Het is stil op straat. De avondklok in Noumea is ingegaan. Bij het vallen van het duister, klokslag 18:00 uur, moet iedereen in de hoofdstad binnen zijn. We zijn op Nieuw-Caledonië, zo’n 17.000 kilometer van huis.
Het vliegtuig hier naartoe zat vol met Franse gendarmen. Jonge mannen, nog geen twintig, kort geknipt haar, breed geschouderd. Troepenversterkingen voor de komende week als wordt gevierd of betreurd -afhankelijk van wie je spreekt- dat Frankrijk het voor het zeggen kreeg op dit eiland in de Stille Oceaan. Geconfisqueerd, zoals de Fransen het noemen, om er gevangenen heen te sturen. Moordenaars, dieven, politieke opstandelingen, veroordeelden die Frankrijk liever kwijt was.