Zimbabwe barst van de vruchtbare grond en heeft een prima klimaat voor landbouw. Tot een jaar of vijftien geleden profiteerden alleen een paar duizend blanke boeren daarvan, want zij hadden bijna al het boerenland in bezit. Nu is de situatie totaal anders. Blanke boeren vind je nauwelijks meer. Het merendeel van de boerderijen is opgesplitst in kleinere eenheden, waar zwarte Zimbabwanen hun gewassen mogen telen.
De jonge broers Solomon en Tony bijvoorbeeld. Ze verbouwen tabak, en hopen daar zo veel mee te verdienen dat ze een pick-up truck kunnen bekostigen en straks een goede opleiding voor hun kinderen. De planten staan er florissant bij, maar het drogen van de tabak gaat nog niet van een leien dakje. Ze hebben daar dan ook ook nooit voor geleerd.
Daarmee doen ze het toch al beter dan de meeste nieuwe landeigenaren in Zimbabwe. Veel grond ligt er ongebruikt bij of levert door incompetentie nauwelijks iets op. Met de blanke boeren is ook de kennis van landbouw van het Zimbabwaanse platteland verdwenen.
Bram bezoekt een blank gezin, dat nu in een huis in de stad woont, met een tuin vol roestende landbouwmachines. De jaren voor het vertrek van hun boerderij waren verschrikkelijk, vertellen de ex-boer en z’n vrouw. Vee werd afgeslacht, de honden vergiftigd, er kwamen groepen mannen aan het hek om het land op te eisen. Een vriend is vermoord en met hun eigen (zwarte) voorman liep het ook slecht af. Ander personeel is met ze mee gevlucht en werkt nog steeds voor het gezin.
De ex-boer vindt het moeilijk te verteren dat hij z'n land kwijt is. En als het dan aan zwarte Zimbabwanen gegeven moest worden, waarom dan niet aan het personeel dat er al werkte? 'Die mensen weten tenminste hoe je een boerenbedrijf moet runnen.' Maar ja, wie voor een blanke boer werkte, stond aan de verkeerde kant.
Het verjagen van blanke boeren was niet alleen het werk van groepen gewapende mannen. De Zimbabwaanse staat voerde een doelbewuste campagne om het land te onteigenen en het te geven aan veteranen die hadden meegevochten in de onafhankelijkheidsoorlog. Terug te geven, in de visie van veel Zimbabwanen, want was het tijdens de kolonisatie niet van hun voorouders afgenomen?
De keurmeester van de tabakscoöperatie vindt het dan ook terecht dat de regering ingreep, zegt hij. ‘Die landhervorming was noodzakelijk.’ Over de uitvoering is hij minder te spreken: ‘Het land werd gegeven aan mensen die niet het flauwste benul hebben van hoe ploegen werkt. Maar ze wilden wel land bezitten. Kijk hoe het nu is. Er groeit hier alleen gras. Vroeg of laat hebben we geen maïs meer. We waren de broodmand van de regio. Maar die is nu leeg.’
Hij heeft ook nog een persoonlijke reden om niet blij te zijn met de veranderingen, blijkt later in de uitzending. Bekijk hier vast een fragment: