enkele van de titels waren Het Geheim Van De Mens, Kernwoorden Bij Marx, Theologie en Ideologie, Recht Op Gemeente, Vrijheid Door Gehoorzaamheid, De Menslievendheid Van God en zijn laatste Een Hart Onder De Riem, over de Bergrede.
Bert ter Schegget overleed op 9 november 2001 aan een hartaanval, nadat hij het ziekenhuis – waar hij lag wegens hartklachten – vlak daarvoor had verlaten.
Hoogtepunten uit het interview
"Natuurlijk denk ik dat een goed huwelijk ook een levenslang gevecht met elkaar is"
Bert ter Schegget, die in een ver verleden de dagopening bij de VPRO op zich nam, werd op 11 augustus 1989 door Hans Simonse ondervraagd. Hij was ook een tijd lid van het bestuur van de omroep. Of de VPRO hem te vrijzinnig was geworden, luidde de eerste vraag: "iedereen deed wat ie goed vond in zijn eigen ogen en probeerde ook af en toe te scoren op het gebied wat God verboden heeft of de regering. Of beide. En dat lukte op gezette tijden. En als je dan vroeg, want je had wel eens moeilijkheden met een minister die zei: ”dit kan niet” en die wilde dan de knop omdraaien. Ja, je wilde natuurlijk helemaal niet ingrijpen, daar was ik ook absoluut niet voor. Zo'n bedrijf leeft bij de gratie van die vrijheid. (..) Ik vond wel dat de VPRO er moest zijn, zoals die was. Ik had natuurlijk wel een smaak. Ik hoorde toch graag linkse, geëngageerde geluiden, maatschappijkritisch en dat zat er ook wel in, maar er was ook een stukje libertinisme, anarchisme, en dat hoorde ook tot het pakket. De Barend Servet Show, om maar iets te noemen, dat was voor mij een fantastische belevenis."
Ter Schegget had getwijfeld of hij gehoor moest geven aan de uitnodiging van de VPRO om te gast te zijn in het marathoninterview. Niet omdat hij het interview vreesde, maar omdat hij op 11 augustus 1989 precies 36 jaar getrouwd was met zijn vrouw. En dat was in huize Ter Schegget toch wel een reden tot een feestje. Niet dat het altijd pais en vree was tussen de hoogleraar en zijn echtgenote: "Natuurlijk denk ik dat een goed huwelijk ook een levenslang gevecht met elkaar is. Als je dat niet meer doet dan is het niet interessant, maar het moet zijn op een basis van een grote waardering en liefde, die moet er ergens zijn, en acceptatie. Dus er moet niet, zeg ik altijd, met de portefeuille gerammeld worden, je moet gewoon niet weglopen. Dingen horen uitgevochten te worden en uitgepraat te worden. Ik wil niet zeggen dat dat altijd lukt, er zijn altijd kleine rancunes en zo, maar daar moet je met humor tegenover staan. Maar ik vind het monogame huwelijk nog altijd een waanzinnig spannend avontuur. En seksueel gesproken, heeft het, als je het goed doet, heel veel raffinement in zich. Om dat samen leuk te blijven vinden, te vrijen, met elkaar ook lichamelijk bezig te zijn, haha dat klinkt wat lullig, maar zo is het. (..) Ze is niet weggelopen, en ze maakt de indruk dat het haar goed gaat, ik heb haar natuurlijk zo nu en dan flink gemaltraiteerd."
Ondanks het feit dat hij zich een romanticus noemt, ziet Ter Schegget ook de minder mooie kanten van het leven en keert zich er niet vanaf. "De vraag is eigenlijk of ik wel een type ben dat zich thuis wil voelen, ik hou niet van dat cosy, van dat lekker thuis zijn en van die mentaliteit van ”wat hebben we het ver gebracht." Maar ik ben geen pessimist. Ook geen optimist, want dat is wat flierefluiterig. Het is eigenlijk zo dat ik moet en mag hopen ter wille van de hopelozen. Hoop die gezien wordt is geen hoop, je kunt het alleen maar in volharding verwachten."