Waarom weten Nederlanders zo weinig van het slavernijverleden?

Op deze pagina vind je naast de podcast, een transcriptie, zodat je met of zonder de aflevering deze rustig door kan lezen.

3. Blinde vlek

Maartje: Weet jij waar het is?

Albertine Duin - van Lynden: Ik dacht het wel. Sterker nog: ik heb het zelfs op Google Maps even gekeken.

Maartje: Oh, OK.

Straatgeluid

Ik ben met mijn moeder in Middelburg, op weg naar het Zeeuws Archief. We lopen door de pittoreske steegjes die ik al mijn hele leven ken. Pas sinds kort weet ik dat ook hier een slavernijmonument staat. Want in de slavenhandel speelde Zeeland een belangrijke rol.

Maartje: Peggy Bouva die heeft mij dus gevraagd: zouden er nog eigendomspapieren zijn in jullie familie?

Albertine: Oh. En daar wil je naar op zoek?

Maartje: Ja.

Albertine: OK. En hoe staat die Peggy Bouva in het hele gebeuren van.. het slavernijgedoe? 

Maartje: Hoe bedoel je?

Albertine: Nou, ik had gister een heel interessant gesprek met een vriendin van mij van, 85 is ze al. En die heeft een schoonzoon, dat is een Surinaamse man. En die bekijkt het van een hele andere kant. Die zegt: dankzij de slavernij heb ik kunnen studeren in Nederland.

Maartje: Dat is inderdaad de wrange werkelijkheid.

Albertine: Want anders zat ik nu in Afrika, onder een boom. Hij wil ook niet naar Keti Koti enzo, en hij praat het helemaal niet goed, maar hij wil uit de slachtofferrol. Ik vond het wel interessant.

Maartje: Ja. Met is ook wel fijn om van iemand te horen: jullie hebben ons eigenlijk vooruit gebracht.

Albertine: Dat is altijd de discussie met kolonialisme natuurlijk hè.

Maartje: Ja. Maar goed. Peggy Bouva, nou die vindt het gewoon interessant. Die is vooral bezig om  informatie te verzamelen.

Albertine: Leuk.

Muziek

Deze keer in de Plantage Van Onze Voorouders: een collectief geheugen met gaten.

Stephan Sanders: Onverschilligheid kan ook een wapen zijn hè. Het niet willen weten van de dingen, dat vind ik wel degelijk een vorm van bedrog.

Een mondige generatie

Peggy Bouva: Ja, ik was heel boos, en ik vroeg me eigenlijk ook af waarom mijn moeder me nooit zulke verhalen verteld had?

En op zoek naar een smoking gun in het familie-archief

Albertine: Hé. Planters!

Albertine: Oh! Wacht even… ‘baten’.

Albertine: Twaalf obligaties in negotiatie… in Río...

Maartje: Essequebo...

Ik ben Maartje Duin, en dit is aflevering 3 van De plantage van onze voorouders: Blinde vlek.

Maartje: Waar was dat ook alweer, Río Essequibo?

Moderator: Welkom iedereen, op de inmiddels tweede editie van de serie over het witte geweten tegenover het koloniale verleden en slavernij…

Muziek

De laatste jaren waait er een nieuwe wind in het maatschappelijk debat.

Spreker: De verlegenheid wat er is soms bij wit om over dit soort onderwerpen te praten, dat is wat we willen doorbreken.

Straatnaambordjes, tentoonstellingen, een nationaal kinderfeest: ze worden allemaal gedekoloniseerd.

Spreker 1: En dat zeg ik als witte mens: waarom wij in godsnaam niet kunnen erkennen, dat white supremacy bestaat… het ís er gewoon!

Spreker 2: Ik ontken dat ook niet…

Spreker 1: Nee, wacht effe.

De ontwikkelingen gaan zo snel dat ik ze soms nauwelijks bij kan benen

Moderator: Niet door elkaar! Dat is de afspraak.

Ik bezoek de ene toneelvoorstelling na het andere hoogoplopende debat.

Moderator: Ik heb nu drie mensen à  vier mensen staan hier, en de rest moet heel even wachten!

Ik ga meestal alleen naar dat soort avonden, en loop in de pauze wat verloren rond. Soms ontmoet ik nieuwe mensen, die ook op zoek zijn, net als ik.

Maartje: Je hebt DNA-onderzoek gedaan?

Spreker: Ja, en ik ben 30% Aziatisch, 10% Chinees, 20% Indonesisch, maar ik stam ook af van de Masai.

Ik raak vertrouwd met het specifieke dekolonisatie-jargon...

Spreker: Voor mij is witheid ook een nieuw paradigma of zo… maar inderdaad, je kunt witheid zien als een structuur hè, die gedragen wordt door 400 jaar kolonisatie en slavernij.

