Maartje Duin volgt de discussie over wit privilege met groeiend ongemak. Haar moeder is barones uit een oud-adellijk geslacht; welke rol hebben haar voorouders gespeeld in het Nederlands slavernijverleden?

Op deze pagina vind je naast de podcast, een transcriptie, zodat je met of zonder de aflevering deze rustig door kan lezen.

1. Privileges

Maartje Duin: Maar is die hele bijeenkomst, dit hele project niet ook een illusie? Dat vraag ik me wel eens af.

Peggy Bouva: Illusie? Maar wat is het doel dan?

Maartje: Nou als we ons allemaal inhouden voor elkaar…

Intro muziek.

Het is maart 2020. Ik ben bij Peggy thuis. We zijn leeftijdsgenoten, groeiden allebei op in Rotterdam.

Maartje: En dan gaan we naar huis en dan gaan we weer met onze eigen groep praten en dan blijkt het allemaal veel erger te zijn.

En we delen een geschiedenis.

Maartje: Dan blijkt mijn familie veel conservatiever en racistischer, en jouw familie veel bozer en...

Peggy: Ja, dan kom je niet echt tot de waarheid bedoel je?

Maartje: Nee. Nee.

Peggy: Eh…Ik denk dat er verschillende manieren om zijn te laten zien welke visie je uitdraagt. En de inzet van de podcast is toenadering. En ik eh... Denk dat de tijd rijp is, na 8 generaties.

OK. Even terugspoelen. Hoe zijn we hier beland?

Geluid van optocht, trommelmuziek.

1 juli 2018, Keti Koti. De viering van de afschaffing van de Nederlandse slavernij. In alle jaren dat ik nu in Amsterdam woon, heb ik de bonte optocht vaak voorbij zien komen. Maar iets weerhield me ervan om ‘m te volgen naar het Oosterpark. Nu loop ik er rond, voor het eerst, een beetje onwennig, want ik ben een van de weinige witte mensen. Ik doe dus maar wat ik vaker doe als ik me ergens niet op m’n plek voel, en verschuil me achter mijn microfoon.

De heer Gast: Mijn naam is Gast, mijn naam komt uit de slaventijd. Mijn betovergrootmoeder was een slavin, en heeft kinderen met een slavenhouder gehad en die slavenhouder heeft toen vanuit zijn naam, want hij heette Carstairs, heeft hij Gast gemaakt.

Meneer Gast is een imposante verschijning. Hij draagt grote Surinaamse sieraden, een goud geborduurd hoofddeksel en heeft een geel rode doek om één schouder geknoopt. Opeens hoor ik mezelf iets zeggen wat ik nooit eerder uitgesproken heb.

Maartje: Ik heb zelf het idee dat ik van slavenhouders… Ik zou best eens slaveneigenaren onder mijn voorvaderen kunnen hebben.

De heer Gast: Dat zou kunnen. Als jij zegt: moet je luisteren, mijn voorvaderen zijn slavenhouders geweest, dan zou ik zeggen: wat let je? Ga erachteraan en zoeken.

Maartje: Ik ben er een beetje bang voor ook, moet ik zeggen.

De heer Gast: Waar ben je bang voor dan?

Ja, waar ben ik bang voor?

Start muziek.

Een ongemakkelijk vermoeden.

Rob van Drie: Hadden mijn voorouders slaven? Die vraag is mij op die manier nog nooit gesteld.

Een illustere familie.

Albertine Duin - van Lynden: Ik weet dat wij onze adellijke titel hebben te danken aan het roofridderschap.

Ik ben ergens aan begonnen en nu kan ik niet meer terug.

Maartje: Ik ga toch niet mailen van: ‘Hallo, ik ben de nazaat van iemand die aandelen had in jouw familie?’

Stephan Sanders: Nee, zou ik niet zo doen.

Mijn naam is Maartje Duin, en dit is aflevering 1 van De plantage van onze voorouders: Privileges.

Albertine Duin - van Lynden: Er is niks meer aan te doen, al die mensen zijn dood. Waarom moet dat opgerakeld worden? Waarom eigenlijk?

Bosgeluiden.

Albertine: Nou dat was de oude muziektent, gingen ze op de vijver varen.

Maartje: Er was vroeger hier een muziektent?

Albertine: Ja met een rieten dak en ...

Maartje: In de tijd van Grootpapa en Grootmama?

Albertine: Ja!

Muziek.

Albertine: Of het was een theekoepel, dat kan ook, maar er was hier een soort vlonder en dan gingen ze met een bootje op de vijver varen.

Het is zomer, en ik ben met mijn moeder op Ter Hooge. Het familielandgoed aan de rand van Middelburg.

Albertine: Dit is weer zo’n vlinderstruik, die ik net liet zien.

Maartje: Zonder vlinders...

Mijn moeder is barones van Lynden, met y grècque. Ze komt uit een oud adellijk geslacht, met een stamvader die al werd vermeld in 1307. Ook mijn voorouders zijn dus ridders, graven en baronnen. Ze trouwden allemaal met elkaar, en behielden zo hun macht en stand.

