In de vierde aflevering van Frontlinie reist Bram Vermeulen naar het verdeelde eiland Cyprus. Sinds het eiland in 1974 is gescheiden in een noordelijk en zuidelijk deel, met een VN-bufferzone ertussen, voelen honderdduizenden Turks- én Grieks-Cyprioten aan beide zijden zich ontheemd.
Veel Cyprioten zijn getekend door het conflict. Dat geldt ook voor Nafia Akdeniz. Nafia werd in 1975, na de Turkse invasie, geboren in het bezette Turks-Cypriotische Noord-Cyprus, een land dat alleen door Turkije wordt erkend.
Ze heeft een Cypriotisch paspoort, een land dat lid is van de Europese Unie, maar ze is Turks-Cyprioot.
Ze voelt zich gevangen in wat ze zelf een identiteitschaos noemt: ‘Toen ik met dat paspoort ging reizen, begonnen de mensen Grieks tegen me te praten. Maar ik spreek helemaal geen Grieks’.
Haar moeder waarschuwt haar voor de Grieken. Het is het gevolg van een trauma dat voortkomt uit het conflict in 1963. Toen brak er geweld uit tussen de Turks- en Grieks-Cyprioten op het eiland. Daarbij kwamen 364 Turks-Cyprioten en 174 Grieks-Cyprioten om. Een kwart van de Turks-Cypriotische bevolking vluchtte hun huizen uit.
Nafia’s opa werd meegenomen door Griekse radicale nationalisten en is sindsdien vermist. ‘We moeten de botten uit ons verleden nog vinden, om te weten waar onze roots liggen. Om zijn graf te kunnen claimen, moet Cyprus één worden’.