Bij de vreemdelingendiensten in Europa hebben Nigeriaanse asielzoekers de bijnaam ‘Liegerianen’. Liegen en een verblijfsvergunning zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij het maken van de vierde en laatste aflevering van De trek: ‘De gedeporteerde’ surften we voortdurend tussen feit en fictie. In Lagos ontmoetten we een gedeporteerde automonteur die ruiterlijk toegaf dat hij zijn hele vluchtverhaal uit zijn duim gezogen had. Via via was hij in Nederland terechtgekomen op een vals paspoort van ene Jean-Paul uit Sierra Leone, waar in de vroege jaren 2000 een burgeroorlog woedde. ‘Jean-Paul’ werd gepakt en uitgezet naar Lagos, waar hij thuishoorde en waar geen oorlog was.
Tien jaar later vond hij dat zijn avontuur meer dan de moeite waard was geweest. Hij keek om zich heen naar de collega’s die waren thuisgebleven en zei: ‘ik ben nu beter dan zij’. Daar ging het maar om.
Maar wat te denken van de leugen waarmee Joy Edobor naar Nederland was gelokt: een baan, een inkomen, een beter leven. Joy eindigde in een bordeel in Amsterdam, vertelde ze snikkend. Na jaren van misbruik werd ze opgevangen door instellingen die aan de lopende band Nigeriaanse vrouwen uit de prostitutie moesten redden. Joy kreeg vier dochters, maar geen verblijfsvergunning. Het gezin werd uitgezet. Haar dochters Rebecca en Naomi vertelden het verhaal stukje bij beetje, gezeten op de stoep voor hun nieuwe onderkomen in Lagos. De politie kwam midden in de nacht. ‘Toen moesten we naar de gevangenis.’ Terwijl ze hun verhaal deden keken ze voortdurend naar hun moeder, die ze goedkeurend aanmoedigde. Mij bekroop dat nare gevoel: was het verhaal dat de meisjes vertelden feit of fictie? Was dit ingestudeerd, en keer op keer afgedraaid voor talloze ambtenaren?
Feit is dat deze meisjes van twee, vijf, zeven en acht voor kort op een school in Katwijk zaten, de Verrekijker. Hier leerden ze vloeiend Nederlands en Nederlandse liedjes zingen. Hun toekomst was Nederland. Tot die nacht dat de politie kwam. Ik keek hoe de meisjes als een troep jonge welpen om hun moeder waren gaan zitten, nadat ze opnieuw in snikken was uitgebarsten. Dit was de wereld van de gedeporteerde, de wereld waarvoor ik naar Lagos was gekomen. Laveren tussen feit en fictie, tussen kunnen blijven of moeten vertrekken. Dat was de wereld die deze meisjes, alle vier jonger dan mijn eigen dochter, al heel goed hadden begrepen.
Bram Vermeulen