“Ik ben een laag-bij-de-gronds mens”
Een journalistiek onderonsje, dat vat het marathoninterview van vrijdag 1 augustus 1986 goed samen. Ischa Meijer, journalist en televisiemaker, ontving H.J.A. (Henk) Hofland voor een vijf uur durend interview om over het vak te praten, en alles wat er bij komt kijken. Hofland kwam net terug van een langer verblijf in New York, dus op de vraag wat er in de Volkskrant staat, kan hij geen antwoord geven. In New York koopt hij elke dag de gerenommeerde New York Times en de New York Post, ”een ochtendblad van afzichtelijke signatuur”.
Hij leest zijn kranten bij voorkeur in zo'n typisch New Yorks koffiehuisje, iets dat je in Nederland niet hebt, vanwege Drees. ”De vakbonden en de welvaartstaat en Drees, die hebben ons de das omgedaan. Die hebben de fleur uit het leven gehaald. Ik ben een ontzettend progressieve man, die zeer voor vrijheid, gelijkheid, broederschap is. Maar in ons land is zoveel fleur uit het leven gehaald door de reglementen. Wanneer ik een koffiehuis wil openen van 6 uur ’s ochtends tot 12 uur ’s nachts, heb je meteen te maken met duizenden reglementen en knorrige types van de PPR." Overigens wil hij wel met rust gelaten worden tijdens het doornemen van het nieuws: ”ik ben een contactgestoord persoon, ik wil het liefst in mn eentje zitten. Ik hou niet zo van dat gelul."
Al in het eerste uur komt het gesprek via New York op het Rotterdam van voor het bombardement op 10 mei 1940. ”Er zijn geen wereldoorlogen overheen gegaan. Het is intact. Ik ben opgegroeid in Rotterdam, ik ken R’dam van voor de oorlog heel goed. Toen ik 7, 8 was begon ik de stad een beetje te verkennen. Je wipte dan op zo’n sleperskarren en dan zag je, achteruit rijdend, de hele stad. Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik R’dam van voor de oorlog echt tekenen. Dat is allemaal weg, verbrand, platgegooid, vreselijk. En dan kom je in NY downtown, en daar zie je een ouderwetse, aan R’dam denkende sfeer: gevelrij, belettering, etalages, winkels, kortom, waar nu nog iets van over is, hoe heet dat, achter het Haringvliet heb je het Witte Huis en daar heb je een haventje, dat is nog een beetje oude stadssfeer."
Meijer bewondert de voorspellende gaven van Hofland. Hij had een dag voordat Britse en Amerikaanse vliegtuigen Tripoli en Bengasi, twee vermeende terroristische bases in Libië, bombardeerden, in de krant geschreven dat het er binnenkort wel van moest komen. Zo bijzonder is dat allemaal niet, aldus Hofland: ”ik ben een laag-bij-de-gronds mens, ik interesseer me voor concrete dingen. Er is eigenlijk heel weinig verrassends in de politiek aan de gang, de mechanismen krachtens de politiek werkt zijn voorspelbaar, in hoge mate. Als je de continuïteit kent, ben je niet zo snel verbaasd als er iets gebeurd."
Ik geloof niet in het gezeur in wandelgangen. Dat is onzin, gelul. De meeste journalisten die in de wandelgangen verkeren, gaan aan een soort beroepsdeformatie leiden, die zich uitdrukt in het feit dat ze het ontzettend belangrijk vinden, wat ze in die omgeving overkomt. Ten eerste kun je daar geen leuk stuk over schrijven, geen hond leest het, ten tweede interesseert het mij niets. Ik ben er op een gegeven ogenblik mee opgehouden. Ik vind het ook niet vervelend om een net pak aan te trekken en mooie schoenen, maar ik denk niet dat die tot de belangrijkste instrumenten van de journalist behoren.
Aan de nieuwsvoorziening in Nederland kan Hofland zich mateloos ergeren. ”Het lijkt hier wel alsof het hele land onder de dope zit, als je naar het nieuws kijkt, denk je dat ze net tien tranquilizers achter de kiezen hebben. Word ‘es wakker! Het nieuws wordt niet alleen voorgelezen[in Amerika], maar ook een beetje verkocht. Dan zitten ze er niet als dooie harken bij, maar doen ze echt hun best om er iets van te maken. Je kunt daar natuurlijk ook doodziek van worden. Toch is het leuker, er ontbreekt die versuffing aan, die onze nieuwsvoorziening eigen is."
Ouder worden is geen pretje voor de columnist: ”nee, het is een gruwel, een ramp. Ik voel dat het perspectief kleiner wordt, dat het opraakt. Je jaren raken op. Je moet altijd leven alsof je het eeuwig leven hebt en morgen je laatste dag kan zijn. Dat lijkt wel een soort VPRO-dagsluiting."