… een jargon waar mijn moeder, die ik soms meeneem, nog aan moet wennen…

Albertine: Dat ik zelden zoveel onbegrijpelijk, onsamenhangend geouwehoer heb gehoord als deze anderhalf uur. Ik heb helemaal geen zin om me erin te verdiepen op deze manier. En ook de hele titel van dat boek alleen al!

Maartje: ‘Het einde van de witte wereld’?

Albertine: Ja! Ik bedoel: als je nou begrip wilt kweken… Ik raakte he-le-maal de weg kwijt.

OK, we kunnen gekscherend doen over het hoogdravende taalgebruik van activisten. Maar mij wordt vooral pijnlijk duidelijk hoe weinig ik eigenlijk weet. Jessica’s oom uit Suriname had me ook al een veeg uit de pan gegeven. Slavernij is geen koffiepraatje, mailde hij. En als ik me er nu pas in begon te verdiepen, was ik een beetje laat. Hij had gelijk.

Geritsel van pagina’s

Neem ‘Wij Slaven van Suriname’ van Anton de Kom: het eerste boek over het Nederlands slavernijverleden vanuit het zwarte perspectief. In de voorhoede van het debat heeft iedereen het gelezen. Maar voor mij als groentje is het volslagen nieuw.

Muziek

Maartje (leest voor): ‘Beter dan in de geschiedenisboeken der blanken, is de mishandeling opgetekend in onze eigen harten. De slaven, onze vader zwoegden op de velden om de rijkdom der blanken te vergroten.’

Suriname was niet meer dan een wingewest, lees ik, waarmee Zeeuwen en Hollanders geld en aanzien verwierven.

‘Suriname bracht met name in de 18e eeuw een paar jaren tijd 300 miljoen alleen aan suiker, koffie en katoen ook. Op de suikerplantage stonden de Europeanen met de zweep achter hen, gereed om bij de minste vertraging hun naakte lichaam te treffen.’

Na de afschaffing van de slavernij trokken veel Nederlanders hun inversteringen terug.

‘De vele miljoenen die de slaaf met zijn bloed en zweet moest opbrengen zijn wel gebruikt ten bate van de blanke slavenhouders, maar de mishandelden, de verdrukten…’

De zwarte bevolking, schrijft de Kom in 1934, bleef achter met een diepgeworteld minderwaardigheidsgevoel.’

‘Pas dan, wanneer de oude slavenmentaliteit uit onze harten verdwenen zal zijn, zal de Surinamer tot menselijke waardigheid komen.’

Geluid telefoon

Dit boek lijkt me verplichte kost voor elke Nederlander.

Mevrouw Noordijk: Met Remien Noordijk.

Maartje: Dag, met Maartje Duin.

Waarom stond het niet gewoon op onze leeslijst?

Mevrouw Noordijk: Dag Maartje, wat leuk om je stem te horen.

Maartje: Ja…

Ik vraag het mijn oude geschiedenislerares.

Mevrouw Noordijk: Ik  denk dat het wel in de boeken heeft gestaan, maar dat het een klein onderwerp was. Wat niet is gebleven. Ik weet ook dat we een film hebben getoond over die tijd, over de slavernij.

Mevrouw Noordijk verwijst naar de tv-serie ‘Roots’. Maar die ging over slavernij in de Verenigde Staten.

Mevrouw Noordijk: Dus er moet aandacht aan besteed zijn. Maar ja, hoeveel, en wat is blijven hangen, ja, dat vraag ik me überhaupt wel eens af: wat blijft hangen van geschiedenis. Wat het verwijt is natuurlijk nu: dat we er te weinig aan hebben geschonken. Ja, dat kun je zeggen. Het slavernijverleden heeft nu een grote nadruk gekregen door de maatschappelijke ontwikkelingen. Vandaar ook die tentoonstellingen die nu worden gehouden en de discussies daarover. Maar dat is de tijd die je de keuze laat maken.

Ik doe een oproep op Facebook. Ook mijn oud-klasgenoten herinneren zich niets van lessen over de Nederlandse slavernij. Maar ja, het stond ook ver van ons af: ik zat op een witte kakschool.

Karin Amatmoekrim: Even kijken, ik kan hier in die stoel, of in die stoel, wat vind jij lekker?

Net als schrijfster Karin Amatmoekrim.

Karin: Nee, ik heb niks op de middelbare school over Anton de Kom geleerd. Bijna niets over Suriname en het Nederlands slavernijverleden.

Op het gymnasium in Velsen was zij de enige met Surinaamse roots.  Over die witte bubbel schreef Karin ‘Het gym’, een vlijmscherpe roman.

