1916. De oorlog sleept nog steeds voort en op de eerste dag van het offensief aan de Somme vallen bijna 60.000 slachtoffers (gesneuvelden, gewonden en vermisten samen) aan Engelse zijde alleen. Wanhopig probeert men een doorbraak te forceren, maar ondanks de komst van het nieuwe geheime wapen - de tank - blijft men hopeloos vast zitten. Oproepen van pacifisten als Ernst Friedrich om "de oorlog te verklaren" worden overschreeuwd in het wapengekletter. Mak reist af naar Bovington, de rustplaats voor Brits geweld, en naar de Somme, de plek waar het Britse Rijk haar "best and brightest" verloor.
Als altijd zorgde de oorlog voor veel technologische snufjes. Mooie, zoals plastische chirurgie, maar vooral lelijke - mosterdgas, vlammenwerpers en de tank. In Bovington in Engeland staat een tankmuseum zoals alleen Engelsen dat kunnen neerzetten. De conservator Willey is getrouwd met de tank. Maar interessanter is de legerbasis eromheen, waar dagelijks tankveteranen uit Irak rondjes rijden en oefenen. Eens per week zijn ze in het museum om voor bezoekers demonstraties te geven en om van de oude tanks te leren hoe ze hun moderne tanks moeten pimpen. De tankoorlog van toen en die van nu blijkt niet zo heel erg anders te zijn.
In Frankrijk groef een boer een tank op uit de modder en zette hem in zijn schuurtje. Geert Mak reist door het front van Noord Frankrijk aan de hand van filmbeelden van filmer Geoffrey Malins, die De slag aan de Somme filmde. In een hotelletje aan de Somme gruwelen Duitse oorlogstoeristen bij de foto's van de vader van Tommy Spree. Zijn pamflet Krieg der Kriege - een afschuwelijke fotoreeks van frontsoldaten die zó misvormd zijn dat je niet begrijpt dat ze nog leven - werd overal verboden, omdat het de mensen thuis een te realistisch beeld van de oorlog zou geven.