Toeval bestaat niet. Halverwege het gesprek met Jelle Brandt Corstius, dat op een maandagochtend plaatsvindt in een koffietentje op het Javaplein in Amsterdam, slaat de klok twaalf uur, en begint de luchtalarmsirene te loeien. Niemand slaat er acht op, maar we schieten allebei in de lach, want de presentator is op dat moment net bezig aan een betoog over de westerse militaire naïviteit en de herinvoering van de dienstplicht. De politieke ontwikkelingen in Oekraïne hebben zijn beeld van zijn geliefde Rusland volledig op zijn kop gezet, zegt hij. Zozeer zelfs dat hij besloot om toch weer een reportageserie rond het land te gaan maken, hoewel hij zich heilig had voorgenomen om ‘nooit een Peter d’Hamecourt te worden’.
De achtdelige reeks Grensland gaat over staten die zich in de gevaarlijke zone tussen Rusland en Europa bevinden, zoals Oekraïne, Letland, Moldavië en Kazachstan. De serie begint met twee uitzendingen over de Russische staatspropaganda en -ideologie, waarin Brandt Corstius onder meer de partij-ideoloog van het Kremlin interviewt (‘een heel enge man’). Ook voor het overige verschilt de aanpak van die van zijn vorige Rusland-series. ‘Ik vond het belangrijk om het mezelf moeilijker te maken,’ zegt hij. ’Laten we eerlijk zijn: in die eerdere series ging ik een dorp in, sprak een oud vrouwtje en het was leuke televisie. (lacht) De gesprekken die ik met die mensen voerde, waren voor mij ook makkelijk, want het was een heel eenvoudig soort Russisch. In de nieuwe serie moet ik veel meer mijn best doen. Ik ga de steden in, en spreek met hoogopgeleide mensen over ingewikkelde onderwerpen als geopolitiek. Het is allemaal veel inhoudelijker. Misschien ook minder kleurrijk, maar dat is een bewuste keuze.’