Zambia en China zijn oude vrienden. Toen het Afrikaanse land in 1964 onafhankelijk werd, stonden de Aziaten als eerste in de rij om de helpende hand te bieden. Communistisch China, zelf nog straatarm, nam het voortouw bij de bouw van een spoorlijn die dwars door Zambia en buurland Tanzania liep, naar de havenstad Dar es Salaam. Natuurlijk was dat niet alleen uit goedertierenheid; de Chinezen zagen handelsmogelijkheden in het gebied.
Ruim veertig jaar later blijkt dat de spoorlijn op een grandioze mislukking is uitgelopen die China veel geld heeft gekost – daarover kun je meer lezen in dit verhaal van Sean van der Steen, met prachtige foto’s. Maar de Chinese aanwezigheid in Zambia is intussen niet meer weg te denken, merkt Bram. Overal langs de treinroute komt hij ze tegen. Chinezen runnen bijvoorbeeld een kopermijn, fokken op grote schaal kippen en hebben grote fabrieken.
Die economische activiteit levert Zambianen werk op, onder Chinese bazen. Daar is niet iedereen blij mee. Bram bezoekt een dorp waar een explosievenfabriek ontploft is. De Chinese eigenaren hadden het niet zo nauw genomen met de veiligheidsvoorschriften. Het incident is illustratief voor de werkwijze van Chinezen in Afrika: zorg voor de werknemers is ondergeschikt aan de winst. Ook in een kopermijn blijkt dat de arbeidsomstandigheden verre van ideaal zijn, en dat werknemers openlijk klagen over hun lage salaris.