Karin: Bij mij werd op het gymnasium altijd gezegd: ‘Jullie zijn de nieuwe intellectuelen’. En er werd ons geleerd dat nieuwsgierigheid het allerbelangrijkste was, en dat alles wat aan jou werd voorgelegd, dat je dat moest betwijfelen. Dat je overal heel kritisch over na moest denken, want dat was een wetenschappelijke manier van denken. En wat mij eigenlijk altijd opvalt: die nieuwsgierigheid is heel beperkt. Dus waar ik als migrant en als product van het koloniale verleden van Nederland nog steeds mateloos geïnteresseerd en nieuwsgierig ben naar alle perspectieven die er bestaan en alle ideeën die er zijn ontstaan en die er ooit hebben bestaan in het westen, is dat andersom zeker niet het geval.

De tijd vroeg er niet om, zei mijn oude geschiedenislerares over de jaren ‘90. En dat is nu veranderd. Want mijn generatiegenoten roeren zich in het publieke debat. Karin schreef ook een roman over Anton de Kom. Ze hield er een kostbaar souvenir aan over.

Karin: Van een vriend van mij heb ik een eerste druk van ‘Wij slaven van Suriname’ gekregen.

Maartje: Oh wauw!

Karin: Echt heel tof. Ik heb alleen geen kluis, dus hij ligt hier gewoon tussen de andere boeken…

Karin vond het hoog tijd om het leven van De Kom onder de aandacht te brengen bij een breder Nederlands publiek.

Karin: Ik vind het gewoon heel vreemd en tegenstrijdig dat een man aan de ene kant de grootste verzetsheld van een deel van Nederland, namelijk het koloniale Suriname, is, en aan de andere kant in Nederland zelf bij niemand bijna bekend in de oren klinkt. En dat zegt natuurlijk ook iets over hoe wij soms compleet langs elkaar heen leven. Dat het centrale plein van Amsterdam ZuidOost, waar van oudsher veel Surinamers wonen, het Anton de Komplein heet, met een standbeeld van Anton de Kom. En dan ondertussen binnen autochtoon wit Nederland zoveel mensen nog nooit van hem hebben gehoord. Dat is gewoon heel gek, want hij is per definitie onderdeel ook van de Nederlandse geschiedenis.

Maartje: Max Havelaar lazen we toch wel.

Karin: Ja, maar dat is een witte schrijver geweest natuurlijk. Het is niet dat Nederland wars is van zelfkritiek, maar het is: wie mag wat zeggen? Wie mag kritisch zijn op de zelf? En wie is de zelf dan? En als een zwarte schrijver als Anton de Kom dan kritisch is op Nederland, dan is het of iemand anders kritisch is op Nederland. En dan is dat geen vorm van zelfkritiek meer.

Zó Nederlands was Anton de Kom, dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat. Vlak voor de bevrijding bezweek hij, in het Duitse concentratiekamp Neuengamme. De Kom streed tegen onderdrukking, punt. Of die nu van Nederlanders kwam of van Duitsers.

Karin: Hij zou een prachtige aanvulling kunnen zijn op de figuur van Anne Frank. Maar dan moet Nederland dat wel willen. Een belangrijk deel van ons moet dan zien wat de waarde van De Kom is, eigenlijk. En dan kom je weer bij dat soort ongrijpbare krachten als: hoe graag willen de meeste mensen een zwarte man als een held zien?

Muziek

Als je het op school niet krijgt, moet je het maar van je moeder leren. Dat vindt Peggy Bouva, met wie ik contact heb gehouden sinds onze eerste ontmoeting. Ze stelde toen voor om samen onderzoek te doen.

Peggy: Haaai!

Maartje: Hoi Peggy, hallo.

Nu ben ik voor de tweede keer bij haar thuis.

Peggy: Ja, goed. Welkom.

Ik ontmoet haar dochter Mya.

Maartje: Ben jij Mya?

Een springerig, nieuwsgierig meisje van zes, met korte vlechtjes.

Maartje: Moesten jullie op mij wachten?

Peggy: Nou, Mya heeft al gegeten.

Maartje: Oh, goed zo.

Mya: Ik heb pizza gegeten.

Maartje: Oooh, wat lekker.

Als ze naar bed is, zegt haar moeder dat ook Mya ‘Wij slaven van Suriname’ gaat lezen.

 Peggy: Ja.

Maartje: Hoe oud moet ze zijn?

Peggy: Nou ja, voortgezet onderwijs. Dan misschien de tweede of de derde, omdat dat ook een periode is dat je geschiedenisles krijgt en daar past dit ook wel goed bij.

Maartje: Vind je haar niet te jong dan, als ze veertien is?  Voor dat soort gruwelijkheden? Ik werd er echt wel misselijk van toen ik het las.

