Bekend werd de, volgens Simon Vinkenoog, 'meest moderne geluidsdichter' in 1966 onder de naam Johnny the Selfkicker en dankzij 'Poëzie in Carré', een legendarische poëzieavond die Vinkenoog had georganiseerd. De crème de la crème van de vaderlandse dichtkunst - Roalnd Holst, Claus, Reve, Mulisch - was daar verzameld. Daar bracht Johnny zijn 'oerdicht' ten gehore: een mengeling van klanken, die sterk deden denken aan het kabaal van vuurwerk en bommen.
Later vertelde hij dat de bombardementen op Arnhem een diepe indruk op hem hadden genaamd. In 1986 was Johnny the Selfkicker weer Johnny van Doorn en legde zich toe op het schrijven van boeken, die in kleine kring veel bewondering oogstten. Daarin legde hij de tijdsgeest haarscherp vast. Met een zeker nuchterheid bezag hij hoe zijn imago van twintig jaar terug nog altijd bij jonge dichters en kunstenaars verder leefde.
Biografie Johnny van Doorn
Johan van Doorn kwam op 12 november 1944, midden in de oorlogswinter, in het zwaarbevochten Arnhem ter wereld. Het gezin Van Doorn, naast de zuigeling Johan bestaande uit een Nederlandse vader en een Duitse moeder, was naar Beekbergen uitgeweken vanwege de Slag om Arnhem, die in volle hevigheid woedde. Volgens Johnny’s moeder kwam zijn latere tomeloze energie voort uit het nerveuze karakter dat bij meer oorlogskinderen valt te bespeuren. Hoe het ook zij, dat Johnny zich moeilijk wist aan te passen, was al snel duidelijk. Op de middelbare school was hij al beroemd en berucht om zijn ‘selfkicks’: “het voor honderd procent naar buiten brengen van waanzin, woede, neurose en frustratie.” De strikte leefregels die op de middelbare school heersten waren niet geschikt voor de jonge Van Doorn.
In 1962 vertrok Van Doorn naar Amsterdam en stortte zich daar in het opkomende happening-circuit. Daar leerde hij onder andere anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld en collega-dichter Simon Vinkenoog kennen. Die nodigde hem in februari 1966 uit om op te treden tijdens ‘Poëzie in Carré’, waarin dichters zich voor het eerst aan het Nederlandse publiek presenteerden. De avond staat als legendarisch te boek en Johnny van Doorn, of Johnny the Selfkicker, zoals hij zich op dat moment noemde (andere bijnamen zijn Electric Goebbels, Professor Eitje en de Nieuwe Mongool), had daar een belangrijke rol in. Simon Vinkenoog kondigde hem aan als de ‘meest moderne geluidsdichter’. Zijn ‘oerdicht’, bestaande uit allerlei klanken, sissen en vocale explosies, lokte veel reacties uit van het publiek. Aanvankelijk klonk er veel gejoel vanuit de zaal, later sloeg dat om in gejuich. “Een magistrale stralende zon” en “komtocheensklaarklootzak” zijn sindsdien dichtregels die behoren tot de Nederlandse poëtische canon.
Johnny the Selfkicker had zich in ieder geval een plaats in de Amsterdamse kunstenaarsscène toegeëigend. Van de benaming ‘selfkicker’ had hij een paar jaar later al genoeg en ook van de onderbrekingen van het publiek (“Silence, please, dodelijke stilte! Ik praat hier tien minuten en je hebt je bek te houden”). Hij begon met het schrijven van proza. Mijn Kleine Hersentjes (1972), De Geest Moet Waaien (1977), Gevecht tegen het Zuur (1981) en Langzame Wals (1986) zijn kronieken van een tijdsgeest. Muze was zijn vrouw Yvonne, waarmee hij in 1967 was getrouwd. Zijn werk werd vaak met dat van Nescio vergeleken, maar vond slechts in een kleine kring waardering. Te klein, waardoor hij zich halverwege de jaren tachtig genoodzaakt zag om, samen met Jules Deelder, reclame te maken voor een zoutje. In een vraaggesprek met Ivo Niehe verklaarde hij die beslissing als volgt: “Ik hoor bij de grauwe middelmaat van de literatuur. Wij hebben het moeilijk.”
Voor de VPRO maakte hij met Cherry Duyns en Armando in de jaren zeventig het tv-programma Herenleed. Zijn taak in het absurdistische programma was het om als een duveltje-uit-een-doosje tevoorschijn te komen als kabouter, heraut, mollig prinsesje of lijk. Ook Oorlog en Pap, een reeks radio-uitzendingen waarin hij zijn gedichten voordroeg, maakte hij voor de VPRO. Zijn gedichten waren er niet om gelezen te worden, maar om voorgedragen te worden. Bij voorkeur door hemzelf.
Op 26 januari overleed Johnny van Doorn op 46- jarige leeftijd aan kanker.
