Toen ik zes jaar geleden de documentaire Framing the Other maakte, over een toeriste die een exotische stam in Afrika bezocht, probeerde ik me in alle opzichten van haar te distantiëren. Hoofdpersoon Nell, naïef als ze was, zat vol goede bedoelingen. Haar westers denken en haar drang tot opvoeden van deze ‘primitievelingen’ had alleen een averechts effect.
Met een koffer vol hartjesballonnen, paardenstickers, oversized T-shirts en dertien kilo balpennen kwam ze niet alleen om te kijken, maar zeker ook om te helpen. 'Want ook stammen moeten leren schrijven, het is goed voor ze, misschien kan ik ze dat wel leren,' hoor ik haar nog denken. Het was colonialism all over again, maar dan pijnlijk verscholen onder de noemer ‘toerisme’.
Daar sta ik dan, zes jaar later, in een vluchtelingenkamp in het noorden van Libanon. Een moment waar ik met gemengde gevoelens naar had toegeleefd. Pas als ik de four-wheeldrive uitstap en ik met regisseur Jack discussieer over het beste moment om onze meegebrachte hartjesballonnen uit te strooien, komt het besef. Shit! Ik ben nu toch niet die aapjeskijker uit mijn vorige film aan wie ik me zo had geërgerd?