Peggy: Ja sommige passages zijn wel heel emotioneel, zeg maar. Ja, ja. Maar dat is misschien juist belangrijk om een kind bewust te maken van wat er vroeger is gebeurd. En misschien dat ze daardoor ook meer, laten we zeggen dat ze bepaalde onderdelen van haar leven niet als vanzelfsprekend ziet. Omdat ze juist ook weet dat het ooit anders is geweest. En dat ze misschien juist ook meer gaat waarderen welke vrijheid ze nu heeft. En waar ze misschien nog op dat moment beperkt in zal zijn. Ja. Ik vind het wel belangrijk om haar dat mee te geven.

Verzet. Daar gaat ‘Wij slaven van Suriname’ voor Peggy over.

Peggy: Even kijken hoor, hij begint... ja…

Muziek

Peggy (leest voor): ‘Hij slaagde er slechts in de slavinnen, Flora en Serie met haar kind Patienza te nemen. Zij trilde als een blaadje. Haar bloed dreef naar haar hart terug.’

(13’10)

Peggy wil niet alleen haar dochter vertellen over het slavernijverleden: ze wil dat haar hele familie er meer over weet.

Peggy: ‘Zo ging men in woede ertoe over om de arme Serie met vuur en tangen te bewerken...’

En dus post ze op Facebook artikelen over de gruwelen uit die periode.

Peggy: ‘... die voor een vrouw haast onverdraaglijk waren. Serie moest het aanzien hoe zij voor haar ogen vermoord en onthalsd werd.’

Maar ook over black beauty en black power.

Peggy: ‘... bleef ze zich toch halsstarrig verzetten om haar broeders en zusters te verraden.’

Alles om het diepgewortelde minderwaardigheidsgevoel weg te nemen waar de Kom het over had.

Peggy: ‘Dappere Serie, dappere Flora… wij zullen hun namen steeds in eerbied gedenken.’

Ja, toen ik het las, had ik zelf nog geen kind. Maar het idee dat je je kind bij je draagt en dat je door een groep mannen eh… staande wordt gehouden, gevangen wordt genomen, je kind af moet staan, gedwongen wordt te vertellen waar de rest van je broeders en zusters zijn, van je familieleden zijn... en dan het besef dat je waarschijnlijk je standvastigheid om niet te praten, dat je dat met de dood moet bekopen... Ja, dan moet je heel dapper zijn geweest.

Peggy was 25 toen ze ‘Wij slaven van Suriname’ voor het eerst las.

Peggy: Ja, ik was heel erg boos, en ook heel erg… ja, verdrietig. En ik vroeg me ook eigenlijk af waarom mijn moeder me nooit zulke verhalen verteld had. En toen ben ik ook eigenlijk vrijwel direct met mijn moeder daarover in gesprek gegaan, van: goh, hoe komt het eigenlijk dat u mij nooit dit soort verhalen verteld heeft?

Van wat zich vroeger in Suriname heeft afgespeeld?  En toen vertelde ze eigenlijk dat dat niet bewust is gegaan, maar dat toen ze naar Nederland kwam, dat ze gewoon heel hard werkte aan een bestaan hier, en aan studeren en het zoeken en het vinden van een baan. En zij eigenlijk niet direct de noodzaak zag om haar kinderen erover te vertellen of om mij erover te vertellen. Want ik was toen natuurlijk al wat ouder. Ja, ik vond dat heel erg.

Peggy is van plan om haar hele familie bij ons onderzoek te betrekken. Ze vraagt me haar wat tijd te geven, dan benadert zij iedereen. Onze werelden mogen verschillen, toch voel ik me wel met haar verbonden. Al was het alleen maar omdat ik de generatiekloof met haar moeder herken.  Ondertussen ga ik terug naar het landgoed in Zeeland om de mijne te dekoloniseren.

Vogeltjes fluiten.

Maartje: Mam, je hebt dus Anton de Kom gelezen?

Albertine: Ja. Ademloos. Heb ik het gelezen.

Maartje: En wat vond je ervan?

Albertine: Ehm.. ik vond het… Nou ja, mijn kennis, die niet groot was over de slavernij, is er groter door geworden. Zeker. Ik denk wel dat het een beetje een eenzijdig verhaal is. Maar dat kan ik ook niet bewijzen. Maar dat gevoel kreeg ik terwijl ik het las. Misschien ook omdat ik het wil vergoelijken. Maar ik vond het echt een patriot die het opneemt voor zijn voorouders… die best wel dichtbij hem stonden nog, en eh, ja, schokkend duidelijk beschrijft wat voor wat misdaden daar gewoon hebben plaatsgevonden.

Maartje: Vooral die beschrijvingen van straffen… ‘Claas Badouw, directeur van de plantage La Rencontre beschuldigde zijn slaaf Pierro ten onrechte een poging hebben gedaan hem te

(16’57)

vergiftigen. Pierro werd in het kookhuis gebracht waar men hem de tien vingers en tien tenen afhakte met een scherpe beitel. Vervolgens dwong men hem deze op te eten.’