Hoogtepunten uit het interview "Ik heb het hier een beetje rillerig"
Johnny van Doorn had zijn interviewer Peter Flik een slapeloze nacht bezorgd: Van Doorn wilde het in het eerste uur graag over het koken van een ei hebben. Flik was er niet helemaal van overtuigd of dat genoeg stof voor een uur op leverde, maar Van Doorn kwam een heel eind: “Ik kan wel wat zeggen over het koken van een ei. De dag wordt vaak begonnen door mensen met het koken van een ei. Het belangrijke van een ei vind ik dat het vers moet zijn, de versheid van een ei is heel belangrijk. Als een ei op de bodem blijft liggen als je hem onder water dompelt, is hij vers. Met een hoornen lepeltje het ei nuttigen. Geen metalen lepeltje, nee, dat kan vreselijk uitslaan, zo'n metalen ding, dat kan zwart worden, dat kan chemische verbindingen teweeg brengen, waardoor je dus vergiftigd wordt op een langzame manier.” ”Kun je het water na het koken van het ei nog gebruiken voor de thee?” “Nou, bij een scharrelei zou ik het niet doen, want daar kon nog wel eens poep aan zitten.”
Eten is sowieso een grote passie van Van Doorn, al kan hij zich bedroeven over het niveau van de Nederlandse keuken: “Ik vind trouwens ook dat de huisvrouw van tegenwoordig het zichzelf makkelijk wil maken en veel te veel pakken in huis haalt uit de supermarkets en instant food, vis die niet meer vers is, een iglo-visje uit de diepvries. Er wordt in Nederland inderdaad heel slecht, bizar slecht gegeten. In Belgie heb je restaurants die uitstekend zijn. Alleen bij Dorius op de Nieuwezijdsvoorburgwal, hoewel ik daar laatst heb gegeten en de aardappelpuree kwam duidelijk uit een pakje. Studenten eten ook veel te veel eieren, en trekken veel te veel uit de muur. Ik heb lui gezien, die zijn echt overdekt met zweren en puisten. Ze zijn op die keten van automatieken, de FEBO, geabonneerd. Ik ben geen gezondheidsfreak of een gezondheidskicker, maar ik zou de mensen toch willen zeggen, maak het jezelf niet te gemakkelijk, doe ook eens iets zelf.”
De sfeer van het interview slaat aan het begin van het laatste uur om als spreker Cor Galis het gesprek tot dan toe samenvat. Hij zegt (in een niet door hem geschreven samenvatting) dat Van Doorn met Jules Deelder een fascinatie deelt voor Hitler: “Ik ben even flabbergasted, want ik heb helemaal geen fascinatie voor die walgelijke vent. Ik verfoei het Derde Rijk, ik verfoei het fascisme, ik verfoei het in één adem genoemd te worden met Jules Deelder. Het ging zo goed, ik ben even onthutst. Het kan gevaarlijk worden als het op de radio komt, mensen zijn nu op. Nogmaals, ik ben een anti-fascist pur sang en ik heb vanmorgen niets gezegd wat daarmee te maken had. Peter Flik: “Goed, we laten het rusten.”
De laatste minuut van het marathoninterview werd besteed aan kerstgroeten en wijze raad: " Die laatste minuut kunnen we verknoeien, wat moet er gezegd worden. We kunnen veel heil en zegen toewensen, de groeten thuis doen. Hierbij de groeten thuis. Het toilet moet bewaard worden, dat men dat weet. En niet teveel in de stad blijven hangen, ook af en toe de natuur in. Jij gaat terug naar de Ardennen, heerlijk in de bossen. Opdat de geest moge blijven waaien."
Peter Flik over zijn interview
"Ik had me heel goed voorbereid, maar was een uur vergeten"
"Ja, van dat interview weet ik nog wel wat. Ik had mee heel goed voorbereid, maar was een uur vergeten. Het duurde van acht tot één, maar voor het uur tussen elf en twaalf waren de vragen op. Toen zijn we maar met de hond een rondje om de VPRO-villa gaan wandelen. We hadden gewoon zenders om, dus we hebben dat uur maar een beetje lopen improviseren. Dat ging overigens prima, ik houd daar wel van."
"Ik kende Johnny al behoorlijk goed. Ik maakte in die tijd een programma waarin ik met gasten een treinreis maakte en met hem had ik een treinreis naar Brussel gemaakt. Dus ik kende hem al wel, maar zijn boeken had ik nog nooit gelezen. Die heb ik ter voorbereiding op het interview gelezen. Ik vond ze prachtig en herlees ze zelfs wel eens. Zijn verhalen over Arnhem na de oorlog, prachtig. Hij kon de tijdsgeest heel mooi typeren."
"In het begin van het vijfde uur las Cor Galis een samenvatting voor, niet door hemzelf geschreven, die in het verkeerde keelgat schoot van Johnny van Doorn. Er werd gezegd dat hij met Jules Deelder een fascinatie deelde voor Hitler. "Dat was complete onzin, hij had absoluut geen enkele fascinatie voor Hitler. Hij hield zich daar verre van en ik had daar ook niets mee te maken. Ik weet niet wie die samenvatting heeft geschreven, maar als ik hem tegenkom, sla ik hem op zijn bek."
"Ik weet nog dat ik hem een dag voor het interview belde en dat hij zei dat hij het over het koken van een ei wilde hebben. We hebben daar een aardig gedeelte van het gesprek over gepraat. Ik was helemaal niet zenuwachtig, het ging ook heel goed. Maar na afloop heb ik wel besloten dat het ook mijn laatste marathoninterview was. Het was mijn genre niet, ik voelde me er niet prettig bij."