Remco Campert wordt op 28 juli 1929 geboren in Den Haag. Zijn ouders zijn de dichter Jan Campert en de actrice Joeki Broedelet. Zij scheiden als Remco drie jaar oud is. Voor Campert begint dan een periode van heen en weer gereis tussen vader, moeder en grootouders. In de oorlog moet hij bij een pleeggezin wonen en in 1942 vertrekt hij naar Epe, omdat Den Haag te onveilig is geworden. Zijn vader sterft in het concentratiekamp Neuengamme. Daar kwam hij terecht toen hij een joodse man naar België had geprobeerd te smokkelen. Hij werd na de oorlog – en na zijn dood – bekend met de verzetsdicht De achttien dooden.
Als de oorlog afgelopen is, vertrekt hij met zijn moeder naar Amsterdam. Daar gaat hij naar het gymnasium, maar hij besluit zijn middelbare schoolopleiding niet af te maken, omdat hij schrijver wil worden. Een diploma is dus nergens voor nodig. De eerste jaren nadat hij van school af is, schrijft hij reclameteksten en vertalingen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Op twintigjarige leeftijd trouwt hij met zijn eerste vrouw Freddie Rutgers en vertrekken ze naar Parijs.
Al gauw verzamelt zich een groep jonge gelijkgestemden om Campert, onder wie Simon Vinkenoog, Gerrit Kouwenaar, Rudy Kousbroek, Hugo Claus en Jan Elburg. Na het verschijnen van Vinkenoogs bloemlezing Atonaal in 1951 staan de jonge dichters bekend als de Vijftigers. Binnen het groepje experimentele dichters geldt Campert als de meest toegankelijke.
Bij terugkomst in Nederland halverwege de jaren vijftig gaan hij en Freddie uit elkaar. Hij hertrouwt al snel met Fritzi ten Harmsen van der Beek. Ze gaan in Blaricum wonen en hun huis wordt een verzamelplek van dichters, schrijvers en kunstenaars. Het stel gaat in 1957 uit elkaar. In 1960 ontmoet Campert Lucia van de Berg, met wie hij twee dochters krijgt, Emanuela en Cleo. In 1964 vertrekt het gezin naar Antwerpen, maar twee jaar later keert Campert alleen terug. Hij leert Deborah Wolf kennen. De twee leven tot 1980 samen, gaan uit elkaar, maar trouwen in 1996 uiteindelijk toch met elkaar.
In 1976 krijgt Campert de P.C. Hooftprijs toegekend voor zijn poëtisch oeuvre, hoewel hij dan al een tijdje erg weinig heeft geschreven. Camperts werk is vrij autobiografisch, cynisch en ironisch. Ook zijn proza wordt vanaf die tijd erg populair bij een groot publiek. Enkele bekende titels zijn Het leven is verrukkulluk en de verhalenbundel Alle dagen feest. Zijn dichtbundels blijven gestaag verschijnen. De laatste jaren heeft hij nog praktisch elk jaar een bundel verhalen of gedichten gepubliceerd.
Van 1989 tot en met 1995 gaat Campert met Jan Mulder en Bart Chabot op tournee om uit eigen werk voor te lezen. Van 1996 tot 2006 staat er om de dag een column van hem op de voorpagina van de Volkskrant. Sindsdien legt hij zich toe op dichten en schrijven, zoals hij altijd gedaan heeft.