Sommige bewoners van de Canarische eilanden zagen het als een extra ramp, bovenop de ziektegevallen door het coronavirus en het plotseling stilvallen van de toeristenstroom. Voor anderen bleek het juist een zegen toen duizenden bootmigranten van het Afrikaanse vasteland noodgedwongen werden opgevangen in leegstaande hotels. Stef onderzoekt of brieven deze mensen wat dichter bij elkaar kunnen brengen.
Op de Canarische eilanden bleven de toeristen plotseling weg, maar kwamen andere reizigers juist in groten getale aan: Afrikaanse vluchtelingen. Stef wil weten waarom ze hun gevaarlijke reis maakten, en hoe hun aankomst bij de bevolking valt.
bijna geen toeristen, toch gasten
in het kort: vluchtelingen op de Canarische Eilanden
Hoewel ze bij Spanje horen, en dus onderdeel zijn van de EU, liggen de Canarische eilanden ver van het Europese vasteland voor de West-Afrikaanse kust. De reis erheen is voor Afrikaanse migranten de dodelijkste route naar Europa, minimaal honderd kilometer over open oceaan. Toch maakten in 2020 zo'n 20 duizend mensen succesvol de overtocht, en kwamen naar schatting duizend anderen om bij een poging hetzelfde te doen. De eilanden waren daar totaal niet op berekend. In eerste instantie werden de nieuw aangekomenen opgevangen in tenten op de kades, later in hotels. Ook in 2021 blijven de vluchtelingen komen en gaat dat geregeld mis.
drie Canarische ontmoetingen
‘Ze hoeven ons niet te bedanken. Wij zouden hen moeten bedanken voor alles wat we van ze hebben geleerd.’
Calvin en Unn Tove kunnen niet terug naar hun oude leven
Stef: ‘We wilden heel graag filmen in een hotel waar vluchtelingen verbleven, maar wie we ook aanschreven, ze hadden er allemaal geen zin in. Tot we in contact kwamen met Calvin, een Brit, en zijn Noorse vrouw Unn Tove. Ze zijn managers van een heel groot hotel dat normaal vol Britten en Noren zit. Die zeiden: als je wilt komen, moet je het nu doen, want volgende week is het hotel weer leeg, dan worden ze allemaal verplaatst. Dus toen zijn we halsoverkop naar Gran Canaria gevlogen.
In het hotel zaten nu jonge jongens uit landen als Mali, Sierra Leone, Senegal en Marokko. Eerder ook vrouwen en kinderen, maar die waren al overgeplaatst toen wij kwamen. De jongens droegen Calvin en vooral Unn Tove op handen. “Mama Afrika” noemden ze haar. Ze benaderde ze echt als een moeder, met heel veel liefde, maar ze stelde ook wel duidelijk grenzen. Ze hadden zich wel aan regels te houden en daar was ze heel duidelijk over.
Ze zei: "Er zijn natuurlijk wel eens akkefietjes tussen die jongens, en dat wordt dan door extreemrechts heel erg aangehaald om te doen alsof die hotels helemaal worden uitgewoond. Maar als je driehonderd Engelse jongeren in een hotel zet, dan verzeker ik je dat er veel meer problemen zijn dan met deze jongens." En ze schreven in hun brief iets heel moois: "Ze hoeven ons niet te bedanken. Wij zouden hen moeten bedanken voor alles wat we van ze hebben geleerd."’
‘Calvin en Unn Tove hebben meerdere restaurants, en een groot hotel. Al meer dan tien jaar geloof ik. Ze zijn natuurlijk zakenmensen, maar door deze crisis zijn hun ogen en hun hart geopend. Nu zeggen ze: wij kunnen niet zomaar weer terug naar hoe het was, naar dat leven van geld verdienen. We moeten nu iets doen, omdat het zo veel meer voldoening geeft. Ze hebben een stichting opgericht en volgens mij hebben ze nog steeds zeventien jongens in dat hotel zitten. Dus zij hebben zich echt ontfermd over die jongens. Bijvoorbeeld ook door de advocaat van het hotel in te zetten bij hun asielaanvragen.’
‘Ik had helemaal geen droom. Ik dacht niet eens aan Europa. Ik ging weg uit mijn land omdat ik vreesde voor mijn leven.’