Maartje: En hier hebben we ook gekanood, op de slotgracht.

Albertine: Ja!

Ter Hooge is ruim zeven eeuwen oud en heeft twee ranke torens.

Maartje: En dat was het raam dat uitkwam op een kelder die ik heel griezelig vond altijd… Wat was daar ook alweer?

Albertine: Ik ben daar nog nooit geweest, tenminste…  een paar keer.

Een rijke oom liet het landgoed na aan mijn overgrootvader. Grootpapa noemen wij hem. Mijn opa was Grootvader.

Maartje: Maar kun je me dan nog heel even kort vertellen hoe dat ging: Grootpapa kreeg dus het kasteel in de jaren ’30… Toen hebben ze er 10 jaar gewoond. Grootvader groeide er dus op met z’n broers en zussen.

Albertine: Toen brak de oorlog uit.

Maartje: Precies, toen gingen ze hier weg.

Albertine: Toen heeft het jaren leeggestaan.

Maartje: Waarom gingen ze dan niet terug?

Albertine: Omdat ze dat niet meer konden betalen.

Maartje: Oh...

Albertine: Omdat het helemaal uitgewoond was door de Duitsers. Bos was zo kaal als ik weet niet hoe. En de tijden waren ook veranderd, dat personeel veranderde natuurlijk ook in de vijftiger jaren, dat dat niet meer zo normaal was als voor de oorlog.

Maartje: Die namen geen genoegen met kost en inwoning?

Albertine: Nee, dat werd duurder.

Maartje: Was Grootpapa dan niet zo rijk?

Albertine: Nee, dat denk ik niet.

Maartje: Maar hij had wel een landgoed.

Albertine: Ja, maar dat gebeurt heel vaak bij adellijke mensen, dat iedereen denkt dat ze stervensrijk zijn, maar dat dat wel meevalt. Ja ze hebben natuurlijk een huis en have zal ik maar zeggen, dus zo zielig was het ook allemaal niet hoor…

Mijn moeder weet niet precies hoe rijk mijn overgrootouders waren. Want in families als de onze wordt over geld niet gepraat.

Maartje: O ja, hier klommen wij vroeger altijd in als kinderen, en dan kon je uitkijken tot over heel Middelburg.

Hoe dan ook, Ter Hooge is een plek van privileges. En hier vakantie vieren was een van de privileges van mijn jeugd. Net als pianolessen, smockjurkjes en een set van zilveren messen, een geschenk aan een voorvader van koning Willem III...

Maartje: Want hoe lang bestaat die boom al?

Albertine: Ik denk wel 100 jaar, misschien wel langer.

Radio archiefmateriaal Menigte: Zwarte Piet zwart verdriet! Zwarte Piet zwart verdriet!'

Simone Zeefuik: laten we ophouden met witheid centraal te stellen in geschiedenissen die niet alleen witte mensen aangaan…

Quinsy Gario: Wij voeren dat toneelstukje constant elk jaar weer uit, dus het lijkt alsof we terug willen keren naar de periode waarin ik een tot slaaf gemaakte mens was en het eigendom zou zijn van een van u… 

Anousha Nzume: Om racisme te snappen moet je ook je eigen geprivilegieerde positie snappen in de hiërarchie…

Muziek.

Voor mij hebben deze privileges ook iets beladens. Het is een onbestemd gevoel, dat door het maatschappelijk debat steeds sterker wordt.

Maartje: Wat vind je er nou van, als ik hier een onderzoek naar ga doen?

Albertine: Bedoel je naar de historie van de van Lyndens of naar het slavernijverleden?

Maartje: Nou, zeg maar onze familiegeschiedenis vanuit het perspectief van het slavernijverleden.

Albertine: Ja, daar heb ik een beetje moeite mee. Ja, want het is niet prettig, het slavernijverleden. Ik bedoel, de ene is misschien wat actie-voerderiger dan de andere, maar dat dat een misse zaak was, dat is duidelijk. Maar ik vind het lastig om dat op onze familie te betrekken, ja.

Maartje: Maar ben je bang dat het voor mij een persoonlijk drama gaat worden of voor jou?

Albertine: Nee, nou ja, dat de familie eroverheen gaat van: ‘zeg, is die Maartje helemaal gek geworden?’ Ja, dat zou ik niet leuk vinden. Ze hebben je hoog zitten hoor, daar gaat het niet om, maar je raakt wel iets wat… Ja… ik vind het wel in zoverre lastig: er is niks meer aan te doen, aan dat hele slavernijverleden ook niet, dat is gebeurd, al die mensen zijn dood hé. Waarom moet dat opgerakeld, waarom eigenlijk?

Maartje: Omdat het nog niet opgerakeld is.

Muziek.

Maartje: Maar zullen we anders nog een glaasje wijn nemen?

Albertine: Sowieso, sowieso want we hebben nog helemaal geen zoutje genomen, geen wijn genomen… We hebben niks genomen van genotsmiddelen.