Albertine: Kijk, als dat nou mijn voorvader was geweest had ik mij postuum geschaamd. Heel erg. Dan dacht ik: waar zitten de genen? Dat vind ik iets anders dan een vrouw die hier zit in Nederland en een aandeeltje heeft, heel klein, in een plantage, waar ze misschien niet eens van wist wat daar gebeurde. Dat zou nu zo zijn van, over honderd jaar, als iedereen pacifistisch is geworden, zouden ze dan uitzoeken van: jeetje, dat mens had twintig aandelen in wapens! Nou, ik denk dat ik wel goed beleg, en vriendelijk voor het milieu en weet ik wat, maar ja, dan kun je ook iets... Als je wilt zoeken, dan kan je het vinden.

Volgens mij hebben mijn moeder en ik juist nog niet genoeg gezocht, nog niet genoeg gevonden. Volgens mij komt het pas dichterbij als we keiharde bewijzen zien. En dus gaan we op pad.

Muziek

Albertine: Kijk, daar is het huis van Oma en Grootvader.

Maartje: Het oude huis, ja. (leest voor): ‘Het oorspronkelijk zeventiende eeuws pand Het Groote Huis werd in 1804 door brand verwoest. Het huidige pand, opgetrokken in Empire-stijl is gerealiseerd in opdracht van jonkheer meester J. van Reigersberg Versluys.’

Albertine: O ja, da’s ook zo’n Zeeuwse naam. Die ben ik in Anton de Kom tegengekomen.

Maartje: Ik wou net zeggen.

Albertine: Verdomd als het niet waar is. Da’s ook toevallig!

Maartje: Nou niet toevallig, want Middelburg was een stad die floreerde bij de slavernij.

De Middeleeuwse Compagnie, dat zullen we zo wel horen in het archief.

Het Zeeuws Archief is gevestigd in een fraai stadspaleis uit 1765. In de studiezaal valt strijklicht naar binnen door het raam.

Maartje: Altijd een vrij specifieke sfeer in dit soort archieven…

Aan lange tafels zitten oude heren voorovergebogen over hun stukken.

Maartje: Gedempt praten…

Albertine: Ja.

Jarenlang lag ons familiearchief in een stoffige kist op Ter Hooge.

Albertine: Wat is dit?

Mijn oma zag er het historisch belang van in en schonk het aan het Zeeuws Archief.

Albertine: Nee, dat zie ik ook niet.

Nu hopen mijn moeder en ik meer te weten te komen over Antonia van der Heim, mijn betbetovergrootmoeder, mede-eigenaar van plantage Tout Lui Faut.

Maartje: Ik zal even de kwartierstaat erbij halen.

Misschien zijn er zelfs nog wel eigendomsbewijzen, waar Peggy zo nieuwsgierig naar is.

Maartje: Oh maar hier achter zit wel wat moois. Misschien is dat het... Doe maar voorzichtig. Zo.

(19’29)

Over Antonia - een vrouw - heb ik tot nu toe weinig informatie kunnen vinden. Onze zoektocht begint dus bij haar man.

Maartje + Albertine (lezen voor): ‘Monsieur le baron…’

We verzamelen bij ‘de Ster’: het grasperk voor het kasteel, waarvan de buxushaagjes in een stervorm zijn geknipt. Ik verzamel moed en loop de treden op naar het bordes voor de grote zaal.

Maartje: ‘… arriver au Loo.’ Ah, het is een uitnodiging om op Het Loo te komen! Chateau de Loo, kijk.

Het stel begeeft zich in hoge kringen.

Maartje: Frederik der Nederlanden? Pr… staat er. Frederik, Pr. der Nederlanden.

Albertine: Mooi handschrift ook.

Maartje: Ja.

Als mijn voorvader overlijdt, staan de kranten er bol van.

Maartje: 20 april 1876… ‘Gisteren trof de provincie Zeeland een niet licht te herstellen slag die tevens een achtenswaardige familie in diepe rouw zal storten…’

Antonia krijgt een dikke stapel condoléancebrieven. Ze getuigen van een geliefde echtgenoot en een gelukkig gezin.

Maartje: ‘Hooggebogen vrouwe...’

Albertine: De Jonge, da’s ook een jonkheer. ‘De herinnering aan het vriendelijk accueil dat ik altijd bij u mocht genieten wanneer ik te Middelburg kwam is mij te levendig... dat het mij niet ene behoefte zoude zijn aan u, mevrouw, als eerste van allen te betuigen dat het zware verlies dat u zo onverwacht hebt geleden mij diep, zeer diep getroffen heeft.’

Prachtige brief. Want die is dus bevriend met zijn zoon en die werd daar altijd leuk ontvangen door de ouders.

