Er zijn van die weken waarin je niemand anders wil spreken, dan Rudi Vranckx. De muren in Hilversum kwamen op me af. Ik leefde nog half in de tijdzone van de Stille Oceaan. Direct na terugkomst uit Nieuw-Caledonië zat ik twee weken achtereen met editor Paul Delput opgesloten voor de montage van de Frontlinie-uitzending van vanavond, 'De strafkolonie'.
Terwijl de verhalen van die andere wereld nog in mijn lijf zaten -de klamme tropen, de geur van een onafhankelijkheidsstrijd, traangas en koeienstront- ging het in Hilversum vooral over Hilversum.
Hoe deed Rudi Vranckx dat, na veertig jaar oorlogsverslaggeving voor de Vlaamse omroep VRT? 'Onrust is mijn brandstof. Als een gekooid beest in de dierentuin loop ik soms rondjes om de bureaus', schrijft hij in zijn boek Mijn kleine oorlog.
'Maandenlang op de redactie rondhangen zal wel altijd een kwelling blijven. De halve waarheden die er met veel aplomb gedebiteerd worden, de nutteloze spelletjes om invloed, de benauwdheid om met te veel collega’s samen in een enge ruimte te zitten. Sarajevo, Kosovo, de oorlog in Rwanda, Congo, een fascinatie voor het Oosten, China, Cambodja, Korea. De stam van de reporters bestaat uit zwervers, nomaden, en daar voel ik mij het best bij.’