Geluid festival, trommels

Een paar weken eerder. Keti Koti. Het is snikheet in het park. Vast ook voor de vrouwen in hun felgekleurde jurken met heel veel lagen over elkaar. Zouden de mensen in de tijd van de slavernij die ook hebben gedragen? En wat betekenen de kleurige hoofddoeken, die allemaal geknoopt worden volgens een ander patroon? Nu loopt een statige vrouw naar het slavernijmonument. Het is muisstil terwijl zij zingt.

Wintipriesteres zingt..

Zo ver weg en onbekend als het Nederland slavernijverleden voor mij is, zo dichtbij en vanzelfsprekend lijkt het voor de mensen hier.

De heer Gast: Waardoor wij de naam Gast dragen.

Ook voor meneer Gast. Hij vertelt dat hij hier elk jaar komt. Zijn achternaam komt van een plantage, ontdekte hij.

De heer Gast: Plantage Caledonia. Ja. Ik ben bezig dat helemaal uit te zoeken. Ik wil weten waar ik vandaan kom. Waar komen mijn voorvaderen vandaan? Dat wil ik gewoon weten.

Maartje: Zijn er veel mensen van tot slaafgemaakten die dat doen?

De heer Gast: Jawel, nu zijn heel veel mensen geïnteresseerd, omdat je die Surinaamse genealogieën hebt, die daarmee bezig zijn. Toen ik aanbelde bij die vereniging, waren er maar een paar mensen die lid waren. Maar nu is de lijst veel groter geworden. Dus je ziet dat mensen steeds geïnteresseerder raken om te weten waar hun voorvaderen vandaan komen.

Maartje: Waar doen die dat dan?

De heer Gast: In de registers in Den Haag.

Maartje: Dus als ik daar naartoe ga, dan kom ik u tegen?

De heer Gast: Misschien, je weet maar nooit.

Maartje: Nou, er is een heleboel van mijn stamboom al bekend, tot de 13e eeuw zelfs.

De heer Gast: Nou, da’s toch hartstikke mooi? Dan weet je al genoeg. Bij mij ben ik nog niet zo ver.

Misschien heeft meneer Gast gelijk en is het heel makkelijk op te zoeken. Ik fiets naar huis, open mijn laptop en begin.

Maartje: Van Lynden, Suriname. 178.000 resultaten, mijn god… In Suriname werd zij ‘freule van Lynden’ genoemd. Als mede door de Sociëteit van Suriname… In de handen van de heren van Lynden… Van Lynden slavernij…Een van Lynden had een zitting in de Tweede Kamer in 1875, die stemde voor... de afschaffing van de slavernij. Nou..!  Van Lynden plantage. Inventaris van de plantage Rustlust aan de rivier Cottica. Bevat lijst van 100 aanwezige slaven. Zie je wel… In 1821 werd de plantage gedeeld beheerd door de erven van Lynden. Het gaat over Plantage La Jalousie. 412 slaven in 1745. Jezus.

Het duizelt me van de koloniale van Lyndens. Maar goed, Googlen kan iedereen. Hoe kom ik er nou achter wie precies mijn voorouders zijn? Den Haag, had meneer Gast gezegd. Daar zou ik meer kunnen vinden.

Maartje: Dag,

Rob van Drie: Goeiedag.

Maartje: Maartje Duin.

Rob: Rob van Drie.

Maartje: Dus dit is het Nationaal Archief?

Rob: Ja dit is de hal van het Nationaal Archief.

Rob van Drie is genealoog bij het Centrum voor Familiegeschiedenis en heeft aangeboden mij te helpen. Al was het alleen maar omdat mijn vraag hem interesseert.

Rob: Hadden mijn voorouders slaven? Die vraag is op die manier mij nooit gesteld.

Hij zocht mijn stamboom uit tot 1800. In één waaiervormige figuur staan al mijn voorouders van vaders- en moederskant.

Rob: 64 voorouders, en een generatie verderop zijn het al 128.

Die gegevens vergeleek hij met een database op gahetna.nl. Het is allemaal in een paar muisklikken gebeurd.

Rob: En daar vind je Antonia Elisabeth van der Heim, de vrouw van een van Lynden. Zij was inderdaad eigenaar van 1/72 aandeel van de plantage Tout Lui Faut in Suriname.

Maartje: Zij was dus aandeelhouder… Zij was niet …

Rob: Zij was voor 1/72 deel eigenaar.

Slaveneigenaar. In dit kantoor, met zijn systeemplafond en automatenkoffie, mist het woord de lading die het tijdens Keti Koti had. Het is een droge papieren werkelijkheid die op Robs scherm verschijnt. En zo is dit register indertijd ook opgesteld: als administratie van de Rekenkamer.

Rob: Bij het vrijmaken van de slaven kregen de slaveneigenaren een uitkering van de staat, per slaaf.

300 gulden per vrijgemaakte, daar hadden de eigenaren recht op. Omgerekend naar nu ruim 3000 euro.

Rob: Er waren 88 slaven op die plantage, en zij had dus ook 1/72 van die slaven in eigendom.