Sulayman wijst Stef terecht
Stef: ‘Omdat hij zo groot en sterk is, met een soort natuurlijk overwicht, en omdat hij al het langst in het hotel van Calvin en Unn Tove was, hielp Sulayman de rest van de jongens in het gareel te houden. Hij was bijna een soort sociaal werker. Hij hielp ook bij het ontbijt, bij de lunch, en dan hield hij zo’n beetje in de gaten of het allemaal goed liep. Een heel vriendelijke, slimme jongen, gevlucht uit Sierra Leone. Calvin en Unn Tove zijn erg op hem gesteld.’
‘Ik wilde Spanjaarden graag laten begrijpen waarom al die Afrikanen naar hun land kwamen, daarom vroeg ik Sulayman me te helpen. Het leek me een goed plan als de jongens uit het hotel brieven schreven waarin ze uitlegden wat ze hier kwamen doen. Wat hun droom was. “Ik had helemaal geen droom”, zei Sulayman. “Ik dacht niet eens aan Europa. Ik ging weg uit mijn land vanwege problemen. Ik vreesde voor mijn leven.” Dus mijn vraag was verkeerd. Naïef. Ik vind het heerlijk als iemand mij zo terechtwijst. We maakten ervan: waarom heb je je land verlaten?’
‘Wie als vluchteling op de Canarische Eilanden aankomt, heeft zijn leven gewaagd door honderden kilometers op een gammele boot over de oceaan te reizen. Veel mensen halen het niet. Het is de gevaarlijkste route naar Europa, en die neem je alleen als je geen enkel alternatief ziet. Dus als je Sulayman nu ziet, zo’n jongen die lekker op zijn step in de zon rijdt en zegt dat hij zo meteen gaat sporten en dan naar de kapper, dan word je misschien wel jaloers. Maar als je weet wat hij heeft meegemaakt, gaat dat wel over.’
‘Ik wil dat je weet dat we niet allemaal racisten zijn. Ik ben dat in ieder geval niet.’
Sara wil geen vluchtelingen in haar buurt, of toch wel?
Stef: ‘Sara was boos dat er een vluchtelingenkamp in haar wijk was neergezet. Dat gaf rumoer, illegale feesten, ruzies, kortom: overlast. Ze woont in een achterstandswijk – ja, die heb je ook op de Canarische Eilanden – en ze leeft met haar hondje van een uitkering. Vroeger was ze journaliste en nu is ze arbeidsongeschikt, ik weet niet waarom. Ze is wel heel actief op sociale media, waar ze zich erg druk maakt over vechtpartijtjes in het tentenkamp en jongens die ruiten ingooien. Omdat ik wel wist welke kant het gesprek op zou gaan, had ik een brief meegenomen van een vluchteling. Moriba, een jongen die vanwege oorlog uit Mali was gekomen. Gericht aan alle Spanjaarden. Die wilde ze wel lezen.’
‘En dan zie je dat het veel uitmaakt of je iemands persoonlijke verhaal een beetje kent. Als je je verdiept in de verhalen van vluchtelingen, dan kun je ook bijna niet anders dan ze accepteren, toch? Wij Spanjaarden zijn geen racisten, zei Sara, we willen gewoon dat die mensen ergens anders worden opgevangen, en dat willen ze zelf ook. Ze wilde me graag laten zien dat zij het zelf ook niet makkelijk had, in haar wijk. Ik stelde haar voor een brief terug te schrijven aan Moriba, en dat deed ze. Daarin benadrukte ze dat ze niets tegen bruine mensen had, ze hield juist van ze. "Ik wil dat je weet dat we niet allemaal racisten zijn. Ik ben dat in ieder geval niet." En ze schreef dat ze hem als vriendin met open armen zou ontvangen. Hij was erg blij met die brief.’
‘Het is gewoon een lief mens, met haar hart op de tong. En is ze nou een racist? Ik vond dat verwarrend. “Bruine mensen” vond ze allemaal lief, maar Marokkanen en Algerijnen, die hebben volgens haar slechte intenties, daar moet ze niks van hebben. Ik ben zelf opgegroeid in een wijk vol Marokkanen, dus ik weet dat het echt onzin is wat ze zegt.’
Brieven aan de rest van Spanje: Canarische eilanden
kijk nu op NPO Start
Op de Canarische Eilanden voltrekt zich ten tijde van de pandemie een humanitaire crisis. Er komen duizenden bootvluchtelingen aan op de eilanden, die daar niet op ingericht zijn. Of is er toch wel ruimte nu er bijna geen toeristen zijn? Stef Biemans bezoekt een viersterrenhotel waar Afrikaanse vluchtelingen een nieuw onderkomen hebben gevonden.