Maartje: Ja. Nou, dat werpt toch wel een beetje een ander licht op Antonia Elisabeth dan ik....

Albertine: Ja, dat was dus een gezellige moeder.

Maartje: Ja.

Zo overdadig is de 19e eeuwse glitter & glamour, dat we bijna vergeten waarvoor we kwamen.

Maartje: Akten van boedelscheiding in de gezamenlijke nalatenschap van… R.W. van Lynden en A.E. van der Heim.

Albertine: Antonia Elisabeth.  Dit is gewoon wat ze allemaal erven.

Maartje: Ja, hier.

Albertine: Het is me nogal wat.

Maartje: Ja. Wauw.

De van Lyndens waren vermogend, zien we…

Albertine: Het is nogal wat. 123.000 euro, da’s best wel veel geld.

Maartje: Gulden.

Albertine: Gulden.

… en hadden een internationale beleggingsportefeuille.

Maartje + Albertine: Russische spoorwegen...

We komen steeds dichterbij 19e eeuws Suriname…

Albertine: Hé! Planters.

Maartje: Oh. Wacht even… Baten.

Albertine: Twaalf obligaties in negotiatie voor planters in Río….

Maartje: Essequebo.

Albertine: Essequebo  en Río Demeranerys…

Maartje: Demarary? Waar was dat ook alweer, Río Essequibo?

Maar eigendomsbewijzen over plantage Tout Lui Faut vinden we niet.

Maartje: Ik ben Maartje Duin. 

Maaike: Hallo, ik ben Maaike Doorenbos.

Ook archivaris Maaike Doorenbos kan ons niet helpen.

Maaike: Het was een aandeel dat in de familie zat. Dus dan zou het in het familiearchief moeten zitten, als het bewaard is gebleven.

Maartje: Hebben we wel goed goed gekeken, vraag ik me af.

Maaike: Ik heb zelf ook nog even gekeken, niet in de stukken zelf maar in de inventaris. En daar kwam ik ook niks tegen waarvan ik denk: daar zou u nog in kunnen kijken. Maar als voor die tijd...

Albertine: Die aandelen in die plantage was misschien wel een smet op het blazoen. Dus dat hebben ze helemaal niet bewaard.

Even vermoeden we dat het niet nader genoemde familielid, dat vindt dat ik onze familie te schande maak, ons vóór is geweest.

Maartje: Die heeft even snel wat verdonkeremaand…  (gelach)

Maaike Doorenbos denkt aan een prozaïscher reden.

Maaike: Of het is al veel en veel eerder eruit gehaald en gewoon, als zijnde niet meer waardevol, in de haard gegaan.

Maartje: Nou, geen smoking gun.

Muziek

Maaike: Helaas, helaas.

Maartje: We gaan verder zoeken, dank u wel.

In de avondzon bij het tuinmanshuisje praat ik na met mijn moeder. We hebben nu een veel beter beeld van hoe onze 19e-eeuwse voorouders leefden. Voor mijn moeder bewijs dat zij niets wisten van slavernij.

Albertine: Mevrouw van der Heim die zit jour te houden. Hè? Ze poetst haar zilveren theepot nog eens op, en haar, bouilloire.

Maartje: Wat is dat?

Albertine (lacht): Dat is altijd bij Kunst & Kitsch, dan zeggen ze: ‘Oh, wat een prachtige bouilloire!’ Dat is een pot waar kokend water in zit, en dan werd er hele sterke thee gezet, en uit de bouilloire ging je dat water dan bijvullen. Nou, en die zit daar een beetje met andere adellijke Middelburgse dames een kopje thee te drinken. En die gaat toch niet, met die adellijke dames, die al sowieso geen publicaties van een of andere activist tegen de slavernij in die tijd lezen, gaat ze toch niet zitten discussiëren over de slavernij?

Mijn moeder vergelijkt het met de gemiddelde Duitse familie in de Tweede Wereldoorlog.

Albertine: Die gewoon thee zaten te drinken en hoopten dat hun stad niet gebombardeerd werd door de geallieerden.

Maartje: Ja, maar dat vind ik wel het lastige van onze voorouders: die waren elite, die hadden wél macht. Ze was getrouwd met de commissaris van de koning. Waarom moet je haar verdedigen eigenlijk?

Albertine: Ah, omdat ik heb gezegd dat het een takkenwijf was.

Maartje: Oh, daar heb je nu spijt van?

Albertine: Ja.

Maartje: Door wat we nu in het archief hebben gezien?

Albertine: Ja.

Maartje: Echt?

Albertine: Ja. Ja, dat was gewoon.. ja, iemand die een goed huwelijk heeft dat vind ik altijd uh, dat wekt sympathie op.

Maartje: Hm.

Door de brieven die we lazen zijn onze voorouders mensen geworden, van vlees en bloed. Dat is dus wat archivering kan doen.