OK… 1/72 maal 88: dan kreeg mijn betbetovergrootmoeder dus geld voor iets meer dan één slaaf. Dat valt nog mee. Tenminste, vergeleken bij wat ik had gegoogled. Maar net als ik opgelucht wil ademhalen, klikt Rob door naar een rijtje met namen.

Rob: Het zijn de slavennamen, en dat is dan alleen een voornaam, en je ziet de naam die ze gekregen hebben bij de vrijlating.

De getallen worden mensen, recht voor me op het scherm.

Rob: Bint…

Maartje: Een Neel, een Pol, een Rauw, een Sant. En er is een heel aantal dat heet Bouva… Dertien personen met die naam… Allemaal op Tout Lui Faut.

Bouva. Hm. Bouva. Het is vreemd. Tot een paar uur geleden had ik nog nooit gehoord van Antonia van Lynden - van der Heim. Nu zit haar naam in mijn hoofd, én die van een andere familie. Mensen die woonden en werkten op de plantage. In de 19e eeuw, het is al lang geleden. Gek idee dat hun nazaten misschien ook wel in Nederland wonen. Misschien stonden ze wel naast me in het Oosterpark. Hoe zou het zijn om met hen te praten? Wat zou ik tegen ze zeggen? Wat zouden ze zeggen tegen mij?

Maartje: Google, Bouva. Over de familienaam Bouva... Bouva komt als familienaam op een plantage.... Oh wauw.

Ze bestaan. De Bouva’s.

Maartje: Adriana Bouva, Zareska Bouva...

Vanaf Facebook kijken ze me recht in mijn gezicht. Vanaf een dansvloer, naast een zwembad, met een kind op de arm.

Maartje: Sydney Bouva... Een Ajax  fan zo te zien. Melvin Bouva. Oh dat is een politicus in Suriname! Peggy Bouva… Dat lijkt mij een vrouw van mijn leeftijd. ‘Welkom in de racistische blackface liefhebbende politiestaat Nederland!’ Ik weet niet of ik die meteen moet benaderen...

Ik kijk ook op LinkedIn, het professionele social netwerk.

Maartje: Jessica Bouva. Geeft les aan de Hogeschool Windesheim. Eén gemeenschappelijke connectie.

Jessica is gelinked met Tjitske, een goede vriendin.

Maartje: Hé, Tjitske. Waar ben je?

Tjitske: Ik loop nu weg van mijn kantoor.

Maartje: Hee, ik ben vandaag naar het Nationaal Archief geweest en ik heb gesproken met een genealoog. En de naam waar die genealoog op aansloeg was Bouva.

Tjitske: Bouva? Hoe spel je dat?

Maartje: B o u v a, en volgens hem was die naam publiek voor de plantage. En dat betekent dus dat alle Bouva’s die in Nederland rondlopen van die plantage vandaan… Ik ging dus Googlen en de eerste naam die ik tegenkom met wie ik LinkedIn connecties heb, was die van Jessica Bouva.

Tjitske: Jeetje.

Maartje: Ja, ja.

Maartje: Want hoe ken je haar?

Tjitske: Ik heb Lindy Hop les van haar gehad.

(Gelach)

Tjitske: Dus ik ken haar niet goed.

Maartje: OK…

Tjitske: Maar ik heb wel een tijdje les van haar gehad.

Maartje: En wat is dat voor iemand?

Tjitske: Nou, een heel leuk iemand, het was ieder geval een leuke dansjuf.

Maartje: OK.

Tjitske: Want? Je wilt haar gaan opzoeken?

Maartje: Ja misschien, ja… Ja….

Tjitske: Jeetje ja.

Maartje: Geen idee hoe ik dat moet aanpakken.

Tjitske: Ja hallo, ik ben Maartje Duin en ik wil even zeggen dat mijn voorouders aandeelhouder waren van de plantage waar jouw voorouders slaven waren.

Maartje: Nee dat, ehm… Nee.

Niet zo. Maar hoe dan wel?

Muziek.

Maartje: ‘Beste Jessica, ooit gaf je lindy hop les aan mijn goede vriendin Tjitske…’ Hm…maar misschien weet ze dat al niet meer…

‘Beste Jessica, ik ben podcast maker…’ Wekt dat vertrouwen?

‘Beste Jessica, Ik ben radio en podcastmaker… Voornamelijk voor NPO Radio 1…’

‘Op dit moment ben ik bezig met een project over het slavernijverleden. Ik wil je daar graag iets over vragen. Mag ik je bellen?’

Vogeltjes fluiten.

Maartje: Kijk, een roodborstje!

Albertine: Ja lief hè, die zit de hele dag om mij heen.

Maartje: Dezelfde, weet je dat zeker?

Albertine: Ja, dat weet ik zeker. Dat is toch gezellig. Het schijnen trouwens rotvogeltjes te zijn, heel wreed.

Maartje: Oh, hoezo? Tegen wormen?

Albertine: Nee, tegen hun soortgenoten. Het is wel heel schattig, vind je niet?

Maartje: Ja.

Albertine: Ze zitten altijd om me heen.

