De vijfde aflevering van 'De plantage van onze voorouders' gaat over archieven: de plekken waar de geschiedenis is gedocumenteerd. Op schrift, papier of digitaal. En daar loopt het spoor van de tot slaaf gemaakte mensen al snel dood. Geen beter persoon om naar deze aflevering te luisteren dan Mitchell Esajas, medeoprichter van The Black Archives, een historisch archief opgebouwd vanuit zwarte en andere perspectieven die elders onderbelicht blijven.

Een afspraak met Esajas maken in deze roerige tijden is niet eenvoudig. Hij was medeorganisator van de verschillende Black Lives Matter-demonstraties die de afgelopen weken door het hele land plaatsvonden en trad in allerlei media op als ‘spreekstalmeester’. Onze afspraak werd dan ook een paar keer verzet en nu we eindelijk op het hoofdkwartier van The Black Archives zijn in Amsterdam-Oost komt hij drie kwartier later aan. Hij moet een paar keer gapen, hij heeft vannacht voor het eerst sinds weken acht uur geslapen. Toch wil hij graag naar de podcast luisteren.

De aflevering begint meteen op scherp. Een gesprek tussen moeder en dochter. De moeder van Maartje is een flapuit en van een generatie die minder te stellen had met de fijngevoeligheden van nu. Ze staat op het punt om Peggy Bouva te ontmoeten, een van de nazaten van de slaven die werkten op de suikerplantage in Suriname. De plantage waar haar familie een aandeel in had.

Maartje hoopt natuurlijk dat haar moeder geen rare dingen gaat zeggen, maar moeder wil spontaan zichzelf kunnen zijn. Ze vertelt onderweg naar de ontmoeting dat ze een keer te ver is gegaan in het ziekenhuis, toen een verpleger met een bak pepernoten aan haar bed kwam. ‘Jeetje, ook nog een echte zwarte piet,’ riep ze uit, memoreert ze. De verpleger, een donkere man, kon er wel om lachen. Maartje vindt het gênant.

onschuldig grapje

Meteen na deze anekdote in de eerste twee minuten wil Esajas al pauzeren voor een interruptie. ‘Kijk,’ begint hij, ‘dit is nou een typisch voorbeeld van alledaags racisme. Beledigend en aanstootgevend, ook al zien witte mensen het als een onschuldig grapje. Het gaat niet om de bedoelingen of intenties van degene die het grapje maakt, het gaat om de impact van je woorden. Het is kwetsend.

'Ik vind dat de discussie over dit soort zaken te veel over persoonlijke ervaringen en emoties gaat. Het gaat mij er niet om of ik zo’n opmerking wel of niet als pijnlijk ervaar, Zwarte Piet is een institutioneel probleem: het is een traditie die voortkomt uit een koloniaal slavernijverleden. En zo’n ogenschijnlijk onschuldig grapje, dat je ook wel micro-agressie mag noemen, hangt samen met uitsluiting op de arbeidsmarkt, politiegeweld en andere institutionele factoren waar zwarte mensen nog steeds mee te maken hebben. Omdat we niet voor vol worden aangezien.’

Mitchell Esajas luister Maartjes podcast met de laptop op schoot

Archieven zijn opgebouwd door witte mensen in machtsposities. De documentatie die je daar aantreft, is vaak vanuit hun perspectief.

Mitchell Esajas

bronmateriaal

We luisteren door. De ontmoeting vindt plaats in Den Haag, bij het Nationaal Archief. Daar hopen ze de familielijn van Peggy te kunnen traceren. Over de plantage-eigenaren zijn veel geschreven bronnen, over de tot slaaf gemaakten bijna niets. Hun naam en identiteit werd hen afgenomen bij de verscheping vanuit Afrika. Is iets pas waar als het zwart op wit staat, op papier? Wie schrijft de geschiedenis en kunnen we die herschrijven? Vragen die Maartje hardop stelt. Esajas zit ondertussen driftig mee te schrijven in zijn notitieboekje.

‘Iets wordt vaak pas als objectief en feitelijk vastgesteld wanneer er bronmateriaal is,’ zegt hij. ‘Dat materiaal vind je in archieven. En die archieven zijn opgebouwd door witte mensen in machtsposities. De documentatie die je daar aantreft, is dan ook vaak vanuit hun perspectief.’

Een voorbeeld. Esajas staat op om iets te pakken en komt terug met een document in een stukje plastic, een zogeheten wisselbrief. Plantage-eigenaren kregen bij de afschaffing van de slavernij van de overheid compensatie van hun inkomstenderving, toen hun slaven vrij werden gelaten. Met dit stukje papier konden de eigenaren naar de bank en dan kregen ze tussen de 100 en 300 gulden compensatie – het afgesproken bedrag staat op de wisselbrief.

Esajas: ‘In de Tweede Kamer is daar enorm over gedebatteerd, dat kun je allemaal teruglezen in de archieven. Je leest dan de perspectieven van de Kamerleden en van de eigenaren. Maar de perspectieven van de slaven zijn nergens terug te vinden. Omdat ze niet als mensen werden gezien.’

De voorkant van een wisselbrief

Achterkant van een wisselbrief

Standbeelden kun je van pleinen halen en in een museum plaatsen, daar kun je die beelden contextualiseren. Je hoeft niets te vernietigen.

Mitchell Esajas

morele maatstaven

De aflevering vervolgt. Maartje en Peggy ontmoeten historicus en schrijver Leo Balai. Hij onderzocht de rol van Amsterdam in de slavenhandel en publiceerde in 2013 het boek Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel.

Balai vertelt dat Nederland laat was met meedoen met de slavernij en hij verhaalt hoe Piet Hein in 1628 met de West-Indische Compagnie (WIC) in de baai van Matanzas (Cuba) de Spaanse zilvervloot veroverde.  ‘Tja, dit is bijzonder actueel natuurlijk,’ brengt Esajas in. ‘Die “beeldenstorm” die nu aan de gang is, toont aan dat er verschillende perspectieven op één geschiedenis zijn.'

'Koloniale figuren zoals Piet Hein worden in het dominante narratief gezien als zeehelden. Mensen die met een kritischer blik naar dezelfde geschiedenis kijken, zien hen als schurken. Als iemand heden ten dage een land zou koloniseren en het zilver uit een land zou roven, zou hij dan als held of als crimineel worden gezien? Ik denk dat het antwoord wel duidelijk is.'

'Dan zijn er mensen die daartegen inbrengen dat je die daden moet beoordelen in de context van die tijd. Niet naar de moraal van nu, maar naar de morele maatstaven uit die tijd. Dan zeg ik op mijn beurt: wiens morele maatstaven uit die tijd? Want in de ogen van de witte elite op de grachten van Amsterdam was Piet Hein een held, maar voor de mensen wiens land werd afgenomen en op wie genocide werd gepleegd lag het toch anders.'

'Daarom pleit ik voor meerstemmigheid bij het reconstrueren van de geschiedenis. Maar ik ben ook voor het verwijderen van standbeelden van koloniale figuren in de publieke ruimte en voor het aanpassen van straatnamen en tunnels.’

Een stevig statement. Hoe ver gaat dat dan? Moet je de hele grachtengordel bombarderen? Die had zonder al die roofpartijen immers nooit bestaan. Moeten de beelden van de oude zeehelden uit de gevels van onze monumenten worden gesloopt? ‘Nee, dat hoeft niet,’ stelt Esajas, ‘Standbeelden kun je van pleinen halen en in een museum plaatsen. Daar kun je die beelden contextualiseren en van informatie voorzien, daar zijn ze niet bedoeld om die mensen te eren. Je hoeft dus niets te vernietigen. En bij die beelden in gevels zou je bordjes met informatie kunnen plaatsen, ook om ze van context te voorzien.’

schuldgevoel

Balai vertelt in de aflevering verder hoe de tot slaaf gemaakten werden gedehumaniseerd, ontdaan van naam en wortels. De woorden neger en nikker werden door witte mensen voor hen bedacht, later werd die terminologie genormaliseerd met tradities en in kinderboekjes – Esajas legt er een paar op tafel, bizarre titels als De 10 kleine nikkertjes.

Maartje en Peggy doen voordat ze het Nationaal Archief binnengaan een rondleiding door Den Haag met erfgoeddeskundige Valika Smeulders. Smeulders laat hen de restanten van het koloniale verleden in de hofstad laat zien.

Ze vertelt hoe chique witte dames zich eind negentiende eeuw als anti-slavernijactivisten ontpopten – ook dames uit geprivilegieerde families die zelf plantages met slaven hadden of daar, zoals Maartjes betbetovergrootmoeder, aandelen in hadden.

De slavernij deugde niet, was al een beetje de tijdgeest. Het moest stoppen en de dames verkochten borduurwerkjes waarvan de opbrengst werd gebruikt om slaven vrij te kopen. Met de beste intenties wellicht, of misschien een vorm van aflaat om schuldgevoel af te kopen. Hoe dan ook: het was een aardige geste, maar echte systeemverandering was dat borduren natuurlijk niet.

En dat zie je nu ook gebeuren, zegt Esajas. Tal van witte mensen erkennen tegenwoordig de sociaal-maatschappelijke ongelijkheid in onze samenleving. ‘Maar als je daar een einde aan wilt maken, kan het betekenen dat je soms privileges moet inleveren ter wille van de ander,’ stelt hij.

‘Ik zat bijvoorbeeld in een bestuur waarbij ik de enige zwarte persoon was. Het was verder een wit bolwerk, zoals besturen dat vaak zijn. Opvallend genoeg heeft toen een wit iemand zijn positie afgestaan aan een zwart iemand. Dat zou in de cultuursector eigenlijk ook moeten gebeuren. Ook daar is de vraag: wat zijn mensen bereid om op te geven? Diversiteit met de mond belijden is leuk, maar je zult ook plekken af moeten staan waar donkere mensen invloed kunnen krijgen. Ik word onder het mom van diversiteit vaak uitgenodigd om mee te babbelen voor een fooitje, terwijl het beleid dan al voor zeventig procent vaststaat. Tja, wat heeft dat voor zin?’

De 10 kleine nikkertjes, een oud kinderboek

De vraag bij het verhalen van geschiedenis is: wat zie je als erfgoed? Wat mij betreft niet alleen dat wat geschreven staat, maar ook vertellingen en spirituele tradities.

Mitchell Esajas

oral history

In de aflevering zijn we inmiddels bij het Nationaal Archief binnen. Het geschreven spoor loopt voor Peggy dood bij het onderzoek naar haar voorouders. Ze zou graag harde bewijzen op schrift zien, of er lijnen zijn naar afkomst van voor de plantage, maar die zijn er niet – de geschiedenis van de zwarten is niet vastgelegd, die geschiedenis is meestal oraal. Schrijfster Karin Amatmoekrim zegt in de aflevering: ‘In de loop der tijd is de waarde die wij hechten aan het geschrevene groter dan het orale.’

Dat vindt Esajas een interessante zin. Want: wie is die "wij" waaraan Amatmoekrim refereert? Esajas weet het antwoord wel: ‘Dat zijn westerse wetenschappers. Zij zien geschreven stukken als waardevoller dan het doorgeven van vertellingen, wat tot op de dag van vandaag bij Afrikanen gemeengoed is. De vraag bij het verhalen van geschiedenis is: wat zie je als erfgoed? Wat mij betreft niet alleen dat wat geschreven staat, maar ook vertellingen en spirituele tradities.'

'Zo bouwen wij ook The Black Archives op. Wij doen multidisciplinair onderzoek, interviewen mensen en leggen hun verhalen naast het bestaand archiefmateriaal. Nederland loopt daarin best achter, want in Engeland en Amerika zie je dat oral history veel beter geïntegreerd is met geschreven bronnen.'

'In de Nederlandse archieven ontbreekt het perspectief van de tot slaaf gemaakten. Je komt ze pas enigszins tegen wanneer ze straf kregen omdat ze in opstand kwamen of verzet pleegden. Maar dan kom je ze dus tegen in de verslagen van justitie, en dat is eigenlijk ook weer vanuit het perspectief van de koloniale machthebber. Archieven zijn niet neutraal, het zijn reflecties van de mensen die ze hebben opgebouwd.’