In Israel kwamen voor het eerst sinds jaren de “Avengers” bij elkaar voor een reünie: een groepje inmiddels bejaarde joodse mannen en vrouwen, die vlak na de oorlog de Holocaust wilden wreken door het drinkwater van 6 miljoen Duitsers te vergiftigen. Het was ze bijna gelukt. Zo daadkrachtig als de Avengers waren, zo aarzelend was Europa met het erkennen van het joodse leed. In Europa maakt de grote “ontkenning-rondreis”.
Te beginnen in Duitsland, waar de geschiedenisboekjes op school tot het begin van de jaren zestig ergens na Kaiser Wilhelm ophielden. Op school leerde je nauwelijks iets over de nazi’s.
In Nederland werd de joodse gemeenschap aangespoord om een erkentelijkheidsmonument op te richten – als dankbetuiging aan het heldhaftige land dat driekwart van zijn joodse bevolking had laten afvoeren. Tegelijkertijd wees de gemeente Amsterdam het verzoek tot het plaatsen van een bescheiden plaquette ter nagedachtenis van de omgekomen Joden af.
In Oostenrijk gaf bondskanselier Vranitsky pas in 1992 in een moedige rede toe dat zijn land zich niet als slachtoffer van Hitler kon blijven afficheren. In werkelijkheid had Oostenrijk de Nazi’s enthousiast gesteund.
Zelfs in het Poolse Auschwitz wordt tot op de dag van vandaag gestreden over de vraag wie daar nu het meest geleden heeft. Israelische en Poolse gidsen vertellen er soms elk een ander verhaal.