Aan de rand van het bos van Ter Hooge ligt het tuinmanshuisje: Terzijde. Vroeger woonde de tuinman hier met zijn acht kinderen. Nu brengt mijn moeder er haar weekends door. En op den duur zullen mijn broer en ik het erven.

Albertine: Ja, maar ik heb… dit onderwerp, daar ben ik vrij gefrustreerd in hè.

Maartje: Hoezo?

Albertine: Nou, omdat ik niet weet hoe ik ermee om moet gaan. Ik ben nou bijna 70 en ik worstel er nog steeds mee.

Maartje: Met slavernij...

Albertine: Nee.

Maartje: ... of met je adelijke afkomst?

Albertine: Ja. Daarmee.

Maartje: Hoe dan?

Albertine: Eh… Nou ja, aan de ene kant ben ik...wil ik het niet wegstoppen, omdat ik... ja trots… kan ik niet eens zeggen want ik heb het niet zelf gepresteerd, maar ik heb een geschiedenis achter me van vele eeuwen waar de tradities werden doorgegeven, hè, een bevoorrechte traditie. En aan de andere kant wil ik gewoon doen en zijn en word ik vaak geconfronteerd met mensen die daar dan tegenop kijken en dat vind ik hoogst onaangenaam en vervelend.

Maartje: Hoe merk je dat dan bijvoorbeeld?

Albertine: Nou ja, ik was laatst … toen zei iemand tegen mij: ‘Oh, ben jij barones! Moet ik Koninklijke Hoogheid tegen je zeggen? Vertel me er alles over!’ Nou ja, dan schiet ik in een soort kramp en dan ga ik een beetje jolig doen van…: ‘Ja, ik heb elke dag een kroontje op en die zet ik af ‘s nachts. Dan ga ik dus helemaal in de humoristische stijl mezelf excuseren, dat ik daar… terwijl dat natuurlijk onzin is. Eigenlijk.

De microfoon heeft ook als effect dat ik mijn moeder eens rustig laat uitpraten. Anders waren we elkaar al lang in de haren gevlogen - juist over dit onderwerp. Kijk aan de ene kant leerde ik thuis op een heel subtiele manier dat we anders waren dan anderen. Beter, eerlijk gezegd. Maar dat mocht je nooit hardop zeggen. Dat dééd je niet. En tegelijk mocht ik er ook niet te veel kritische vragen over stellen. Over wat die adel dan precies betekende, of waar het goed voor was.

Albertine: Jij confronteert mij ermee, en dat doe je al heel lang. Maar daar heb ik dus mijn worsteling ook mee.

Maartje: Doe ik dat al lang?

Albertine: Ja, jij hebt je er ook wel tegen afgezet, heb ik het idee. Mij in elk geval altijd wel duidelijk gemaakt van: goh, je mag je bevoorrecht voelen… Ja… Je moet je een beetje verantwoorden. ‘Ja Mam, in jouw kringen is dat zo, maar dat is echt niet overal zo.’ Nee, dat weet ik ook wel, dat is juist de moeite die ik ermee heb.

Maartje: OK. Dat doe ik wel een beetje, ja.

Albertine: Precies. En dat snap ik maar dat is wel mijn tere plek een beetje. En dat vind ik een beetje onvolwassen.

Maartje: Dat vind je onvolwassen?

Albertine: Ja, ik vind dat ik daar langzamerhand wel een vorm voor moet gaan vinden.

Maartje: Maar ja, ik heb het natuurlijk ook over mijn afkomst, hè.

Albertine: Weet ik! Jij worstelt daar ook een beetje mee… Toch?

Maartje: Wat is dit?

Albertine: Couscous… Nee, quinoa!

Maartje: (lacht).. Nee het is couscous.

Albertine: Nee, ‘t is quinoa. Is het couscous?

Maartje: Het is couscous.

Albertine: Oh, dat was niet de bedoeling… zo. Maar het is heerlijk, denk ik. 

Maartje: Oeh, een wesp! Die moet even naar buiten.

Start muziek.

Zo, daar kom ik goed weg. Want dit is wel een gevoelig puntje. Ook ik ben niet echt volwassen als om mijn afkomst gaat. Mijn vader was niet van adel, daarom heb ook ik geen zegelring of titel. En ik groeide niet op op het landgoed, maar in een 2 onder 1 kapwoning in Rotterdam Overschie. Toch heb ik wel een klap van de adellijke molen meegekregen. Iets wat ik tegenover mijn vrienden in Amsterdam het liefst verhul. Geen ‘gebakje’ maar ‘taartje’ zeggen. Geen toilet maar wc of ‘hum’. Geen bestek maar vork en mes. Niet overgeven, maar kotsen of spugen. Over al die dingen zwijg ik. Net als over Ter Hooge, en over Mina, Grootmama’s meid. 

Maartje: Elke vrouw in Zeeuwse klederdracht was een Mina voor ons als kinderen. Want wij kenden maar één vrouw in Zeeuwse klederdracht en dat was Mina.

Albertine: ‘Hee, dat is een Mina!’ Zeiden jullie dan.

