Theatermaakster Sheralynn Adriaansz maakt voorstellingen over haar diverse culturele achtergronden en luistert en beschouwt de zesde aflevering van de podcast De plantage van onze voorouders. Ze herkent de pijnlijkheden van het slavernijverleden maar schrikt soms ook van wat ze hoort.

Sheralynn Adriaansz (1990) is een autodidact theatermaker uit Haarlem. Haar voorstellingen zijn theatrale vertellingen waarin ze met humor op een persoonlijke manier maatschappelijke kwesties zoals identiteitspolitiek onder handen neemt. Haar voorstelling Beige waarmee ze vorig jaar op het Over het IJ-festival stond, handelde over de verbinding tussen haar Tanzaniaanse, Surinaamse en Nederlandse achtergrond en kreeg lovende kritieken van het Parool en Trouw. In de levendige, gegentrificeerde Amsterdamse Bos en Lommerbuurt, een oude volkswijk die later gedomineerd is door mensen van Marokkaanse en Turkse komaf en waar sinds een aantal jaren vooral yuppen en expats huizen kopen, heeft ze zich op het terras van Podium Mozaïek genesteld – een theater dat niet alleen maar keurige witte mensen-voorstellingen en exposities programmeert maar waar zo’n beetje alle culturen samenkomen. Een uitgelezen plek om een conversatie op te tuigen naar aanleiding van de zesde aflevering van De plantage van onze voorouders.

In deze aflevering komen radiomaakster Maartje Duin en Peggy Bouva aan in Suriname, om het slavernijverleden van beide families na te pluizen en te reconstrueren. Maartjes familie had aandelen in de suikerplantage waar slaven werden gehouden, Peggy is afkomstig van de slaven die daar werkten. De aflevering vangt aan met muziek: een soko psalm, klaagliederen die de voorouders van de tot slaaf gemaakten zongen tijdens de slavernij.

pijnlijke dood

‘Dit zijn liederen die veel betekenis hebben’, weet Adriaansz. ‘Het doet me realiseren dat ik eigenlijk weinig weet van mijn Surinaamse en Tanzaniaanse afkomst. Dat vind ik jammer. Mijn moeders kant van de familie is Surinaams. Mijn moeder is in Suriname geboren; als baby is zij met mijn oma naar Nederland gekomen. De eerste keer dat ik in Suriname was, was op mijn twaalfde; afgelopen december was ik er voor de tweede keer. Tijdens een rondleiding op een plantage zong de gids een liedje: Faya siton no bron mi so. Ik herkende het want als kind zong ik het vrolijk mee, mijn moeder ook. Maar de tekst van het liedje werd vroeger gezongen door tot slaaf gemaakte mensen die dagenlang in een grote bak, waar suikerriet in werd gekookt, moesten roeren. Bij het roeren brandden ze zich aan die bak of aan het hete suikerriet. Wanneer de tot slaaf gemaakten niet gehoorzaamden, werden ze in de bak met kokend hete suikerriet gegooid. Een heel pijnlijke dood. Daar stonden mijn moeder en ik nooit eerder bij stil. Mijn oma bracht ons dat soort dingen niet bij. Ze wilde vooruit in Nederland en had haar focus op dat wij hier goed zouden aarden en mee zouden komen in de maatschappij.’

Scènefoto van Sheralynn Adriaansz uit de voorstelling Beige op Over het IJ festival 2019.

Omdat ik hier ben opgegroeid, in het witte Haarlem, dacht ik bij Tanzania heel naïef aan de Lion King, Unicef, cola en Fanta blikjes met extra suiker, plastic tuinstoelen en wilde dieren.

Sheralynn Adriaansz

Lion King

In haar voorstelling Beige onderzocht Adriaansz wat er op haar af zou komen wanneer zij zelf kinderen krijgt. In de voorstelling vertelt zij dat haar vriend wit is en dat zij zich daarom verantwoordelijk voelt voor het bijbrengen van 'het zwarte deel' in de opvoeding: de culturele achtergrond van haar voorouders. Vooral om die reden is Adriaansz zich er de laatste jaren meer in aan het verdiepen. ‘Ik werd me ervan bewust dat mijn beeld van Tanzania bijvoorbeeld een behoorlijk westers beeld was’, vertelt ze. ‘Omdat ik hier ben opgegroeid, in het witte Haarlem, dacht ik bij Tanzania heel naïef aan de Lion King, Unicef, cola en Fanta blikjes met extra suiker, plastic tuinstoelen en wilde dieren. Wat ik ook merkte, is dat ik die afkomst als kind soms romantiseerde, wanneer ik hier niet werd begrepen of wanneer ik weer eens het enige donkere meisje in de klas was. Ik dacht dat ik me in Suriname of Tanzania als een vis in het water zou voelen. Terwijl ik een behoorlijk westerse vrouw ben. Als ik in Suriname ben, wil ik lekker in een hotel slapen. Terwijl het de gewoonte is dat je bij familie logeert. Ook als er niet genoeg bedden zijn. Mijn oma zegt altijd: "Jij met je hotel! Al moet je op de grond slapen. Je verblijft gewoon bij familie." En dan al die insecten daar, brrr. Mijn witte vriend kan daar veel beter tegen dan ik’, lacht ze.

Scènefoto uit de performance 'We dachten aan jou...' op Over het IJ festival 2018.

vrijpostig

We luisteren verder. Terwijl op ons terrastafeltje twee glazen verse vlierbloesemlimonade met munt worden neergezet is Peggy Bouva in de aflevering bij oom John en tante Joyce in Suriname. Oom John vertelt dat zijn oma is geboren in slavernij. Hij weet er alleen niet veel van want hij vond oma’s verhalen als kind ‘een beetje langdradig’. Hij vertelt het met enige schroom, want nu zou je graag veel over die geschiedenis willen weten maar als kind zit je er niet op te wachten.

Adriaansz wil hier wel op reflecteren. ‘Nederlanders zijn heel goed in het noteren’, stelt ze.’ ‘Stambomen documenteren en ver terug kunnen gaan, is in dit land geen probleem. Ik heb dat niet met mijn familie. Er is waarschijnlijk èèn zus van mijn oma die mogelijk meer informatie zou hebben over de afkomst van onze voorouders. Ik heb zelf geen idee wie de oma van mijn oma is geweest. Het is minder inzichtelijk dan in Nederlandse families. Dat komt ook door de Surinaamse cultuur. In die cultuur is nieuwsgierigheid en vrijpostig zijn not done. Je stapt niet zomaar op iemand af om te vragen hoe iets zit, zeker niet bij de generatie van mijn oma. Mijn schoonmoeder, wit, is heel vrij, die vraagt honderduit. Ik doe dat niet. Ik weet ook niet welke pijn er zit achter het mogelijke antwoord op een vraag. Is mijn nieuwsgierigheid belangrijker dan de pijn van iemand anders?, vraag ik me dan af. Als er niets aan de hand was, zou ik het al wel geweten hebben. Er is een reden voor dat ik dingen niet weet. De antwoorden op de vragen die ik heb, kunnen heel heftig zijn. Dat betekent voor nu dat er bij mij veel onwetendheid is. Ik ga er gemakshalve vanuit dat mijn voorouders slaafgemaakte mensen waren. Maar mijn achternaam is Adriaanz en Michiel de Ruyter heet voluit Michiel Adriaenszoon de Ruyter. Dus tja, het kan ook anders zijn.’

Sheralynn Adriaansz luistert Maartjes podcast op het terras van Podium Mozaïek.

Het is bekend dat trauma’s worden doorgegeven in je DNA. Ik geloof dat er sporen van het slavernijverleden in mensen hun DNA kan zitten.

Sheralynn Adriaansz

bedreigend

Verder in de aflevering komt naar voren dat de pijn van de slavernij het diepst bij mannen zit, dieper dan bij zwarte vrouwen. Veel zwarte mannen kampen met geestelijke problemen, er is soms agressiviteit en onstabiliteit. Dat komt vaak doordat de pijlers in een stabiel leven, woning, werk en een relatie, ontbreken. Waar ligt dat aan? Is dat een kwestie van foute keuzes bij het individu of speelt erfenis van de geschiedenis ook een rol? Moeilijke vragen.

Adriaansz wil daar graag wat over kwijt. ‘Racisme is ook factor’, stelt ze. ‘Daar is nu terecht veel aandacht voor, want institutioneel racisme is gewoon gaande in ons land. Ik kan het best over de culturele sector praten omdat dat mijn wereld is. Ik ken voorbeelden waarbij zwarte jongens een fantastische auditie doen, terwijl de docenten vinden dat wat wordt opgevoerd geen goede kunst is. De docenten van die opleidingen zijn bijna altijd witte mensen met een wit referentiekader van wat kwaliteit is. De toelatingscommissies zouden diverser moeten zijn, zodat ook de referentiekaders breder en diverser worden. Het is jammer dat veel niet westerse vormen van kunst niet serieus worden genomen. Zwarte mannen komen slecht aan de bak, worden vaak gewantrouwd en moeten zich continu bewijzen omdat mensen automatisch van het slechte bij hen uitgaan. Tja, als je niet goed kunt aarden in je omgeving, raak je sneller geestelijk in de knoop.'

'Zwarte vrouwen hebben het misschien makkelijker omdat die minder bedreigend zijn. Als ik als zwarte vrouw in een dure auto rijd, word ik niet snel aangehouden, een zwarte man wel. Daarnaast is het ook bekend dat trauma’s doorgegeven worden in je DNA. Ik geloof dat er sporen van het slavernijverleden in mensen hun DNA kan zitten.’

Ik hoor soms dat de culture wereld nu graag 'zwarte verhalen' hoort uit het oogpunt van diversiteit, maar ik kan het witte deel van mijn leven ook niet ontkennen.

Sheralynn Adriaansz

volgzaam en vergevingsgezind

Later in de aflevering vertelt tante Joyce dat ze met Bijbelteksten is opgevoed, waarbij werd geleerd om als zwart persoon volgzaam en vergevingsgezind te zijn. ‘Dat heb ik ook meegekregen’, zegt Adriaansz. ‘Het is een ongeschreven regel. Ik heb Communicatie gestudeerd en tijdens colleges stelden studiegenoten veel vragen. Ik had dan altijd zoiets van: dat doe je toch niet? De rest van de klas snapt het misschien allang, of is al veel verder, en dan ga je de rest een beetje ophouden met je vragen. Ik denk dat die houding generatie op generatie wordt doorgeven, de cultuur van volgzaam zijn en geen vragen stellen. Als theatermaker had ik het daar in het begin best moeilijk mee. Want het maken van een voorstelling begint bij het stellen van vragen.’

Dan volgt een controversieel deel van de aflevering. Peggy Bouva onthult in een gesprek met Maartje dat ze niet zou willen dat haar kind later aankomt met een witte partner. Adriaansz kijkt geschrokken, luistert de rest van de passage met getergde blik verder als Peggy haar redenen uiteenzet. Peggy zegt dat wanneer haar dochter een witte vriend zou krijgen, ze dan een deel van haar identiteit zou verliezen, omdat de witte cultuur domineert en de zwarte cultuur langzaam zal verdwijnen. Adriaansz vindt dit buitensluiten van mensen ‘erg heftig’ om te horen. ‘Dat wit dominant is in de samenleving is niks nieuws’, zegt ze. ‘Dat zit in onze geschiedenis, in onze systemen en in ons onderbewuste. Maar dat Peggy daar op microniveau in de partnerkeuze van haar dochter ook zo naar kijkt, vind ik heftig. Eigenlijk is het racistisch de andere kant op. Niet met elkaar mogen mengen, gaat de huidige problemen niet oplossen. Gelukkig zit er zover ik weet geen wrok of pijn in mijn familie. Mijn oma is een echte verbinder, iemand die zonder argwaan contact legt met haar buren, of die nu Grieks, Marokkaans of witte mensen zijn. Ik ben opgegroeid in Haarlem, had witte vriendinnen en reed paard. Nu heb ik een witte vriend. Ik gebruik dat in mijn voorstellingen. Ik hoor soms dat de culture wereld nu graag “zwarte verhalen” hoort uit het oogpunt van diversiteit, maar ik kan het witte deel van mijn leven ook niet ontkennen. Mijn voorstellingen gaan over hoe ik me als zwarte vrouw in een witte wereld begeef. Sommige critici zeggen dan: die witte referentie heb je niet nodig. Maar ik kan dat toch niet ontkennen? En wat betreft liefdesrelaties: in iedere relatie moet je oppassen dat je je eigen identiteit behoudt, ongeacht de kleur van je partner.’ De aflevering loopt ten einde, Adriaansz sluit af met een wensgedachte. ‘Ik hoop dat we de heftige geschiedenis een erkende goede plek kunnen geven en dat we dan door kunnen. Dat iedereens pijn en verleden serieus wordt genomen en dat het dan alleen nog gaat over hoe we goed verder kunnen samenleven.’