Albertine: En wat die studentenvriend schreef, dat heeft ook diepe indruk op me gemaakt.

Maartje: Dat-ie hartelijk werd ontvangen?

Albertine: Nou, hartelijk, maar ook warm, en dat hij dat nimmer zal vergeten. En dat zie ik zo helemaal voor me, zo’n aardig gezin, van ‘kom maar binnen Mark!’, of hoe-ie heette, weet ik veel...

Zouden Antonia en haar man écht niet hebben geweten wat er in Suriname gebeurde? En wanneer wist men het in Nederland dan wel? Ik wil weer terug naar Anton de Koms ‘Wij slaven van Suriname’. Want helemaal achterin heb ik een interessante voetnoot ontdekt.

Muziek

Maartje: ‘Vrienden, het is dit jaar 70 jaar geleden dat de negerslaven vrij werden verklaard. Het is nog maar 70 jaar geleden dat Nederland is gaan inzien dat er bloed kleefde aan het in Suriname verdiende geld. Hebben wij niet een schuld? Niemand van ons behoeft te zeggen geen aandelen in Surinaamse plantages te hebben gehad. Er is een collectieve schuld! Zouden wij niet allen medewerken om iets van deze schuld, waarvan de gevolgen op zo ontzettende wijze nu nog tot uiting komen, goed te maken? Maar wij Nederlanders, Nederlandse christenen, wat doen wij?’

Dat is het verslag van de werkzaamheden van freule J.W. van Lynden.

Albertine: Oh, dat is ehm… tante Willemien. Die kwam wel eens bij ons, die was heel lelijk, nooit getrouwd. Maar die was in Suriname, deed ze goede werken. En dan gingen wij haar opzoeken bij de Hernhutters in Zeist, dat was geloof ik een bepaalde christelijke, ja een beetje, nou ja, wat je nu zou zeggen nonnen, maar dan in protestantse zin. En daar had zij een kamertje of een huisje. Ja, zij was een buitenbeen.

Maartje: Wat voor kleren had ze aan?

Albertine: Héle ouderwetse. Zo’n modelloze rok met dikke benen tot hier, die rok, en van die hele ongezellige molières eronder, en een jasje dat ook geen vorm had. En ik weet dat zij, dat staat me bij, want dat was zo’n exotische tante die dus met negerkindertjes omging.

Maartje: Dat mag je niet meer zeggen tegenwoordig hè.

Albertine: Sorry. Maar dat beeld heb ik van haar.

Dus ik ben niet de eerste in onze familie die begint over het slavernijverleden. Deze tante schreeuwde er 90 jaar geleden al moord en brand over vanuit Paramaribo. En zij had het niet over een verre voorouder: haar eigen grootouders hadden nog aan de slavernij verdiend.

Maartje: En ik ben benieuwd of zij zich ook bewust was van haar familiegeschiedenis.

Albertine: Zou me niks verbazen. Ja. Want zij nam... in mijn herinnering, zoals ze eruit zag, en hoe ze was, nam ze afstand van dat deftige adellijke gedoe.

Hoe kon het slavernijverleden dan verdwijnen uit ons collectief geheugen? En hoe kan het dat het nu pas weer naar boven komt?

Geluid deurbel

 Ik ga weer terug naar Stephan Sanders, die mij eerder wees op mijn privileges.

Stephan Sanders: Nou ja, het is toch heel bijzonder dat jij zo’n tante hebt gehad die het niet alleen wist, maar die zich afvroeg: wat betekent dat eigenlijk voor de Nederlandse samenleving, dat wij het niet wilden weten? Want dat is natuurlijk het verhaal, in alle eerlijkheid: ik denk dat een heleboel boertjes in Drenthe nauwelijks een idee hadden, maar dat jouw familie wel een idee kón hebben. Dus had je het kúnnen weten, dat is de grote vraag. En ik vind dan dat de mensen die daar het meest aan verdiend hebben, de aandeelhouders en ook de eigenaren, dat die zich daar wel als eerste rekenschap van mogen geven, ja. Onverschilligheid kan ook een wapen zijn, hè? Het niet willen weten van de dingen, dat vind ik wel degelijk een vorm van bedrog.

Het is belangrijk om te bedenken, zegt Stephan dat slavernij iets is van alle tijden.

Stephan: Van het spijkerschrift tot heden...

Maar normáál was het nooit, want er was ook altijd verzet.

Vanaf de Romeinse tijd, hè, Spartacus, de grote slavenopstand, tot de gebeurtenissen rond de Transatlantische slavernij. Dus je kunt niet zeggen: ach, het was allemaal zo leuk geregeld. Er waren altijd mensen geweest die duidelijk hebben gemaakt: dit is onverdraaglijk. Dit is geen leven, dit is geen mensenleven meer. Dus ja, je kan niet met verwijzing naar de tijdgeest jezelf verexcuseren. Dus ik vind dat een slap excuus.