Albertine: Met d’t kappen, en van die koperen haarklemmen en ze had zo’n grote wrat.

Ook toen mijn overgrootouders naar een kleiner landgoed verhuisden, ging Mina met hen mee. Ze begon nooit aan een opleiding en kreeg nooit een eigen gezin.

Albertine: Ja, dat ging best wel ver, als je … over slavernij gesproken, dat je je leven eigenlijk opoffert om te dienen, voor een mevrouw. Dat zou je je nu toch niet meer in je hersens halen?

Maartje: En hoe vond Mina het om te dienen voor Grootmama?

Albertine: Dat weet ik niet, want daar heeft ze zich nooit over uitgelaten. Maar ik weet van mijn moeder, die altijd erg voor de belangen van Mina opkwam…  dat dat een beetje slavenarbeid was voor een hongerloon. Eh… ja, mijn moeder heeft ervoor gezorgd dat er een wasmachine kwam. Want die stond echt lakens van alle gasten op Berkenbosch, hè, wat ik heb meegemaakt stond ze op zo’n bord te schrobben. In een primitief washok zal ik maar zeggen, dat heb ik allemaal nog gezien.

Maartje: We zijn toen wel met z’n allen op de begrafenis van Mina geweest.

Albertine: Ja, iedereen hield van haar. Wij rouwden net zo om haar als om onze grootmoeder. Ja. Ik zat in de keuken zat ik al mijn confidenties op liefdesgebied, ging ik lekker afwassen met Mina en dan kon je alles kwijt bij Mina. Meer dan bij je eigen moeder, meer dan bij je grootmoeder sowieso. Want daar praatte je daar niet over. En zei ze alleen maar, dan luisterde ze en dan zei ze: ‘Kind toch, kind toch.’ Nou verder zei ze niks, maar dat was genoeg. En dan pakte ze je zo beet. Ik weet nog, wij stonden een keertje op de tennisbaan met een neef van mij en toen gingen we zo wisselen van de ene baan naar de ene baan en die neef pakte mij zo beet omdat ik een goede smash had geslagen of zo, en die zei: ‘Oh je hebt echt Mina armen!’ (lacht) Iedereen wist ook nog ‘lijfelijk’ hoe zij voelde. ‘Kind toch…’ Ja dat was gewoon een schattebout. Ja (lacht)...

Maartje: Ja.

Start muziek.

Dít is het, denk ik als ik terugreis vanuit Middelburg naar Amsterdam. Wat ik voel wanneer ik met mijn moeder over Mina praat, is hetzelfde als wat ik ervaarde tijdens Keti Koti in het Oosterpark. Ongemak over ongelijkheid. Of gooi ik nu al te veel dingen op één hoop?

Geluid deurbel.

 Maartje: Hallo Stephan, hoi.

Ik vraag het schrijver Stephan Sanders in zijn huis aan de drukke Amsteldijk. Ooit werkten we samen voor een radioprogramma.

Stephan Sanders: Leuk je weer te zien joh.

Maartje: Zeker, zeker.

Hij is geadopteerd, van witte Nederlandse en zwarte Zuid-Afrikaanse afkomst, en schrijft veel over kolonialisme en identiteit.

Maartje: Hier begint het allemaal door elkaar te lopen… Ga ik het hebben over standsverschil, of ga ik het hebben over racisme? Of ga ik het hebben echt puur die slavernij?

Stephan: Nou, ik vind toch dat je wel erg moet uitkijken… kijk, je hebt lijfeigenen, dat had je ook in Nederland. Je hebt slavernij en je hebt contractarbeid, waar alle Hindoestanen en  Javanen en last van hebben gehad in Suriname.

Maartje: Wat is dan lijfeigenschap?

Stephan: Lijfeigenschap ligt dicht tegen slavernij aan, dat iemand jouw lijf in beheer houdt. Boeren hadden een soort lijfeigenen, die alles deden, die met de familie stierven of bij de familie in dienst waren. Dat kun je niet gelijk stellen aan slaaf. Slaaf is dat wat er ook gebeurt of wie er ook geboren wordt, meteen eigendom is van de eigenaar. Als die meid van jouw overgrootmoeder een kind had gekregen, kon jouw overgrootmoeder daar niet zomaar over beschikken. En bij slaven was dat wel zo.

Voorzichtig zijn. Met mijn woordkeuze. Met mijn perspectief. Met de verbanden die ik leg. Ik vermoed dat ik het de komende tijd nog vaak zal horen.b

Maartje: Hé maar Mam, ik zat nog even te denken wat je zei over Mina, van dat was ook een soort van slavernij. Maar dat is natuurlijk wel iets anders. Want Mina werd niet gedwongen.

Albertine: Nee. Dat is waar. Die kwam uit een arm gezin en dan was het gewoonlijk dat je meisje werd, meisje voor de dag of meisje voor de nacht, of allebei. Kost en inwoning, dan had die moeder weer minder te zorgen.

Maartje: Ja. Maar ze kreeg geen lijfstraffen of zo.

Albertine: Nee joh, ben je mal!

Maartje: Nee maar dat is toch meer wat je je voorstelt bij slavernij.

Albertine: Ja, nee maar ik maakte een beetje de vergelijking omdat we het erover hadden over gedienstige, horigen, nou, de volgende stap is slaven. Nee dat slaat ook nergens op, is heel erg gechargeerd, maar je kan je ook afvragen: was dat wel zo uit vrije wil? Als je 14 bent…

Maartje: Ze was 14?

Albertine: Toen ze begon als meisje… Zoiets denk ik ja.

Maartje: Hoe oud was ze toen ze uit dienst ging, zeg maar?

Albertine: Nou ik denk 67, ik weet niet, maar toen Grootmama ging verhuizen naar de Middelburcht.

Maartje: Verzorgingstehuis, in een flat.

Albertine: Ja. En toen ging Mina nog elke dag naar Grootmama.

Maartje: Om wat te doen?

Albertine: Ja elke avond, om te scrabbelen. En een kopje thee te maken. Elke dag. Ja, dat zeg ik: dat was een hele bijzondere relatie die zij hadden... Een liefdevolle relatie. Maar het bleef wel ‘mevrouw’ en ‘Mina’. 

Omgevingsgeluid.

Stephan: Wat mij interessant lijkt: je hebt ook echt een privilege mee geërfd via je moeder, en dat gaat niet over kleur maar over stand. En dat doorkruist een hele moderne discussie over color en ethnicity en race. Je zou moeten beginnen volgens mij met je privilege. Ik ben een geprivilegieerd kind geweest. En nou, potjandrie, is het ook nog eens white privilege, wat ook nog eens extra hard aankomt omdat daar natuurlijk allerlei koloniale lijnen en mogelijk zelfs slavenhandel lijnen of plantage lijnen zijn.

Maartje: OK, maar je zou het interessant vinden om meer te weten over die plantage?

Stephan: Ja, en vooral ook over het feit hoezeer dat doordrong in het Nederlandse leven. Ik denk dat er een beetje vervormd idee bestaat over deze slavenhouders. Dat die mensen daar zelf met de zweep heb lopen rondbanjeren, maar dat is natuurlijk niet zo. Die zaten gewoon keurig in een Amsterdams grachtenhuis en die gingen weleens naar Parijs en die gelden kwam binnen. Die hadden daar niks mee te maken, die wilde volgens mij daar denk ik ook niks mee te maken hebben. Behalve dan dat ze er natuurlijk alles mee te maken hadden, financieel.

Stephan: Ik ga even thee zetten, wil je ook?...

Maartje: Ja…

En dan gebeurt er iets onverwachts.

Maartje: Dagboeken van Grootmama enzo… Dat is dan mijn overgrootmoeder.

Stephan: Nou kijk: grootmama. Dat is toch… De meeste zeggen: oma of grootmoeder… ‘grootmama, grootpapa’.

Het is alsof Stephan mij ergens op betrapt.

Stephan: Er zijn weinig mensen die zeggen: heel. Heel mooi.

Maartje: Dat zeg ik toch niet, dat zei mijn oma.

Stephan Sanders: Jij zegt heel.

Hij herkent de adellijke code. En volgens hem gaat die verder dan taalgebruik of accent.

Stephan: Dat je zo op iedereen afstapt, dat is wel van een ongelooflijk aplomb! Hier ben ik. Uw twijfels zijn over. Hier ben ik.

Maartje: En dat link jij aan mijn adellijke afkomst?

Stephan: Aplomb en adellijkheid, daar zit echt iets, daar zit een enorm verband ja.

Hm. Ik weet het niet, hoor. Ik dacht altijd dat ik mijn kordaatheid van mijn oma Duin had – de familie waarover mijn moeder altijd grapte: ‘die komen van de schillenboer’. En heb ik niet ook nog een eigen karakter? Maar Stephan legt moeiteloos de link tussen mij aan deze keukentafel naar een slavenhoudster in de 19e eeuw.

Stephan: Je hebt nooit omhoog hoeven kijken. En dat gaat over verplaatsingen.

Maartje: Over verplaatsingen?

Stephan: Nou, dat je je nooit in jou hoger geplaatste of bovengestelde hebt hoeven verplaatsen. Om die te apaiseren, om die te coifferen. Dat ken je niet.

Maartje: Nee, ja, dat klopt wel een beetje.

Ja, daar heeft ie wel een punt.

Stephan: Je bent de blanke die nooit heeft hoeven leven als een zwarte. De zwarte moet altijd twee levens leiden: dat van de zwarte en dat van de blanke. Want hij moet weten hoe die blanke meesters met hen omgaan en wat ze van hem verwachten. Dus die white consciousness is bij blacks altijd aanwezig. Maar een black consciousness is bij whites helemaal niet aanwezig. Want ze hebben nog nooit een zwarte meester gehad.

Verplaatsingen. Zwart en wit bewustzijn. Meesters, slaven. Ik moet denken aan de familie Bouva. En aan een nieuw LinkedIn bericht dat me maar niet loslaat.