Ook na de afschaffing waren er steeds mensen die hun stem verhieven. Maar werden ze gehoord? Dat is de vraag. Hoe zat dat met tante Willemien in onze familie?

Maartje: Vertelde ze wel eens wat over haar werk in Suriname?

Albertine: Nee joh, daar luisterde ik helemaal niet naar. Nee. Beetje ongezellig mens.

Dat we langzaam aan steeds meer oor krijgen voor het slavernijverleden, zegt Stephan, komt omdat er de laatste jaren in de Nederlandse samenleving iets verschuift. Een proces dat hij zelf, half zwart, ook recentelijk heeft doorgemaakt.

Stephan: Ik weet dat ik daar tien jaar geleden eigenlijk… met Zwarte Piet had ik eigenlijk geen probleem, ik dacht: waar hebben die mensen het toch over? En ik vind het nu tamelijk weerzinwekkend.

Maartje: Hoe is dat dan bij jou gegaan?

Stephan: Het gaat schoksgewijs. Tot je verbijstering vind je het zwart schminken van mensen iets wat niet meer kan.

Een morele revolutie - dáárdoor komt het slavernijverleden nu wel in de geschiedenisboekjes. En mensen als Karin en Peggy spelen daarbij een belangrijke rol. Zij zijn in Nederland geboren, als kinderen of kleinkinderen van migranten, en ze eisen hun plek op in het maatschappelijk debat. Door boeken te schrijven, bijvoorbeeld, of zich op Facebook te roeren. Of door hun eigen familie aan te spreken op wat nu echt niet meer kan. Als ik een beetje bij de tijd wil blijven, zegt Stephan, moet ik in die revolutie mijn eigen rol vervullen. En mijn moeder kritische vragen blijven stellen, ook als ik me soms een betweter voel.

Maartje: Jij hoeft me niet op te voeden, hoor, zegt ze dan.

Stephan: Ja. Nou, dat snap ik ook heel goed. Tegelijkertijd moet je dat voor een deel natuurlijk wel. Omdat jij inderdaad veel meer kennis hebt over dat slavernijverleden dan zij. En jij zegt: nou, je had je er wel eens wat meer in kunnen verdiepen. Dat is eigenlijk alles wat je zegt. Maar misschien is dat ook wel jouw taak. Noblesse oblige, wordt altijd zo keurig gezegd. Nou ja luister eens, het zijn niet mijn woorden, maar ze hebben zelf dat altijd wel gevonden, dus dit lijkt me heel terecht (lacht).

Volgende keer in De plantage van onze voorouders: van wie is dit verleden?

Jeffrey: Slavernij vind ik een onderwerp wat verteld moet worden, maar niet zozeer gelinkt aan het feit dat dat met ons te maken heeft.

Wie voelt de gevolgen in het heden?

Peggy: Toen kwam er een collega naar me toegelopen, die zei: je staat aan de verkeerde kant van de gang, je moet daar zijn voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. Ik zeg: nou, ik kom hier om te werken. Oh?

En hoe wordt je blik bepaald door je familieachtergrond?

Maartje: Ik denk dat voor een adellijke familie, dat het nog meevalt. Ik had eigenlijk gedacht dat ik op enorme plantages zou stuiten… of…

Jessica Bouva: Ja.

Peggy: Ja.

Je hoort het in aflevering 4: Een gedeeld verhaal

Maartje: Ik vind dat moeilijk hoor, weet je dat ik daar soms van wakker lig?

Peggy: Kan ik me heel goed voorstellen.

De Plantage Van Onze Voorouders is een Prospektor / VPRO productie voor NPO Radio 1 van mij, Maartje Duin, in samenwerking met Peggy Bouva en met Eefje Blankevoort als ongelofelijk creatieve producent. Laura Verduijn is de organisatorische mastermind en de muziek is van Rory Ronde. Wederik de Backer maakte de muzikale montage. Advies kwam van Emma Lesuis en Laura Stek. Okke ten Hove hielp met archiefonderzoek en Carmen Fernald verzorgt het randprogramma, want we praten graag met je na. Kijk op vpro.nl/deplantage. Je vindt daar ook links naar het werk van Anton de Kom, Karin Amatmoekrim, en een mooie digitale tentoonstelling over de slavenhandel van het Zeeuws Archief. Deze podcast had er niet kunnen komen zonder het NPO-fonds, het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Matchingsfonds Gedeeld Cultureel Erfgoed. Wil je dat meer mensen ‘m horen, geef ‘m dan een recensie in iTunes en verspreid ‘m via sociale media. Oh, en praat erover, natuurlijk, met je vader of moeder. Succes!