Maartje: Ja ik heb dus die Jessica Bouva, dus degene van wie  ik erachter ben gekomen dat ze de nazaat is van de slaven van waar mijn voor moeder aandelen in had. Die heb ik dus  benaderd en ik vroeg: mag ik je bellen? En toen zei ze: nou kun je me eerst wat meer vertellen over je project. Legitieme vraag, maar ik ga toch niet mailen: van ‘Hallo, ik ben de nazaat van iemand die aandelen had in jouw familie?’ Lijkt me heel raar.

Stephan: Nee, dat zou ik niet zo doen. Ik zou wel zeggen: ik ben erachter gekomen dat mijn familie in Suriname bezittingen heeft gehad, waaronder plantages, en ik ben erachter gekomen dat een deel van jouw familie op die plantages heeft gewerkt of gewoond, en ik zou heel geïnteresseerd zijn in jouw verhaal, wat jij nog weet, of wat je moeder of grootmoeder nog weet. Dat is toch een hele andere vraag.

Maartje: Jaja. OK.

Stephan: Ik zou nooit beginnen met dat schuldverhaal. En ik zou zeker niet zeggen: ‘aandelen heeft gehad in jou’. Nee, maar gewoon: er is een familie connectie. En als je vis à vis zit, kun je altijd zeggen: het was eigenlijk zus en zo. Want niemand zit te wachten op een slavenhouder.

Maartje: Nee, nee. Nou, het gekke is dat het me best emotioneert. Ik loop de afgelopen dagen met haar naam in mijn hoofd. Het is bijna al een beetje onkies dat ik het over hen heb, vind ik. Als je het nou hebt over toeëigening, hè: ik heb hen al een rol toebedeeld in mijn verhaal.

Stephan: Dat is ook een beetje ingewikkeld. Maar ja, het leven is een beetje ingewikkeld. Ik kan het niet mooier maken dan dat het is. Maar die mensen hebben natuurlijk alle recht om te zeggen dat ze er misschien helemaal geen zin in hebben. Maar ik vind wel dat je hun de kans moet geven om dat te zeggen, vind je niet? Dus ren er niet voor weg.

Maartje: OK.

Als ik weer op de fiets zit, merk ik dat ik een beetje in de war ben. Van huis uit kreeg ik mee: je moet met iedereen kunnen omgaan, ongeacht rang of stand. Wellevendheid, dat was belangrijk. Maar ja, het is ook makkelijk als je niets te verliezen hebt. Als ik Stephan goed begrijp, heeft hij het over iets anders: inlevingsvermogen als vorm van lijfsbehoud. Omdat je anders de zweep voelt knallen of je baan verliest. Van mijn adellijk aplomb is nog maar weinig over. Ren er niet voor weg, zei Stephan. OK.

Maartje: Onderwerp: verre connectie. Beste Jessica, het zit zo. In het Nationaal Archief kwam ik erachter dat mijn familie bezittingen in Suriname heeft gehad. Onder andere de plantage Tout Lui Faut. Ik zou je graag ontmoeten en vroeg mij af of jij daarvoor openstaat.

Start muziek.

Volgende keer in De plantage van onze voorouders: een spannende ontmoeting

Maartje: Ja, je moet mij ook… ik ben ook eh… dit is natuurlijk een hele rare setting… ik bedoel… je kan mij ook van alles vragen

Jessica Bouva: Ja?

Een heleboel nieuwe vragen.

Jessica: Hoe zwaar was het, wat heeft ze meegemaakt? Waar komen haar ouders daarvoor vandaan?

En ben ik verantwoordelijk voor wat mijn voorouders hebben gedaan?

Albertine: Dat verleden van een of andere ongezellige voor moeder van mij… Wat kan ik er nou aan doen, dat dat een takkewijf was? Dat weiger ik ook, om daar...

Maartje: Nee… Het is allemaal veel…

Je hoort het in aflevering 2: Stambomen en schuld.

Peggy: Als je je wortels niet kent, dan kan je niet in volledige groei jezelf ontwikkelen.

De plantage van onze voorouders is een Prospektor / VPRO-productie voor NPO Radio 1, met Eefje Blankevoort als ongelofelijk creatief producent. De mooie muziek die je hoorde is van Rory Ronde, projectleider is Laura Verduijn, en de mixage deed Wederik de Backer. Advies kwam van Emma Lesuis en Laura Stek, en Carmen Fernald verzorgt het randprogramma. Deze podcast kwam tot stand met steun van het NPO-fonds en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Met veel dank aan Rob van Drie van het Centrum voor Familiegeschiedenis. Wil jij ook weten welke rol je voorouders speelden in het Nederlands slavernijverleden? Kijk dan in de shownotes of op vpro.nl/plantage. Je kunt je daar ook opgeven voor live Q&A’s en een MeetUp in Pakhuis de Zwijger die je via livestream kunt volgen. Als je wilt dat meer mensen deze podcast horen, geef ‘m dan een recensie in iTunes, dat maakt ‘m beter vindbaar. Dank je wel!